ECLI:NL:RBDHA:2022:4182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
NL22.3694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel van een Indiase vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Indiase vreemdeling. De eiser, geboren in 2001 en afkomstig uit India, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser problemen ondervond door schulden van zijn ouders en bedreigingen van derden, maar heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat India in zijn algemeenheid of voor de eiser persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft verweerder gevolgd in zijn standpunt dat de situatie in India niet zodanig is verslechterd dat het land niet langer als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt die bescherming zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

ProcesverloopBij besluit van 3 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.3695, op 12 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is mevrouw Bhawany als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2001 en heeft de Indiase nationaliteit. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat zijn ouders geld hebben geleend van diverse personen voor zijn studie, de medische kosten van zijn broer en voor zijn vertrek uit India. De schuldeisers zijn regelmatig langsgekomen en hebben eiser, zijn vader en zijn moeder mishandeld en bedreigd. Ook is eiser bedreigd door de vader van zijn vriendin. Aangezien eiser afkomstig is uit een lagere kaste, wil de vader niet dat zijn dochter met eiser trouwt. De vader heeft mensen op eiser afgestuurd om hem te vermoorden.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst en over de problemen vanwege de schulden van zijn ouders heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft echter ongeloofwaardig gevonden dat eiser problemen heeft gehad vanwege zijn relatie.
India kan bovendien beschouwd worden als een veilig land van herkomst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, India ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Daartoe stelt verweerder dat niet is gebleken dat eiser tegen zijn problemen niet de bescherming zou kunnen inroepen en/of verkrijgen van de Indiase autoriteiten. Verweerder volgt namelijk niet dat eiser geen bescherming kan vragen omdat hij dan in de gevangenis terecht zal komen. Volgens verweerder kan eiser dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar India een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat India kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 maart 2022, waarin de rechtbank het beroep om die reden gegrond heeft verklaard. [4] Verder verwijst eiser naar vergelijkbare zaken, waarin het beroep gegrond is verklaard of de besluiten zijn ingetrokken, en doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte afgezien van een medisch onderzoek. Ook om deze reden is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd. Eiser wijst erop dat hij moeite heeft met het afleggen van verklaringen op de wijze die verweerder van hem verwacht en dat van hem niet verlangd kan worden dat hij tijdens het gehoor aangeeft dat hij moeite heeft om volledige en coherente verklaringen af te leggen dan wel dat dit voor hem helemaal niet mogelijk is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
India als veilig land van herkomst
4. Verweerder heeft India in 2016 aangemerkt als een veilig land van herkomst. [5] Op 14 december 2021 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. Uit deze herbeoordeling volgt dat de aanwijzing van India als veilig land van herkomst wordt voortgezet, met uitzondering van de ‘union territory’ Jammu en Kashmir en met uitzondering van religieuze minderheden, zoals moslims en christenen, alsmede Dalit-vrouwen en -meisjes en journalisten. Verder geldt verhoogde aandacht voor personen die zich kritisch toonden over de overheid en het overheidsbeleid en als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden, waaronder bijvoorbeeld mensenrechtenactivisten, academici en demonstranten. [6]
4.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder in 2021 heeft geconcludeerd dat de situatie in India achteruit is gegaan maar dat het niveau waarop bescherming wordt geboden tegen vervolging in algemene zin nog voldoende hoog is om de aanwijzing van India als veilig land voort te zetten. [7] In het bestreden besluit heeft verweerder erkend dat bepaalde zaken achteruit zijn gegaan. Echter, dat betekent volgens verweerder niet dat heel India onveilig is. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat niet elke achteruitgang in een land maakt dat het land niet langer als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Het moet gaan om een zodanige verslechtering dat niet langer geconcludeerd kan worden dat in het algemeen gezien en op duurzame wijze geen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM plaatsvindt. Dat sprake is van een zodanige verslechtering dat de aanwijzing van India als veilig land van herkomst moet worden opgeschort, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Hoewel eiser in beroep stelt dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat India kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst, heeft hij dit niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met rapporten over de algemene situatie in India. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Haarlem van 3 maart 2022 vindt de rechtbank hiertoe op zichzelf niet voldoende. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verweerder India als veilig land van herkomst heeft kunnen aanwijzen.
4.2.
De omstandigheid dat verweerder in zaken van andere Indiase vreemdelingen het in beroep voorliggende besluit heeft ingetrokken of niet in hoger beroep is gegaan tegen de gegrondverklaring van het beroep, betekent nog niet dat niet langer uitgegaan kan worden van de aanwijzing van India als veilig land van herkomst. Dit kan immers, zoals verweerder ter zitting heeft betoogd, zijn ingegeven door de feiten en omstandigheden in de individuele zaak of omdat verweerder het niet opportuun vindt om hoger beroep in te stellen tegen een door de rechtbank geconstateerd motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Nu de rechtbank niet beschikt over de specifieke feiten en omstandigheden van de andere zaken, kan niet geconcludeerd worden dat sprake is van gelijke gevallen die gelijk moeten worden behandeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt om die reden niet.
4.3.
Nu India is aangemerkt als een veilig land van herkomst en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt [8] , mag er in zijn algemeenheid vanuit worden gegaan dat eiser in India niet te vrezen heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn specifieke geval anders ligt en dat hij tegen de problemen vanwege de schulden van zijn ouders niet de hulp van de Indiase autoriteiten kan inroepen of verkrijgen.
Afzien van het aanbieden van een medisch onderzoek
5. Aan de vreemdeling die afkomstig is uit een veilig land van herkomst wordt geen medisch onderzoek aangeboden. [9] Nu eiser afkomstig is uit India, heeft verweerder van het aanbieden van een medisch onderzoek kunnen afzien. Verweerder heeft zich bovendien op het standpunt kunnen stellen dat er bij eiser ook geen aanleiding was om toch een medisch onderzoek af te nemen. Bij de indiening van zijn asielaanvraag heeft eiser bij de Koninklijke Marechaussee verklaard gezond te zijn en geen medicijnen te gebruiken. Ook heeft eiser aan het begin van het gehoor veilig land van herkomst aangegeven dat hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om gehoord te worden en dat er geen bijzonderheden zijn waarmee de gehoormedewerker rekening moet houden. Tot slot heeft eiser ook geen correcties en aanvullingen op het verslag van het gehoor ingediend, waaruit naar voren komt dat hij niet of niet voldoende coherent heeft kunnen verklaren.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
5.Kamerstukken II 2015-2016, 19637 nr. 2123, van 9 februari 2016.
6.Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 14 december 2021, Kamerstukken II 2021-2022, 19637 nr. 2807.
7.Zie de bijlage ‘Landeninformatie – India’ bij de brief van 14 december 2021.
8.Eiser is een Tamil Hindoe uit Tamil Nadu.
9.Dit is neergelegd in artikel 3.109ca, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 3.109, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.