In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende, had op 3 januari 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser stelde dat hij bedreigd en mishandeld was door een organisatie omdat hij weigerde zich bij hen aan te sluiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat verweerder niet had aangetoond dat eiser in staat was om gehoord te worden zonder een FMMU-advies. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van dit advies een schending van de zorgvuldigheidseisen met zich meebracht. Eiser had recht op een beoordeling door de FMMU, en het feit dat hij zelf aangaf dat hij in staat was om gehoord te worden, sluit niet uit dat er medische beperkingen waren die zijn vermogen om coherent te verklaren beïnvloedden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat eiser door de FMMU gezien moet worden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.