ECLI:NL:RBDHA:2022:4156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1738
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bindingspremie luchtverkeersleider op basis van niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een luchtverkeersleider, eiser, en de commandant Luchtstrijdkrachten, verweerder, over de weigering van een bindingspremie. Eiser had verzocht om een bindingspremie voor de periode van 2019 tot 2023, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de nota voor de toekenning van de premie. Eiser was niet in het bezit van een vliegbrevet en was niet volledig inzetbaar als militair, wat volgens verweerder essentiële voorwaarden zijn voor het verkrijgen van de bindingspremie.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn tijdelijke gebrek aan een vliegbrevet te wijten was aan een tekort aan begeleiders en mentoren, waardoor hij zijn opleiding niet tijdig kon afronden. Hij stelde dat hij dezelfde werkzaamheden verrichtte als zijn collega’s die wel een vliegbrevet hadden en dat hij voldoende inzetbaar was. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de bindingspremie. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de aanvraag voor de premie een discretionaire bevoegdheid van verweerder is en dat de rechtbank terughoudend moet toetsen of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

De rechtbank concludeerde dat verweerder binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling is gebleven en dat de weigering van de bindingspremie op goede gronden was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat deze uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. Koolmees),
en

de commandant Luchtstrijdkrachten, verweerder

(gemachtigde: mr.drs. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om in aanmerking te komen voor een bindingspremie afgewezen.
Bij besluit van 4 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 15 februari 2022 plaatsgevonden.
Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is luchtverkeersleider en heeft verzocht om aan hem een bindingspremie toe te kennen voor de periode 2019 tot 2023.
2. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden genoemd in de nota [1] om in aanmerking te komen voor een bindingspremie. De nota ziet op de toekenning van een bindingspremie voor de periode van 1 januari 2019 tot (uiterlijk) 1 januari 2023 of een gedeelte daarvan. Eiser voldoet niet aan de zogeheten ‘currency-eisen’ nu hij in deze periode niet in het bezit was van een vliegbrevet. Ook na september 2020 komt hij niet in aanmerking voor een bindingspremie omdat hij niet voldoet aan andere voorwaarden in de nota, onder meer omdat eiser niet uitzendbaar is.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat het enkele maanden niet current zijn kwam door personeelsgebrek: te weinig begeleiders, docenten en mentoren. Zo heeft eiser zijn opleiding moeten beëindigen vanwege een tekort aan mentoren. Het was dan ook niet mogelijk het benodigde brevet eerder te behalen. Eiser verricht dezelfde werkzaamheden als zijn collega’s bij de luchtverkeersleiding en vertoont dezelfde inzet als collega’s die wel over dit brevet beschikten. Hij is voldoende inzetbaar en behoort tot het gekwalificeerd luchtverkeersleidingspersoneel. Het feit dat eiser per augustus 2020 arbeidsongeschikt is verklaard laat onverlet dat hij de functie op correcte wijze kan uitoefen. Dit wordt ook erkend door zijn leidinggevende. Eiser heeft dan ook geen bijzondere rechtspositie die maakt dat hij anders behandeld moet worden dan zijn collega’s.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit berust op een discretionaire bevoegdheid van verweerder, wat met zich brengt dat de rechtbank een uit hoofde van die bevoegdheid genomen besluit terughoudend toetst. Beoordeeld moet worden of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen en daarbij niet heeft gehandeld in strijd met enige ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daaronder begrepen.
5. Met het door verweerder in dit kader gevoerde beleid, zoals neergelegd in de nota is verweerder binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling gebleven.
Verweerder heeft terecht als uitgangspunt genomen dat het toekennen van een bindingspremie een besluit is waaraan een individuele beschouwing ten grondslag ligt. Dit instrument wordt ingezet om een medewerker, die werkzaam is binnen een vastgestelde schaarse categorie, te stimuleren een aaneengesloten periode van zijn aanstelling daarvan deel uit te blijven maken omdat behoud van diegene voor Defensie van groot belang wordt geacht. Het individuele karakter van het instrument heeft tot gevolg dat per medewerker binnen de betreffende schaarse categorie wordt bezien in hoeverre diegene in aanmerking komt voor een bindingspremie.
6. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser niet voldoet aan alle voorwaarden uit de nota. Los van het tijdelijke probleem rond de currency-eisen is eiser niet volledig inzetbaar als militair. De rechtbank stelt vast dat dit een duidelijk genoemde voorwaarde in de nota is waaraan eiser niet voldoet. De vraag of eiser zijn werk net zo goed uitvoert als een collega die wel volledig inzetbaar is als militair, is voor deze vaststelling niet van belang. Verweerder heeft ter zitting erkend dat eerder wel aan eiser een bindingspremie is verleend terwijl hij toen ook niet volledig militair inzetbaar was. De reden daarvoor heeft verweerder niet kunnen achterhalen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder niet gehouden is een eenmaal gemaakte fout nogmaals te maken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de praktijk de bindingspremie toegekend wordt zonder acht te slaan op de voorwaarden uit de nota. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij collega’s kent die ook niet aan alle voorwaarden uit de nota voldoen, terwijl zij wel de bindingspremie krijgen. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling zonder onderbouwing, onvoldoende is voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel.
7. Verweerder heeft dan ook op goede gronden de gevraagde bindingspremie geweigerd. Zoals ter zitting aan de orde is geweest, betekent dit echter niet dat verweerder daarmee de inzet en kwaliteit van eiser en zijn werk minder waardeert dan dat van zijn collega’s, ook al is begrijpelijk dat eiser dit zo voelt.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
de griffier is niet in staat
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De Nota Aanvang Employee Experience Luchtverkeersleiders van 30 oktober 2018.