ECLI:NL:RBDHA:2022:4091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De maatschap, eiseres, kreeg een boete van € 19.000,- opgelegd omdat zij twee vreemdelingen van Oekraïense nationaliteit had tewerkgesteld zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. Eiseres had een schoonmaakbedrijf ingeschakeld om schoonmaakwerkzaamheden in haar praktijk uit te voeren, maar had nagelaten de identiteit van de werkneemsters te controleren. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij te goeder trouw had gehandeld en dat het schoonmaakbedrijf verantwoordelijk was voor de naleving van de wetgeving.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet kon worden vrijgesteld van de boete, omdat zij niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de overtreding te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat eiseres onder het werkgeversbegrip van de Wet arbeid vreemdelingen valt en dat zij verantwoordelijk is voor het toezicht op de tewerkstelling van vreemdelingen in haar praktijk. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat de boete onevenredig was, en stelde vast dat de boete passend was gezien de omstandigheden.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres niet ten onrechte niet was gehoord in bezwaar, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij de uitnodiging om gehoord te worden niet had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4813

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

de maatschap [eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. van der Oord).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 19.000,-.
Bij besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022 via een beeldverbinding.
Daaraan namen deel [A] , huisarts, bijgestaan door [B] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiseres is een de boete opgelegd omdat zij twee vreemdelingen van Oekraïense nationaliteit heeft tewerkgesteld, zonder dat voor deze werkzaamheden een tewerkstellingsvergunning was afgegeven. Ook beschikte deze vreemdelingen niet over een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Eiseres heeft schoonmaakbedrijf [C] (hierna: het schoonmaakbedrijf) de opdracht gegeven schoonmaakwerkzaamheden in de haar bedrijfspand te verrichten. De twee vreemdelingen waren in dienst van het schoonmaakbedrijf. Ook is de boete opgelegd omdat eiseres de identiteit van deze twee werkneemsters niet had gecontroleerd aan de hand van door het schoonmaakbedrijf aan haar te verstrekken kopieën van de identiteitsbewijzen van de werkneemsters.
Wat vinden eiseres en verweerder?
2. Eiseres betwist niet langer dat zij valt onder het ruime werkgeversbegrip van de Wav. Wel vindt zij de boete evident onjuist, oneerlijk en onevenredig. Zij heeft met het schoonmaakbedrijf de afspraak gemaakt dat de huisartsenpraktijk buiten kantooruren wordt schoongemaakt binnen de wet- en regelgeving. Zij heeft hier zelf geen zicht op. Geheel tegen de afspraak in heeft het schoonmaakbedrijf de vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning de praktijk laten schoonmaken.
Verder is het besluit vooringenomen tot stand gekomen. De inspecteurs hebben eiseres in een vroeg stadium beschuldigd van overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Verweerder heeft verder ten onrechte geen rekening gehouden met het ontbreken van verwijtbaarheid. Eiseres heeft geheel te goeder trouw een erkend schoonmaakbedrijf ingeschakeld. Het is niet mogelijk om voor of na werktijd aanwezig te zijn om paspoorten te controleren. Het is niet redelijk om deze controle van eiseres te eisen.
Eiseres heeft nooit eerder de Wav overtreden en er is geen recidivegevaar. Eiseres heeft niet eerst een waarschuwing gekregen.
Daarnaast kon eiseres geen uitvoering geven aan artikel 15, tweede lid, van de Wav omdat het schoonmaakbedrijf niet had voldaan aan haar verplichting om eiseres een kopie van de identiteitsbewijzen van de vreemdelingen te verstrekken.
Eiseres is verder ten onrechte niet over haar bezwaren gehoord.
3. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd betwist.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is sprake van vooringenomenheid?
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de arbeidsinspecteurs vooringenomen waren, omdat zij in een vroeg stadium eiseres beschuldigd hebben van overtreding van de Wav. De inspecteurs hadden op 23 september 2019 vastgesteld dat twee vreemdelingen arbeid verrichtten in de praktijk die zich niet konden legitimeren. De inspecteurs dienden daarnaar verder onderzoek te doen. Op 20 februari 2020 hebben de inspecteurs de vertegenwoordiger van eiseres geconfronteerd met hun bevinding dat eiseres de Wav had overtreden, medegedeeld dat hij niet tot antwoorden was verplicht en hem vragen gesteld. Dit is een logische gang van zaken en de vertegenwoordiger had hieruit redelijkerwijs moeten begrijpen dat de vaststelling van de overtreding nog niet definitief was maar dat hij hierover werd gehoord. De uiteindelijke boeteoplegging geschiedt ingevolge de Wav niet door de inspecteurs, maar door een boeteoplegger [1] .
Nu verder niet is betwist dat de twee vreemdelingen van Oekraïense nationaliteit schoonmaakwerkzaamheden hebben verricht in de huisartsenpraktijk is terecht vastgesteld dat eiseres artikel 2, eerste lid, van de Wav heeft overtreden.
Is artikel 15, tweede lid, van de Wav overtreden?
4.2.
Verweerder stelt terecht dat het feit dat eiseres van het schoonmaakbedrijf geen kopieën van de identiteitsbewijzen van de schoonmaaksters heeft ontvangen, niet betekent dat zij artikel 15, tweede lid, van de Wav niet heeft overtreden. Eiseres dient er op toe te zien wie er in haar praktijk werkt en had moeten vaststellen dat de schoonmakers vreemdelingen waren. Zij had dan ook van het schoonmaakbedrijf moeten verlangen dat kopieën van identiteitsbewijzen van de vreemdelingen ter beschikking werden gesteld.
Het houden van dit toezicht mag van een ondernemer worden gevergd ook, en misschien juist in het geval dat buiten kantooruren wordt schoongemaakt. Anders zou er in dat geval geen controle op naleving van de Wav plaatsvinden.
Verwijtbaarheid
4.3.
In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt, bestaat geen grond voor boeteoplegging. Die situatie doet zich in elk geval voor als de overtreder aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de boete te matigen. [2]
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een volledige of verminderde mate van verwijtbaarheid. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van een NEN-4400 of SNA gecertificeerde onderneming, in welk geval de boeteoplegging 25% lager had kunnen zijn. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij alles wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om overtreding te voorkomen. Zij heeft immers geen controle uitgeoefend, terwijl de heer [A] op 27 september 2019 heeft verklaard dat de twee dames die hier vandaag zijn, ongeveer al twee jaar hier werkten. Eiseres is er ten onrechte van uit gegaan dat het voorkomen van overtreding van de Wav alleen de verantwoordelijkheid van het schoonmaakbedrijf is. De stelling van eiseres dat zij mondeling is overeengekomen dat de werkzaamheden door het schoonmaakbedrijf zouden worden verricht in overeenstemming met wet- en regelgeving, betekent wellicht dat het schoonmaakbedrijf (civielrechtelijk) aansprakelijk kan worden gesteld, maar betekent niet dat eiseres de Wav niet heeft overtreden of dat haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakt.
Evenredigheid van de boete
4.5.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de boete moet worden gematigd. Er is voorts niet voldaan aan de vereisten voor het geven van een waarschuwing in plaats van een boete als bedoeld in artikel 12 van de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2020. De boete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend en geboden.
Is eiseres ten onrechte niet gehoord in bezwaar?
4.6.
Verweerder stelt dat hij op 2 maart 2021 de ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift met daarbij het formulier ‘horen’ zoals bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zowel per post als per e-mail aan eiseres heeft verzonden.
Eiseres ontkent zowel de brief als de e-mail te hebben ontvangen en vindt de gegeven reactietermijn van één week te kort.
4.7.
Eiseres heeft zowel de zienswijze als het bezwaarschrift per e-mail bij verweerder ingediend. Verweerder heeft de ontvangstbevestiging met daarbij het formulier ‘horen’ naar datzelfde e-mailadres verzonden en geen bericht terugontvangen dat de e-mail niet kon worden afgeleverd. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze e-mail niet heeft ontvangen. Nu eiseres niet heeft aangegeven dat zij gehoord wilde worden mocht verweerder ervan afzien om eiseres te horen over haar bezwaren. Een termijn van één week om te reageren acht de rechtbank niet onredelijk kort, omdat het gaat om het enkele aankruisen op het formulier of men gehoord wil worden.
4.8.
Het beroep is ongegrond.
4.9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 19a, eerste lid, van de Wav
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1097.