ECLI:NL:RBDHA:2022:4047
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor extra uren rechtsbijstand en beoordeling van het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een advocaat, eiser, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor extra uren rechtsbijstand, omdat hij van mening was dat zijn tijdsbesteding in een bepaalde zaak de voorgeschreven 33 uren overschreed. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat er geen bijzondere rechtsvraag of omvangrijk feitencomplex aanwezig was dat een overschrijding van de tijdsgrens rechtvaardigde. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 april 2022, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit bevoegdelijk is genomen en dat verweerder zich aan de geldende mandaatregeling heeft gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beleid van verweerder voor het toekennen van extra uren niet onredelijk is en dat niet iedere overschrijding van het aantal verleende uren automatisch leidt tot honorering van een verzoek om extra uren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van bijzondere feiten of omstandigheden die verweerder hadden moeten dwingen om van zijn beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor extra uren rechtsbijstand in stand blijft. Eiser heeft geen recht op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor deze procedure.