ECLI:NL:RBDHA:2022:4129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Libië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 1 maart 2022 werd genomen, verklaarde de aanvraag kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 31 maart 2022, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.M. Walls, en een tolk, A. Khabote, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. van Hoof. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL22.3417, behandeld, die relevant was voor de beslissing in deze zaak.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.