ECLI:NL:RBDHA:2022:4054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
9195529 RL EXPL 21-7485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor hoge stookkosten door gebreken aan binnenhuisinstallatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de Stichting Vidomes. De huurder, vertegenwoordigd door mr. J.P. van Veenendaal, vorderde schadevergoeding van Vidomes wegens hoge stookkosten die volgens hem het gevolg waren van gebreken aan de binnenhuisinstallatie van de huurwoning. De huurder had sinds 21 september 2017 een woning gehuurd van Vidomes en had in de jaren 2017 tot 2021 een aanzienlijk energieverbruik gerapporteerd. Na een controle door Breman Installatiegroep bleek dat de thermostaat niet goed functioneerde, wat leidde tot een hoger energieverbruik.

De kantonrechter oordeelde dat Vidomes aansprakelijk was voor de schade die de huurder had geleden als gevolg van het gebrek aan de binnenhuisinstallatie. De rechter stelde vast dat het bovengemiddelde energieverbruik in het jaar 2017/2018 verklaard kon worden door het gebrek aan de thermostaat. De schade werd vastgesteld op €800,-, wat overeenkomt met het meerverbruik in dat jaar. De rechter wees de vordering van de huurder tot herstel van de gebreken af, omdat deze inmiddels verholpen waren. De proceskosten werden zo verdeeld dat elke partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt de risicoaansprakelijkheid van verhuurders voor gebreken aan het gehuurde en de verplichting om deze gebreken te herstellen, tenzij het om kleine herstellingen gaat. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 7:204 en 7:206.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Rolnr.: 9195529 RL EXP 21-7482
3 mei 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: huurder,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal (Advocatenkantoor VanVeenendaal),
(
toevoeging verleend onder kenmerk [kenmerk])
tegen
de stichting
Stichting Vidomes
gevestigd en kantoorhoudende te Delft,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vidomes,
gemachtigde: mr. B.M. Breedijk (Breedijk Veenis Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 21 april 2021 met 21 producties (nrs. 1 tot en met 21);
  • de conclusie van antwoord van 1 juli 2021 met drie producties (nrs. 1 tot en met 3);
  • de akte indienen stukken aan de zijde van huurder van 27 september 2021 met een productie (nr. 22);
  • de akte van uitlaten en indienen stukken aan de zijde van huurder van 14 december 2021 met een productie (nr. 23);
  • de antwoordakte aan de zijde van Vidomes van 8 maart 2022 met een (ongenummerde) productie.
1.2
Op 24 september 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is huurder in persoon verschenen, samen met haat gemachtigde en vergezeld van [naam 1] en zijn namens Vidomes [naam 2] en de gemachtigde verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Een schikking is niet bereikt.
1.3
Vonnis is aanvankelijk bepaald op 5 april 2022, maar is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Sinds 21 september 2017 huurt huurder van Vidomes de woning met bijbehorende berging aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.2
Op de huurovereenkomst zijn (onder meer) de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van Vidomes van toepassing verklaard.
2.3
De energieleverancier van huurder is Eneco.
2.4
Volgens de jaarnota’s van Eneco bedroeg het warmteverbruik van huurder in de periode 1 oktober 2017 tot 4 oktober 2018 81,15 GJ voor een bedrag van € 1.912,18, in de periode 4 oktober 2018 tot 12 september 2019 44 GJ voor een bedrag van
€ 1.176,30 en in de periode 21 september 2020 tot 21 september 2021 51,00 GJ voor een bedrag van € 1.269,36. De jaarnota over 2020 is niet overgelegd, maar uit de jaarnota 2021 blijkt dat het warmteverbruik in dat jaar 51,88 GJ bedroeg.
2.5
In verband met een door huurder aan Vidomes gemelde klacht heeft Breman Installatiegroep, in opdracht van Vidomes, op 16 november 2018 de binnenhuisinstallatie van de woning gecontroleerd. Breman constateerde dat de stekker van de kamerthermostaat niet met het stopcontact verbonden was en dat het hoge energieverbruik van huurder te wijten was aan het niet gebruiken van de thermostaat, waardoor de 2-weg klep altijd open stond.

3.De vordering

3.1
Huurder vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: (○) Vidomes te veroordelen tot het herstellen van de gebreken aan de woning op straffe van een dwangsom van EUR 500,00 per dag/dagdeel met een maximum van EUR 10,000 dat Vidomes in gebreke mocht blijven aan dit beval te voldoen; (○) een verklaring voor recht dat Vidomes jegens huurder aansprakelijk is voor alle schade die zij lijdt c.q. geleden heeft ten gevolge van gebreken aan de woning; (○) Vidomes te veroordelen tot vergoeding van de door huurder, als gevolg van de gebreken aan de woning geleden en nog te lijden schade, te weten
EUR 2.823,74aan openstaande eindafrekeningen over 2018 en 2019 van de energieleverancier, alsmede de aanvullende maandlasten over 2018, 2019 en 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf januari 2021, althans vanaf datum van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; (○) Vidomes te veroordelen in de (proces)kosten van het geding, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van huurder, en de nakosten, vast te stellen conform het liquidatietarief voor de rechtbanken en gerechtshoven, althans te begroten op een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2
Aan haar vordering legt huurder ten grondslag dat Vidomes aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de gebreken aan de binnenhuisinstallatie van de woning, meer in het bijzonder de hoge stookkosten.

4.Het verweer

4.1
Vidomes betwist de vordering van huurder. Zij stelt dat er geen gebrek is aan de binnenhuisinstallatie van de woning en dat, als er al een gebrek is, het de binnenhuisinstallatie betreft, die huurder van Eneco huurt. Vidomes is hiervoor niet aansprakelijk.

5.De beoordeling

5.1
Bij akte van 14 december 2021 heeft huurder laten weten dat het gebrek of de gebreken aan de woning zijn verholpen. Daardoor heeft huurder geen belang meer bij toewijzing van de vordering tot herstel van de gebreken en dat onderdeel van de vordering zal aldus worden afgewezen.
5.2
In deze procedure gaat het dus in feite alleen nog over de vraag in hoeverre Vidomes jegens huurder aansprakelijk is voor de (te hoge) verwarmingskosten, die huurder aan haar energieleverancier Eneco heeft moeten betalen. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat het daarbij niet gaat om een beoordeling van de vraag of de maandlasten te hoog of te laag waren vastgesteld en ook niet om de vraag of huurder op de jaarnota bedragen heeft moeten bijbetalen. In deze gaat het om de vraag of de totale stookkosten van huurder te hoog waren als gevolg van een gebrek waarvoor huurder Vidomes aansprakelijk houdt. Daarbij geldt dat de maandlasten (de maandelijkse voorschotnota’s) worden vastgesteld op basis van het vooraf ingeschatte verbruik van energie en dat ten tijde van de jaarnota het absolute verbruik wordt gemeten, op basis daarvan het totaalbedrag voor de levering van energie, waarop de betaalde voorschotnota’s in mindering strekken.
5.3
Uit de door huurder overgelegde jaarnota’s blijkt dat haar verbruiken van energie, meer in het bijzonder verwarming in de afgelopen jaren als volgt waren (afgerond):
2017/2018: 81 GJ
2018/2019: 44 GJ
2019/2020: 51 GJ
2020/2021: 52 GJ
Het gemiddelde verbruik over deze jaren was derhalve 57 GJ, of als het jaar 2017/2018 buiten beschouwing wordt gelaten 49 GJ.
5.4
In het navolgende dient derhalve beoordeeld te worden of de verbruiken van energie, en dan natuurlijk met name het bovengemiddelde verbruik in het jaar 2017/2018, verklaarbaar zijn door een gebrek aan de binnenhuisinstallatie en, als dat het geval is, of Vidomes als verhuurder van de woning jegens huurder voor de schade als gevolg van het gebrek aansprakelijk is.
5.5
Gebleken is dat Breman op 16 november 2018 het contact met de thermostaat van de binnenhuisinstallatie heeft hersteld, waardoor de 2-weg klep van de verwarmingsinstallatie weer functioneerde en de verwarming niet constant aanstond. Hiervoor is gebleken dat het bovengemiddelde energieverbruik na 2018 is gestopt, waaruit de kantonrechter afleidt dat het gebrek aan de binnenhuisinstallatie het bovengemiddelde energieverbruik verklaart.
5.6
Dan is het de vraag of Vidomes jegens huurder aansprakelijk is voor de schade die huurder als gevolg van het gebrek aan de installatie heeft geleden. Voor de beantwoording van die vraag neemt de kantonrechter artikel 7:204 lid 2 BW als uitgangspunt. Uit dat artikel vloeit voort dat een gebrek een niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid is, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen, dat een huurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak. Dit artikel is in zekere zin een risicoaansprakelijkheid van de verhuurder, omdat alleen een gebrek dat aan de huurder is toe te rekenen geen gebrek is. Dus ook een gebrek dat aan een derde valt toe te rekenen is een gebrek aan het gehuurde. Uit artikel 7:206 BW vloeit voort dat de verhuurder gebreken aan het verhuurde moet herstellen, tenzij het kleine herstellingen betreft.
5.7
In het voorliggende geval betreft het gebrek een gebrek in de (thermostaat van de) verwarmingsinstallatie. Weliswaar zijn wellicht op verzoek van huurder aanpassingen aan de slimme meter van de installatie gedaan, maar dat maakt niet dat de aanpassingen daarmee veranderingen aan het gehuurde zijn, die door de huurder zijn aangebracht. Die wijzigingen zijn feitelijk aangebracht door de energieleverancier aan haar eigen installatie en op haar kosten en betreffen geen aanpassingen aan het gehuurde die de huurder aanbrengt, op kosten van de huurder. Daarmee mist ook artikel 12.10 van de Algemene Huurvoorwaarden van Vidomes, waarop Vidomes zich in deze beroept, toepassing.
5.8
Uit de eerder benoemde (quasi-)risicoaansprakelijkheid van Vidomes voor het gebrek aan de binnenhuisinstallatie vloeit voort dat Vidomes jegens huurder aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. De schade van huurder is echter niet hetgeen huurder in deze procedure vordert, maar slechts het meerverbruik in het jaar 2017/2018, omdat het energieverbruik in de daaropvolgende jaren niet als bovengemiddeld zijn te beschouwen.
5.9
Uit de jaarnota’s blijkt dat het tarief voor 1 GJ warmte ongeveer € 25,- bedroeg. Ten opzichte van het gemiddelde verbruik in de jaren 2018 – 2021 (49 GJ) was het verbruik in 2017/2018 32 GJ hoger. De schade van huurder is daarmee te stellen op een bedrag van (32 GJ x € 25,- =) € 800,-. Vidomes zal tot vergoeding van dat bedrag aan huurder veroordeeld worden. Over dat bedrag zal de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 worden toegewezen.
5.1
Dat huurder slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld leidt ertoe dat de kantonrechter de proceskosten zodanig tussen partijen zal verdelen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Vidomes tot vergoeding van de door huurder, als gevolg van de gebreken aan de woning geleden, te weten € 800,- aan aanvullende maandlasten over 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.