ECLI:NL:RBDHA:2022:4182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel van een Indiase vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Indiase vreemdeling. De eiser, geboren in 2001 en afkomstig uit India, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser problemen ondervond door schulden van zijn ouders en bedreigingen van derden, maar heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat India in zijn algemeenheid of voor de eiser persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft verweerder gevolgd in zijn standpunt dat de situatie in India niet zodanig is verslechterd dat het land niet langer als veilig kan worden beschouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt die bescherming zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.