ECLI:NL:RBDHA:2022:4199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verstrekking Nederlands paspoort wegens niet vastgestelde identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in het Verenigd Koninkrijk, en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen omdat de identiteit van de eiser niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de procedure gevolgd waarbij de eiser in beroep ging tegen het besluit van de minister, dat op 17 december 2020 het bezwaar van de eiser ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet de benodigde documenten heeft overgelegd om zijn identiteit aan te tonen, en dat eerdere verklaringen van de eiser over zijn geboortedatum inconsistent zijn. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geweigerd om het paspoort te verstrekken, aangezien alleen Nederlanders recht hebben op een Nederlands paspoort en de identiteit van de aanvrager moet vaststaan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1747

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk, eiser

(gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. L.H.T Geuzendam).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een Nederlands paspoort (de aanvraag) niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 17 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en ten aanzien van enkele stukken met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van die stukken kennis mag nemen. De rechtbank heeft beslist dat beperkte kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd is. Eiser heeft toestemming verleend om mede op basis van deze stukken uitspraak te doen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2022 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd aan eiser een Nederlands paspoort te verstrekken omdat zijn identiteit niet kan worden vastgesteld.
Wat vinden eiser en verweerder?
2.1.
Eiser stelt dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte als een eerste aanvraag heeft behandeld. Eiser vraagt verlenging van zijn paspoort. Daarvoor gelden minder strenge eisen. Onder verwijzing naar de checklist, opgenomen op de website Nederland Wereldwijd, stelt eiser dat voor het verlengen van een paspoort is vereist dat het oude paspoort wordt overgelegd en een bewijs van non-acquisition of British citizenship omdat de geldigheidsduur van het oude paspoort langer dan twee jaar is verlopen. Eiser heeft bewijzen overgelegd van zijn pensioen, een verklaring van de Earls Court Family Support Group met een foto en een Freedom Pass van Londen Councils met een pasfoto. Eiser stelt dat hij daarmee aangetoond dat hij rechtmatig in het Verenigd Koninkrijk verblijft en aan alle vereisten heeft voldaan.
Verder stelt eiser dat hij op advies van kennissen op de hoorzitting in bezwaar heeft verklaard dat zijn geboortedatum wel [geboortedag 1] 1959 is. Dit omdat hij bij de eerdere vernieuwingsaanvragen wel zijn correcte geboortedatum opgegeven, namelijk [geboortedag 2] 1935. Eiser heeft veel last van stress en depressie als gevolg van de problemen met zijn paspoortvernieuwing. Hij weet niet meer precies wanneer hij het gehoor in het kader van zijn asielaanvraag heeft gehad waarin hij heeft gezegd dat hij 59 jaar oud was. Eiser herinnert het zich zo en het is lastig voor hem na te gaan waarom dit destijds niet is gecorrigeerd. Eiser blijft zijn stelling dat de tolk destijds aan de ambtenaar verkeerde informatie heeft doorgegeven.
Verweerder is ten onrechte niet nagegaan bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst destijds al vingerafdrukken werden afgenomen bij indiening van een asielaanvraag. Dit is relevant omdat daaruit kan blijken dat eiser dezelfde persoon is als degene die in 1992 de asielaanvraag heeft gedaan. Voorts is onduidelijk of de opgeslagen vingerafdruk op het eerste paspoort nog vergeleken zou kunnen worden met de vingerafdruk van eiser. Dat kan dan gebruikt worden om zijn identiteit vast te stellen.
2.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en blijft bij zijn standpunt dat eisers identiteit niet kan worden vastgesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
Verweerder stelt terecht dat alleen Nederlanders recht hebben op een Nederlands paspoort en dat het dus noodzakelijk is dat de identiteit van de aanvrager van een paspoort vaststaat. Alleen als de identiteit van de aanvragen vaststaat kan worden vastgesteld dat hij Nederlander is. De identiteit dient daarom niet alleen bij een eerste paspoortaanvraag vast te staan, maar ook bij een tweede en verdere aanvragen. Overigens heeft eiser, anders dan hij stelt, ook niet voldaan aan de checklist. Hij heeft bij zijn aanvraag niet zijn oude paspoort, dat op 16 december 2003 is verlopen overgelegd, maar een kopie daarvan.
3.2.
Verweerder stelt terecht dat eisers identiteit niet kan worden vastgesteld.
Eiser heeft in het kader van deze paspoortaanvraag gesteld dat hij de heer [eiser] , geboren op [geboortedag 1] 1959 in [geboorteplaats] , Somalië, is, zoals is vermeld in het oude paspoort.
Bij eerdere, niet ingewilligde, aanvragen in 2003, 2011, 2012, 2014 en 2016 heeft eiser echter gesteld dat hij is geboren op [geboortedag 2] 1935.
In zijn schriftelijke reactie na de hoorzitting in bezwaar volhardt eiser in zijn standpunt dat hij de heer [eiser] , geboren op [geboortedag 1] 1959 in [geboorteplaats] , is die in Nederland in 1998 is genaturaliseerd, maar dat zijn daadwerkelijke geboortedatum [geboortedag 2] 1935 is.
Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De door eiser overgelegde stukken zijn geen door een bevoegde autoriteit afgegeven (reis)documenten, op basis waarvan de identiteit kan worden vastgesteld.
3.3.
Verder zou, als eiser inderdaad tijdens zijn asielprocedure zou hebben verklaard dat hij 59 jaar oud was, dit betekenen dat zijn geboortejaar 1933 of 1934 zou zijn en niet ( [geboortedag 2] ) 1935.
Bovendien is het niet aannemelijk dat, indien eiser zou hebben aangegeven
59 jaar te zijn, dit geleid zou hebben tot noteren van de concrete geboortedatum
[geboortedag 1] 1959. Het had in dat geval immers voor de hand gelegen dat er in dat geval als geboortedatum xx-xx-1959 zou zijn genoteerd.
Verder blijkt niet dat eiser heeft geprobeerd de vermelding van zijn geboortedatum als [geboortedag 1] 1959, voor of bij zijn naturalisatie te laten corrigeren.
Ook heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat, indien eiser gevolgd zou worden in zijn stelling dat hij geboren zou zijn op [geboortedag 2] 1935 en dat dit destijds verkeerd genoteerd, dit betekent dat ook een aantal van de andere verklaringen afgelegd ten tijde van de asielprocedure niet correct kunnen zijn. De geboortedata van zijn ouders kunnen dan niet juist zijn evenals de periode waarin hij op de lagere school zou hebben gezeten. De ouders zouden dan bij zijn geboorte zes respectievelijk drie jaar oud zijn geweest en eiser zou bijna dertig jaar zijn geweest toen hij op de lagere school zat.
Verder zijn bij de hoorzitting in bezwaar aan eiser identificerende vragen gesteld. Zo is aan hem de vraag gesteld of hij is gehuwd (geweest), met wie hij is gehuwd (geweest) en of hij kinderen heeft. Eiser heeft verklaard getrouwd te zijn geweest met wijlen mevrouw [A] en geen kinderen te hebben. Het rapport van nader gehoor maakt echter geen melding van een huwelijk met mevrouw [A]
Hasni, maar wel van twee andere huwelijken alsmede van vier kinderen, geboren uit het tweede huwelijk. De huidige verklaringen van eiser wijken dus af van de verklaringen die destijds zijn afgelegd ten tijde van de asielprocedure.
De angst en stress die eiser ervoer verklaart onvoldoende dat hij deze wisselende verklaringen omtrent essentiële gebeurtenissen in zijn leven heeft afgelegd.
3.5.
Daargelaten of een vergelijkend onderzoek naar vingerafdrukken van eiser mogelijk zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat daarmee, gelet op de wisselende verklaringen van eiser, zijn identiteit niet zou komen vast te staan. Bovendien rust op verweerder geen verplichting in het kader van het vaststellen van de identiteit een vingerafdrukvergelijking te laten uitvoeren, maar ligt het op de weg van eiser met documenten zij identiteit aan te tonen. Hij is daarin niet geslaagd.
3.6.
Het beroep is ongegrond
3.7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.