ECLI:NL:RBDHA:2022:4093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vergoeding voor rechtsbijstand op basis van zelfredzaamheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022, staat de intrekking van de vergoeding voor verleende rechtsbijstand centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C. de Jong, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, dat op 12 oktober 2020 de vergoeding had ingetrokken. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 2 februari 2021, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 28 april 2022 een zitting gehouden via een beeldverbinding, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat de intrekking van de vergoeding is gebaseerd op een steekproefsgewijze controle in het kader van het High Trust-convenant. De kern van de zaak is of de vergoeding voor de verleende toevoeging terecht is ingetrokken, gezien het feit dat de zaak geen complexe juridische bijstand vereist. Eiseres betoogt dat de situatie complex is en dat zij niet in staat is om haar standpunt zonder juridische hulp te beargumenteren. De rechtbank oordeelt echter dat van de rechtzoekende redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zelf een berekening kan maken om aan te tonen dat zij te weinig bijstandsuitkering heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat de hulp van een advocaat in dit geval niet noodzakelijk is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zelfredzaamheid in situaties waarin de juridische complexiteit niet hoog is, en bevestigt dat de rechtzoekende in staat moet zijn om haar belangen zelf te behartigen, eventueel met ondersteuning van anderen die geen juridische achtergrond hebben.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

mr. [eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: C. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de vergoeding voor verleende rechtsbijstand ingetrokken.
Bij besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2022 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft de toegekende vergoeding voor verleende rechtsbijstand op basis van een steekproefsgewijze controle in het kader het High Trust-convenant met eiseres ingetrokken. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de vergoeding voor de verleende toevoeging mocht intrekken, omdat deze toevoeging een zaak betreft waarvoor geen bijstand van een advocaat voor nodig is.
Wat vinden eiseres en verweerder?
2. Eiseres stelt dat het gaat om een complexe juridische situatie die de rechtzoekende niet zelf kan beargumenteren. Volgens de jurisprudentie is een jaaropgave geen besluit, omdat deze niet op rechtsgevolg is gericht. Echter, in uitzonderlijke gevallen, zoals dit geval, is de jaaropgave wel op rechtsgevolg gericht. De rechtszoekende kon in dit geval pas aan de hand van de jaaropgave vaststellen dat zij te weinig bijstandsuitkering had ontvangen. Uit de maandelijkse uitkeringsspecificaties is dit niet af te leiden, omdat deze geen bruto bedrag vermelden. Door optelling van alle maandelijkse uitkeringsspecificaties kon de rechtzoekende dus niet vaststellen of zij de voor haar geldende bijstandsnorm over het jaar 2019 heeft ontvangen. Deze vraag ligt op dit moment voor bij de Centrale Raad van Beroep.
3. Verweerder vindt dat het maken van bezwaar tegen de jaaropgave 2019, gelet op de vaste jurisprudentie, op zichzelf geen kans van slagen heeft.
De rechtzoekende heeft mogelijk te weinig uitkering ontvangen, zodat wel belang bestaat bij het indienen van een herzieningsverzoek om een herberekening van de uitkering en mogelijk een aanvulling te krijgen.
Echter dit is een belang van feitelijke en rekenkundige aard. Het vierwekelijkse loon van eiseres dient omgerekend te worden naar een bedrag per maand om te beoordelen of de rechtzoekende per maand voldoende bijstandsuitkering ontvangt.
Verweerder kan zich voorstellen dat de rechtzoekende hulp nodig heeft bij een herberekening, maar hulp van een advocaat is hierbij niet nodig.
Wat zijn de regels?
4. De regels zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het in deze zaak gaat om een belang van feitelijke en rekenkundige aard. Verweerder stelt terecht dat van de rechtzoekende redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij in eigen bewoordingen een berekening kan opstellen waaruit blijkt dat zij te weinig inkomen heeft ontvangen. Een juridisch complexe redenering is daarbij niet nodig. Zij kan ook zelf haar standpunt naar voren brengen dat zij niet eerder bezwaar heeft kunnen maken, omdat zij pas met het verstrekken van de jaaropgave kon nagaan of zij voldoende bijstand heeft ontvangen. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat bijstand door een advocaat daarvoor niet noodzakelijk is.
5.2.
Het beroep is ongegrond
5.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet op de rechtsbijstand
(…)
2. Rechtsbijstand wordt niet verleend indien:
(…)
g. het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
(…).