In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een Kameroense vreemdeling. Eiser, geboren in 2000, bevond zich al eerder in vreemdelingenbewaring. Op 18 januari 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd, en de maatregel van bewaring hernieuwd. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit en inreisverbod. Deze beroepsgrond werd echter ingetrokken nadat verweerder het proces-verbaal van het gehoor had toegevoegd aan het dossier. Eiser stelde dat het gehoor te laat was afgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat het gehoor op tijd was gestart en dat de inhoud ervan was betrokken bij de besluitvorming.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om zijn asielaanvraag in te trekken en dat verweerder hem een adempauze had moeten geven. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsregel was die verweerder verhinderde om direct een terugkeerbesluit en inreisverbod op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de psychische omstandigheden van eiser voldoende waren meegenomen in de besluitvorming.
Uiteindelijk heeft de rechtbank beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.