ECLI:NL:RBDHA:2022:4218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in Duitsland is overgedragen, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 16 maart 2022, hield in dat de asielaanvraag van de verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, maar is samen met zijn gemachtigde niet verschenen op de zitting. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op dezelfde dag ter zitting behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter overwoog dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak van vandaag, in een andere zaak met nummer NL22.4799, reeds een beslissing op het beroep bevatte. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.