ECLI:NL:RBDHA:2022:4215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL22.477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. van Boven - Hartogh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag afgewezen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit hebbende, had op 3 januari 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser stelde dat hij bedreigd en mishandeld was door een organisatie omdat hij weigerde zich bij hen aan te sluiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat verweerder niet had aangetoond dat eiser in staat was om gehoord te worden zonder een FMMU-advies. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van dit advies een schending van de zorgvuldigheidseisen met zich meebracht. Eiser had recht op een beoordeling door de FMMU, en het feit dat hij zelf aangaf dat hij in staat was om gehoord te worden, sluit niet uit dat er medische beperkingen waren die zijn vermogen om coherent te verklaren beïnvloedden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat eiser door de FMMU gezien moet worden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 15 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 en de Somalische nationaliteit te bezitten. Op 3 januari 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij is bedreigd en mishandeld door [naam organisatie], omdat hij weigerde zich bij hen aan te sluiten. Daarnaast is eiser bedreigd door zijn neef, die is aangesloten bij [naam organisatie]. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiser gedood te worden door leden van [naam organisatie].
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element ‘Poging tot rekrutering, bedreiging en mishandeling door [naam organisatie]’ is door verweerder ongeloofwaardig geacht, omdat hij meerdere tegenstrijdige en inconsistente verklaringen heeft afgelegd.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte voorafgaand aan het nader gehoor geen FMMU [2] -advies heeft aangeboden, terwijl hij dit uit zorgvuldigheidsoverwegingen wel had moeten doen. Het feit dat eiser tijdens het nader gehoor heeft aangegeven dat hij in staat was om gehoord te worden en dat hij gehoord kon worden zonder FMMU-onderzoek, is feitelijk juist. Dat sluit echter niet uit de mogelijkheid van een medische beperking van eisers vermogen om coherent en consistent te verklaren. Eiser heeft op grond van het Vreemdelingenbesluit 2000 recht op een beoordeling door de FMMU. Ook is door verweerder te weinig rekening gehouden met het referentiekader van eiser. Daarnaast stelt eiser dat het tweede relevante element ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden. Verweerder heeft verder ten onrechte het asielrelaas van eiser niet getoetst aan nauwkeurige en actuele bronnen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De FMMU onderzoekt in opdracht van verweerder of de vreemdeling gehoord kan worden en of er beperkingen zijn ten aanzien van het horen en beslissen, meer specifiek of er medische problemen zijn die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie van de verklaringen die tijdens een gehoor zijn afgelegd.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij niet betwist dat eiser niet is gezien door de FMMU voorafgaand aan het nader gehoor. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat eiser niet in zijn belangen is geschaad door het ontbreken van het FMMU-advies. De reden daarvoor is dat uit het rapport nader gehoor volgt dat tijdens het nader gehoor voldoende rekening is gehouden met eiser en zijn achtergrond. Op de vraag of eiser zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om het gehoor op dat moment te laten plaatsvinden en of er iets anders was waar rekening gehouden mee moest worden, heeft eiser immers geantwoord dat hij wil pauzeren om te bidden. Verder zijn tijdens het nader gehoor regelmatig pauzes gehouden. Daarnaast blijkt uit het verslag dat eiser alles heeft begrepen en hij de tolk goed kon begrijpen en verstaan. Bovendien is voorafgaand aan het nader gehoor telefonisch contact geweest met de toenmalige gemachtigde van eiser, waarbij de gemachtigde toestemming heeft gegeven voor het laten doorgaan van het nader gehoor. Ter onderbouwing heeft verweerder een telefoonnotitie overgelegd. Verweerder volgt verder niet dat een FMMU-advies ook nodig is, omdat eiser vlak voor zijn vertrek veel heeft meegemaakt, waardoor hij de gebeurtenissen niet kan herinneren en erg veel moeite heeft om de gebeurtenissen op een rij te zetten. Dit blijkt immers niet uit het nader gehoor en de correcties en aanvullingen. Verder heeft eiser niet aangegeven welke verklaringen anders zouden zijn geweest als hij wel door de FMMU was gezien. Verweerder is van mening dat de tegenstrijdige verklaringen van eiser niet door een FMMU-onderzoek verklaard kunnen worden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich zonder een FMMU-advies niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser geen belemmeringen heeft ondervonden bij het afleggen van zijn verklaringen tijdens het nader gehoor en dat hij niet in zijn belangen is geschaad. Voordat verweerder een asielzoeker hoort, moet hij immers weten of een vreemdeling in staat is om gehoord te worden en of er mogelijk beperkingen zijn ten aanzien van het horen en beslissen. Eiser is gehoord zonder dat hij door de FMMU is gezien en verweerder meent nu achteraf aan de hand van het gehoor te kunnen beoordelen of eiser in staat was om gehoord te worden. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat het feit dat hij zelf heeft aangegeven dat hij in staat was om gehoord te worden zonder FMMU-onderzoek, de mogelijkheid van een medische beperking van zijn vermogen om coherent en consistent te verklaren niet uitsluit. Van eiser mag niet worden verwacht dat hij inzicht heeft in zijn eigen vermogen om coherent en consistent te verklaren en ook niet dat hij in staat is dat naar voren te brengen. De vraag of vanwege medische problemen beperkingen bestaan om gehoord te worden vergt een medische beoordeling die eiser, maar ook een gemachtigde en verweerder niet kunnen maken. Dat de toenmalige gemachtigde van eiser volgens de door verweerder overgelegde telefoonnotitie van 1 april 2021 17 minuten voor het begin van het gehoor telefonisch zou hebben gezegd dat het gehoor door mag gaan als eiser akkoord gaat, kan dus niet afdoen aan deze medische beoordeling. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat een schriftelijke bevestiging van deze toestemming in het dossier ontbreekt.
7. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom van hem niet gevergd kon worden eiser voorafgaand aan het nader gehoor alsnog in de gelegenheid te stellen door de FMMU te worden gezien. Verweerder heeft de verklaringen die eiser heeft afgelegd dan ook niet aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen. Het bestreden besluit is in zoverre dan ook niet zorgvuldig tot stand gekomen.
8. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen
wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van de andere gronden van beroep. Verweerder zal eiser alsnog in de gelegenheid moeten stellen te worden gezien door FMMU om te kunnen beoordelen of eiser in staat is te worden gehoord en of sprake is van beperkingen voor het horen. Met inachtneming daarvan zal verweerder een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser moeten nemen.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.518 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven - Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.