ECLI:NL:RBDHA:2022:4125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
NL22.5759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank stelt vast dat verweerder, de staatssecretaris, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat er in zijn geval sprake is van een reëel risico op schending van zijn rechten in Spanje. Eiser heeft weliswaar gewezen op tekortkomingen in de opvang in Spanje, maar de rechtbank concludeert dat deze tekortkomingen niet zodanig ernstig zijn dat overdracht aan Spanje onaanvaardbaar zou zijn.

De rechtbank wijst erop dat eiser geen asielaanvraag in Spanje heeft ingediend en dat hij geen persoonlijke ervaring heeft met de opvangvoorzieningen aldaar. Bovendien kan hij, indien hij geen opvang krijgt, klagen bij de Spaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht geen reden heeft gezien om af te wijken van de Dublinverordening en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.5759
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E.H.J. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 op zitting behandeld te Breda. Partijen zijn
met een voorafgaand bericht niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder mag, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, er in beginsel van uitgaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
2.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. Eiser stelt dat in Spanje sprake is van willekeurige detentie, hij geen toegang zal krijgen tot de asielprocedure en ook geen toegang zal hebben tot de asielopvang. Daartoe verwijst hij naar het AIDA1-rapport van 2019 en 2020. Uit de rapporten volgt weliswaar dat de toegang tot de opvang in Spanje tekortkomingen kent, maar niet is gebleken dat de problemen dermate structureel en ernstig zijn dat bij overdracht aan Spanje op voorhand moet worden geoordeeld dat sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest2 of artikel 3 van het EVRM.3 Evenmin is gesteld of gebleken dat de detentie van eiser in Spanje onrechtmatig was of dat Spanje zich niet houdt aan hun internationale verdragsverplichtingen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de door eiser aangehaalde rapporten blijkt dat de hoogste Spaanse rechter de regering in 2019 heeft veroordeeld wegens het ontzeggen van opvang aan terugkerende Dublinclaimanten. Volgens hetzelfde rapport heeft de regering als gevolg daarvan maatregelen genomen teneinde de toegang tot de opvang van deze groep asielzoekers te verzekeren. Bovendien heeft eiser geen asielaanvraag ingediend in Spanje, zodat hij geen persoonlijke ervaring heeft met de opvangvoorzieningen aldaar. In het geval eiser inderdaad geen opvang krijgt of asiel kan aanvragen in Spanje, kan hij daarover klagen bij de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat, dan wel dat klagen bij voorbaat zinloos is.
3.
Gezien het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de door eiser in beroep aangevoerde gronden terecht geen reden gezien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.4
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022 door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Asylum Information Database.
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4 Verordening (EU) nr. 604/2013.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.