7.3Daar komt bij dat verweerder niet, dan wel onvoldoende, de vluchtelingrechtelijke achtergrond van het vertrek van referent heeft betrokken in zijn beoordeling en daarom onvoldoende heeft meegewogen dat referent noodgedwongen van zijn zussen is gescheiden en dat deze situatie buiten zijn wil jarenlang heeft voortgeduurd.
Heeft de belangenafweging geresulteerd in een ‘fair balance’?
8. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt, nu verweerder heeft nagelaten de asielgerelateerde omstandigheden, de vluchtelingrechtelijke achtergrond van referent en de jarenlange voortdurende noodgedwongen scheiding tussen de zussen en referent bij de beoordeling te betrekken. Reeds om die reden heeft verweerder een onjuiste belangenafweging gemaakt, nu verweerder daarin niet alle belangen heeft betrokken.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in redelijkheid niet ten nadele van de zussen heeft kunnen betrekken dat [eiseres 1] voor haar zusjes zorgt en dat niet is gebleken dat het gezinsleven niet op deze wijze kan worden voortgezet. De rechtbank overweegt dat verweerder het genoemde standpunt niet aan referent en de zussen heeft voorgehouden, of hen in de voorbereiding van het bestreden besluit heeft gevraagd hoe hun gezinsleven eruit ziet. In de beroepsgronden en ter zitting heeft referent deze feitenweergave bovendien bestreden. Referent heeft ter zitting toegelicht dat hij vanaf 2007, toen zijn ouders overleden, de zorg heeft gehad voor zijn zussen. [eiseres 1] is in dienst gegaan vanaf het moment dat referent uit Eritrea vertrok. Zij heeft dus niet voor haar zusjes gezorgd in Eritrea. Referent heeft verder toegelicht dat [eiseres 1] op dit moment, nu de zussen in Ethiopië verblijven, niet in staat is om voor de anderen te zorgen, omdat zij mentaal kwetsbaar is. [eiseres 1] is daarom zelf afhankelijk van referent en was eerder afhankelijk van de non, die sinds het vertrek van referent toezicht hield op de zussen. Gelet op deze omstandigheden, die aansluiten bij hetgeen referent eerder heeft verklaard, onder andere tijdens de hoorzitting in bezwaar, en die verweerder niet heeft betwist, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de voorbereiding van het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de zussen gezamenlijk het gezinsleven kunnen voortzetten en dat dit in hun nadeel kan worden betrokken. Daarbij komt dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij het belang van [eiseres 3] om bij [eiseres 1] in Ethiopië het gezinsleven uit te oefenen, zwaarder acht dan het belang van [eiseres 3] om het gezinsleven uit te oefenen met referent in Nederland.
10. De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder in het kader van de belangenafweging in redelijkheid niet ten nadele van de zussen heeft kunnen betrekken dat zij zich geruime tijd zelfstandig staande hebben weten te houden. Los van de onder punt 9 genoemde constatering van de rechtbank dat verweerder de zussen of referent niet heeft bevraagd over de manier waarop zij zich al dan niet staande hebben weten te houden, heeft verweerder bij dit standpunt ten onrechte niet kenbaar betrokken dat het tijdsverloop in deze procedure voor een belangrijke mate aan verweerder is te wijten. Referent heeft de aanvraag ingediend binnen drie maanden nadat hij zelf in het bezit was gesteld van een asielstatus. Dat is inmiddels meer dan vijf jaar geleden. Ten tijde van de aanvraag waren zijn zussen respectievelijk 16, 14, en 11 jaar oud. Verweerder heeft vervolgens tweemaal een besluit genomen dat is vernietigd. Het bestreden besluit is al het derde besluit op het bezwaar en ook dit besluit komt, zoals hiervoor onder punt 8 is geoordeeld, voor vernietiging in aanmerking. Uit de besluitvorming blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verweerder rekening heeft gehouden met de reden van het tijdsverloop in deze procedure. Dat de zussen al lang gescheiden van referent leven is een niet aan hen te wijten omstandigheid die verweerder in redelijkheid niet in hun nadeel kan laten wegen.
11. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd dat [naam dochter] , de dochter van [eiseres 2] , alleen achter zou moeten blijven in Ethiopië of Eritrea, te meer nu verweerder ook dit standpunt niet aan referent en de zussen heeft voorgehouden. Gelet op de toelichting van referent ter zitting, dat er een aanvraag ingediend zal worden ten behoeve van [naam dochter] , heeft verweerder ook deze omstandigheid niet in redelijkheid in het nadeel van de zussen kunnen betrekken.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in de belangenafweging een te groot gewicht heeft gehecht aan het economisch belang van de Nederlandse Staat. Verweerder stelt in het bestreden besluit dat het niet verwijtbaar is dat referent niet beschikt over zelfstandige middelen van bestaan en dat dit niet ten nadele van de zussen mee zal wegen, maar betrekt wel in het nadeel van de zussen dat hun komst naar Nederland een zware belasting voor de openbare kas met zich meebrengt omdat zij een zelfstandig recht zullen hebben op het aanvragen van een uitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt van verweerder tegenstrijdig is. Verweerder kan zich niet enerzijds op het standpunt stellen dat het feit dat referent niet beschikt over zelfstandige middelen van bestaan de zussen niet wordt tegengeworpen, maar anderzijds wel in het nadeel van hen betrekken dat zij (naar verwachting) een beroep zullen doen op de openbare kas. Verweerder heeft bovendien onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom het economische welzijn van de Nederlandse Staat in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van de zussen en referent. Verweerder heeft hierbij onvoldoende aandacht gehad voor de situatie en achtergrond van referent, die een jongvolwassen migrant met een vluchtelingenachtergrond is, de inspanningen van referent tot op heden, waaronder het volgen van de inburgeringscursus, en de covid-gerelateerde omstandigheden waardoor de taallessen zijn uitgesteld en het traject naar werk of studie is vertraagd.
13. De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van een ‘fair balance’ in de afweging van de belangen van de zussen en referent enerzijds en het belang van de Nederlandse Staat anderzijds, dat in dit geval alleen bestaat uit het economisch belang. Volgens de jurisprudentie van het EHRM mag het economisch belang weliswaar als weigeringsgrond worden tegengeworpen, maar in de betreffende zaken weegt het EHRM zwaar mee dat de referent geen inspanningen heeft verricht om aan het werk te komen, wat in deze zaak niet door verweerder wordt tegengeworpen.
14. Gelet op wat hiervoor is geoordeeld komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit opnieuw onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
15. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awbzelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank van oordeel is dat rechtens nog maar één beslissing mogelijk is, gelet op het volgende.
Bij de beoordeling of een weigering een mvv te verlenen strijd oplevert met het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van het gezinsleven dient verweerder de betrokken belangen af te wegen. Verweerder komt daarbij “a certain margin of appreciation” toe. De rechter dient de door verweerder gemaakte belangenafweging met enige terughoudendheid te toetsen. In de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel, gelet op alle betrokken belangen, dat verweerder in redelijkheid niet langer een mvv aan de zussen kan onthouden. Hiertoe is het volgende overwogen.
Niet in geschil is dat sprake is van gezinsleven, dat referent uit Eritrea is gevlucht en dat de zussen sindsdien zichzelf staande hebben moeten houden aldaar. Inmiddels verblijven zij, in verband met het DNA-onderzoek waaruit volgt dat zij familie zijn van referent, in Ethiopië en kunnen zij niet terugkeren naar Eritrea. Daarbij komt dat [eiseres 3] nog minderjarig is. Bovendien heeft verweerder nagelaten gebruik te maken van twee eerdere mogelijkheden om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Nu verweerder dit heeft nagelaten, zal de rechtbank in het kader van finale geschillenbeslechting met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien in die zin, dat de rechtbank aan verweerder opdraagt aan de zussen een mvv te verlenen.
16. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseressen in aanmerking komen voor een mvv met als doel: ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 van het EVRM bij [referent] ’. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit.
17. Verweerder zal worden opgedragen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak aan eiseressen een mvv te verstrekken met als doel ‘uitoefenen van het gezinsleven conform artikel 8 van het EVRM bij [referent] ’.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eiseressen een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.518,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).