3.1.Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor feit 1 en feit 2 primair met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 januari 2022 (p. 62);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 januari 2022 (p. 142-147);
4. Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 148);
5. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 149);
6. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 150);
7. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 151);
8. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 152);
9. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 17 januari 2022 (p. 153);
10. Het geschrift, te weten een rapport van het NFI, opgemaakt op 14 februari 2022 (p. 160-161);
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 april 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 januari 2022 (p. 8-9);
3. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [verdachte] , opgemaakt op 5 januari 2022 (p. 18-20);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, inclusief fotobijlage, opgemaakt op 8 januari 2022 (p. 93-137).