ECLI:NL:RBDHA:2022:4091
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De maatschap, eiseres, kreeg een boete van € 19.000,- opgelegd omdat zij twee vreemdelingen van Oekraïense nationaliteit had tewerkgesteld zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. Eiseres had een schoonmaakbedrijf ingeschakeld om schoonmaakwerkzaamheden in haar praktijk uit te voeren, maar had nagelaten de identiteit van de werkneemsters te controleren. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij te goeder trouw had gehandeld en dat het schoonmaakbedrijf verantwoordelijk was voor de naleving van de wetgeving.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon worden vrijgesteld van de boete, omdat zij niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de overtreding te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat eiseres onder het werkgeversbegrip van de Wet arbeid vreemdelingen valt en dat zij verantwoordelijk is voor het toezicht op de tewerkstelling van vreemdelingen in haar praktijk. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat de boete onevenredig was, en stelde vast dat de boete passend was gezien de omstandigheden.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres niet ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij de uitnodiging om gehoord te worden niet had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete.