ECLI:NL:RBDHA:2022:4214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL21.14343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom in het bestuursrecht

In deze zaak heeft eiseres op 8 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 7 maart 2022 alsnog inwilligend beslist op de aanvraag van eiseres, maar heeft daarbij vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Aangezien de aanvraag van eiseres is ingewilligd, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Voor het verzoek om bestuurlijke dwangsom overweegt de rechtbank dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor verweerder geen bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover gericht tegen het dwangsombesluit. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier M.Ch. Grazell, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 8 september 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft bij besluit van 7 maart 2022 alsnog inwilligend beslist op de aanvraag van eiseres. Verweerder heeft bij wijze van nevenbeschikking daarbij vastgesteld dat hij aan eiseres geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd (het dwangsombesluit).
Eiseres heeft bij schrijven van 8 maart 2022 gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting

Overwegingen

1. In artikel 6:2 van de Awb wordt voor de mogelijkheid van bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dat laatste is hier het geval.
2. Met de inwilliging van de aanvraag heeft eiseres bereikt wat zij beoogde en hoeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer te worden beoordeeld. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
3. Voor zover eiseres bij digitaal bericht van 8 maart 2022 heeft verzocht om te bepalen dat verweerder aan haar de maximale bestuurlijke dwangsom is verschuldigd, overweegt de rechtbank als volgt.
4. Ingevolge artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (verder: de Tijdelijke wet) zijn onder meer de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op grond van artikel 3 van de Tijdelijke wet blijft artikel 1 buiten toepassing indien verweerder vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb heeft ontvangen.
5. Eiseres heeft op 29 december 2020 en dus na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet een asielaanvraag ingediend, zodat artikel 1 van de Tijdelijke wet van toepassing is. Nu daarin is bepaald dat artikel 4:17 van de Awb niet van toepassing is, heeft verweerder geen bestuurlijke dwangsommen verbeurd. Het beroep is dan ook ongegrond, voor zover gericht tegen het dwangsombesluit.
6. Vaststaat dat verweerder niet binnen de hiervoor gestelde termijn op de aanvraag van eiseres heeft beslist. Gelet hierop veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van
een besluit op de asielaanvraag;
- verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen het dwangsombesluit van 7 maart
2022;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
(driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.