ECLI:NL:RBDHA:2022:4178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
NL22.3959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanees op basis van ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanees die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. De eiser, geboren in 1983, stelde dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn vermeende homoseksualiteit, wat door de staatssecretaris als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en dat hij niet tijdig correcties en aanvullingen op zijn gehoor had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen, aangezien Ghana als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank wees het beroep van de eiser af en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris, inclusief het inreisverbod. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om tijdig en consistent bewijs te leveren ter ondersteuning van hun claims.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3959

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

ProcesverloopBij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.3960, op 12 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is S. Breukel als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1983 en heeft de Ghanese nationaliteit. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij erg goed bevriend was met een homoseksuele man genaamd [A] en dat hij vaak met hem optrok. Familieleden van eiser zijn achter de vriendschap gekomen en hebben eiser er vervolgens van beschuldigd zelf homoseksueel te zijn. Eiser is bedreigd en mishandeld door familieleden. Dit heeft ertoe geleid dat hij Ghana heeft verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig gevonden dat eiser wordt toegedicht homoseksueel te zijn en als gevolg hiervan problemen heeft ondervonden.
Ghana kan bovendien beschouwd worden als een veilig land van herkomst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, Ghana ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Volgens verweerder kan eiser niet worden aangemerkt als vluchteling [3] en heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt bij terugkeer naar Ghana een reëel risico op ernstige schade te lopen.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder tegen de gemaakte afspraken in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet heeft afgewacht alvorens te beslissen. Daarom zijn de correcties en aanvullingen ten onrechte niet in de besluitvorming betrokken. Eiser betoogt dat hij wel geloofwaardig heeft verklaard en dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Verweerder had hem overeenkomstig de WI 2014/10 al tijdens het gehoor met deze tegenstrijdigheden moeten confronteren. Verweerder heeft ook onvoldoende rekening gehouden met de achtergrond van eiser zoals is neergelegd in de WI 2019/17. Aangezien het gaat over de ontdekking van de seksuele geaardheid van een ander en hierbij ook persoonlijke gevoelens spelen, had verweerder deze werkinstructie ook hier moeten toepassen. Tot slot meent eiser dat verweerder de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en een inreisverbod heeft opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Correcties en aanvullingen op het nader gehoor
4. De rechtbank stelt vast dat eiser tot uiterlijk 22 februari 2022 de gelegenheid had om correcties en aanvullingen in te dienen maar dat eiser binnen deze termijn geen correcties en aanvullingen heeft ingediend. [4] In tegenstelling tot wat eiser stelt, heeft hij de correcties en aanvullingen ook niet tegelijk met de zienswijze ingediend. Uit de faxbevestigingen volgt namelijk dat de zienswijze op 2 maart 2022 om 08.33 uur is ingediend, terwijl de correcties en aanvullingen eerst om 11.51 uur zijn ingediend. Op het moment van het nemen van het bestreden besluit heeft verweerder er redelijkerwijs vanuit kunnen gaan dat er geen correcties en aanvullingen meer zouden volgen. Daarbij is van belang dat eiser in zijn zienswijze niet heeft aangekondigd dat hij nog correcties en aanvullingen zou indienen en dat er enige tijd overheen gaat voordat een stuk administratief is verwerkt en bekend is bij de beslismedewerker. Dat de correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet zijn meegenomen in de besluitvorming komt, gelet op de late indiening daarvan, voor rekening en risico van eiser. Hoewel eiser ter zitting heeft gesteld dat hij de correcties en aanvullingen niet eerder kon indienen vanwege faxproblemen op het kantoor van zijn gemachtigde, heeft hij dit niet met stukken onderbouwd. Gelet hierop is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte aan zijn correcties en aanvullingen voorbij is gegaan.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser wordt toegedicht homoseksueel te zijn en als gevolg hiervan problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft in de beoordeling kunnen betrekken dat eiser op diverse punten tegenstrijdig heeft verklaard. Allereerst heeft eiser inconsistent verklaard over zijn vriendschap met [A] en [B] . Enerzijds heeft eiser verklaard dat de vriendschap met [A] en [B] in 2000 is ontstaan. Anderzijds heeft eiser verklaard dat hij [B] pas in 2019 heeft leren kennen. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn gevoelens op het moment dat [A] hem vertelde dat hij homoseksueel is. Zo heeft eiser eerst verklaard dat het hem niet verbaasde dat [A] homoseksueel was, terwijl hij later heeft verklaard dat hij gechoqueerd was dat [A] homoseksueel was. De verklaring van eiser in zijn zienswijze dat hij niet verbaasd was omdat hij wist dat homoseksualiteit (in andere landen) voorkomt, doet er niet aan af dat hij inconsistent antwoordt op de vraag naar zijn reactie op het moment dat [A] hem vertelde dat hij op mannen valt. Tot slot heeft eiser ook tegenstrijdig verklaard over het aantal keer dat hij aangifte bij de politie heeft gedaan, namelijk of dat één of twee keer was.
5.1.
Bij het afnemen van het nader gehoor dient verweerder eiser in de gelegenheid te stellen om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke elementen aan te voeren. Dit houdt onder meer in dat eiser de gelegenheid krijgt om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. [5] Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de gehoormedewerker eiser op verschillende momenten heeft geconfronteerd met tegenstrijdigheden of inconsistenties in zijn verklaringen en ook bij eiser om verduidelijking of opheldering heeft gevraagd als iets niet duidelijk was. [6] De omstandigheid dat eiser niet met elke tegenstrijdigheid die hem in de besluitvorming is tegengeworpen, al in het nader gehoor is geconfronteerd, maakt op zichzelf nog niet dat verweerder geen zorgvuldig besluit heeft genomen. Daarbij is van belang dat eiser de gelegenheid heeft gehad om correcties en aanvullingen op het gehoor en een zienswijze in te dienen, waarin hij op de geconstateerde tegenstrijdigheden heeft kunnen reageren. Nu eiser deze gelegenheid heeft gehad en in beroep niet nader heeft gemotiveerd wat hij naar voren had willen brengen anders dan wat hij al heeft ingebracht, ziet de rechtbank niet in dat eiser in zijn belangen is geschaad omdat hij niet met elke tegenstrijdigheid meteen in zijn gehoor is geconfronteerd.
5.2.
Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij op diverse punten summier en oppervlakkig heeft verklaard. Zo heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij meer gedetailleerd had kunnen verklaren wat het nieuws dat [A] homoseksueel was met hem deed en wat hij met [A] heeft besproken. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser is opgegroeid in een homofobe omgeving, dat zijn religie afwijzend tegenover homoseksualiteit staat en dat eiser [A] al jaren kende. Verder heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser heeft verklaard dat [A] ervoor gekozen heeft om homoseksueel te zijn maar dat eiser met deze keuze op zichzelf geen moeite heeft. Van eiser heeft verweerder redelijkerwijs meer concrete uitleg op dit punt mogen verwachten. Tot slot heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser een jarenlange vriendschap met [A] heeft gehad maar dat [A] op het moment dat eiser hem vertelt naar het buitenland te vertrekken niet meer doet of zegt dan hem sterkte wensen. Gelet de intensiteit van de vriendschap waarover eiser heeft verklaard, zou verwacht worden dat [A] en eiser uitgebreider over het vertrek van eiser zouden hebben gepraat.
5.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder zijn asielaanvraag overeenkomstig de WI 2019/17 had moeten beoordelen. Deze werkinstructie gaat immers over het onderzoek dat verweerder doet naar de geloofwaardigheid in zaken waarin een LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. In het geval van eiser is dit niet aan de orde. Eiser heeft niet aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij LHBTI is, waardoor er geen onderzoek naar zijn seksuele geaardheid verricht hoeft te worden.
Afwijzing als kennelijk ongegrond
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [7] In het algemeen mag verweerder er daarom vanuit gaan dat eiser in Ghana niet te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Ghana ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land kan worden beschouwd. De omstandigheid dat Ghana mogelijk niet altijd te gelden heeft als een veilig land van herkomst voor LHBTI is hiertoe onvoldoende [8] , nu eiser geen LHBTI is en eiser, gelet op het voorgaande, ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als LHBTI beschouwd wordt.
Inreisverbod
7. Aangezien verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, heeft verweerder de geldende vertrektermijn van vier weken kunnen verkorten en kunnen bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. [9] Dit betekent dat verweerder ook een inreisverbod van ten hoogste twee jaren tegen eiser heeft mogen uitvaardigen. [10] Het is vervolgens aan eiser om bijzondere individuele omstandigheden aan te voeren. Tegen de oplegging van het inreisverbod heeft eiser geen specifieke omstandigheden naar voren gebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder een inreisverbod van twee jaar heeft kunnen opleggen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en e, van de Vw 2000.
3.In de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
4.Deze termijn volgt uit de brief van 17 februari 2022 die eiser in beroep heeft overgelegd.
5.Dit is neergelegd in artikel 3.113, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Zie onder meer de pagina’s 8, 10, 14, 19, 20, 21, 22 en 25 van het verslag van het nader gehoor.
7.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
8.Er is verhoogde aandacht voor de mogelijkheid dat Ghana niet als veilig land van herkomst heeft te gelden als het gaat om LHBTI.
9.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
10.Dit is neergelegd in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, en het vierde lid van de Vw 2000 in samenhang met artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.