ECLI:NL:RBDHA:2022:405
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veilig land van herkomst
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 24 november 2021 was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 december 2021 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris niet verscheen. De rechtbank heeft in een andere zaak, NL21.18685, het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Gezien deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.