ECLI:NL:RBDHA:2022:4011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
09-239396-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken en pogingen daartoe met bijzondere voorwaarden en gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van twee voltooide woninginbraken en twee pogingen daartoe. De feiten vonden plaats in Leiden, waarbij de verdachte op 5 september 2021 probeerde in te breken in verschillende woningen en op 1 september 2021 succesvol inbrak in een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en begeleiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de pedagogische aanpak van het jeugdstrafrecht in dit geval geen toegevoegde waarde heeft, gezien de ernst van de feiten en de leeftijd van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij dit feit had gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op slachtoffers, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontwikkelingsstoornis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-239396-21
Datum uitspraak: 14 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]),
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 maart 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M.A. de Vries en de advocaat van de verdachte is mr. A.M. van Steenes te Leiden. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat:
1. hij op 5 september 2021 te Leiden heeft ingebroken in een schuur bij de woning aan de [adres 2]
2. hij op 5 september 2021 te Leiden heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 3] ;
3. hij op 5 september 2021 te Leiden heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 4] ;
4. hij op 1 september 2021 te Leiden heeft ingebroken in een woning aan de
[adres 5] ;
5. hij op 27 november 2021 te Leiden heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 6] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat aangeefster volgens haar verklaring het idee had dat er iemand in de woning was geweest. De deur naar zolder was dicht gedaan en er stond een handafdruk op het raam. Op basis van het voorgaande kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen.

4.Standpunt van de verdediging

De advocaat heeft zich ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de advocaat namens de verdachte vrijspraak bepleit.
De advocaat heeft ten aanzien van feit 1 naar voren gebracht dat de politie heeft nagelaten om het verhaal van aangever te controleren. Zo heeft de aangever geen bewijs aangeleverd waaruit blijkt dat de schroevendraaiers aan hem toebehoorden en is niet onderzocht of de poortdeur afgesloten kon worden en of er een doorbroken touwtje op het plaats delict is aangetroffen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de advocaat naar voren gebracht dat het dossier berust op aannames. Er zit enkel een verklaring van aangeefster in het dossier die denkt iets te hebben gehoord. Zij heeft niets gezien. Mogelijk hebben de bewoners de deur naar zolder zelf gesloten en zijn zij vergeten het raam te sluiten. Er is geen schade aan of in de woning geconstateerd en het is mogelijk dat de handafdruk op het raam afkomstig is van één van de bewoners, nu hier geen onderzoek naar is gedaan.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft gepoogd in te breken in de woning aan de [adres 4] Het dossier bevat geen bewijsmiddelen op basis waarvan betrokkenheid van de verdachte bij dit feit kan worden afgeleid.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
5.2
Bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 4 en 5
Feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen van het onder 1 tenlastegelegde nu de politie geen nader onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van aangever. De rechtbank ziet op basis van het dossier geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen.
Het onder 1 ten laste gelegde feit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.
Feiten 2, 4 en 5Ter zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit en is gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht het onder 2, 4 en 5 tenlastegelegde zonder nadere motivering wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.

6.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1.
hij op 5 september 2021 te Leiden, op een besloten erf waarop een woning stond, (te weten het besloten erf bij de woning [adres 2] alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee schroevendraaiers,
van
[naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking (te weten door een touwtje waarmee de poortdeur bij voornoemde erf was afgesloten te verbreken);
2.
hij op 5 september 2021 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning ( [adres 3] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen
de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn gading
van[naam 2] weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich naar voornoemde woning heeft begeven en (met een koevoet)
heeft geprobeerdde achterdeur van voornoemde woning open te breken/te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 1 september 2021 te Leiden, in een woning, te weten [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, bankpassen en een geldbedrag en een gouden Wimpel
van[naam 3] heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming (te weten door via een raam voornoemde woning binnen te klimmen);
5.
hij op 27 november 2021 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning (gelegen [adres 6] ) geld en/of goederen van zijn gading
van[naam 4] , weg te nemen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, zich naar voornoemde woning heeft begeven en (vervolgens) heeft geprobeerd een deur van voornoemde woning te openen en die woning te betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

8.De straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van
10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, meewerken aan begeleid wonen, begeleiding door een coach, het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en het meewerken aan controle op middelengebruik. Gelet op de acute hulpvraag van de verdachte dient in zijn belang te worden afgezien van toepassing van het jeugdstrafrecht.
8.2
Standpunt van de verdediging
De advocaat heeft zich ten aanzien van het wel of niet toepassen van het jeugdstrafrecht gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De advocaat heeft bepleit om, bij toepassing van het jeugdstrafrecht, een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien geen jeugdstrafrecht wordt toegepast wordt verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Verzocht wordt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een voltooide inbraak uit een schuur, een woninginbraak en aan twee pogingen daartoe. Inbraken en pogingen daartoe veroorzaken vaak schade, overlast en gevoelens van angst bij de slachtoffers. Bovendien dragen dergelijke feiten ook bij aan de versterking van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank vindt het zorgwekkend dat de verdachte op zijn jongvolwassen leeftijd van net 20 jaar is overgegaan tot het plegen van deze ernstige feiten. Gelet op de frequentie en de duur van de periode waarin de verdachte deze feiten heeft gepleegd (feit 1 tot en met 4 zijn gepleegd binnen het tijdsbestek van vier dagen en feit 5 is drie maanden later gepleegd), lijkt het erop alsof het voor de verdachte de normaalste zaak van de wereld is dergelijke feiten te plegen en heeft hij zich kennelijk geen moment bekommerd om de gevolgen van zijn handelingen voor de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad van 9 maart 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De verdachte heeft in 2018 in het kader van een transactie door het Openbaar Ministerie wel een werkstraf opgelegd gekregen voor een soortgelijk feit. In 2021 heeft hij tweemaal een geldboete gekregen voor bezit van een steekwapen en inbrekerswerktuigen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende recente rapportages ten aanzien van de persoon van de verdachte.
Mw. E. Vlieg, orthopedagoog/gezondheidspsycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 februari 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Betrokkene is een ruim negentienjarige adolescent met een cognitieve en emotionele ontwikkelingsstoornis, waardoor er ook forensisch gezien beperkingen zijn en wat zijn stempel heeft gedrukt op het huidige persoonlijkheidsbeeld van betrokkene en zijn disfunctioneren op velerlei gebied. Het tenlastegelegde zou hem bij bewezenverklaring in verminderde mate moeten worden toegerekend. De overgang naar Nederland is erg moeilijk geweest voor betrokkene. Betrokkene heeft geen schoolse startkwalificatie, amper werkervaring en is niet tot nauwelijks in staat dit zelfstandig te regelen. Hij kan zijn financiën niet beheren, met geld omgaan of zelfstandig een huishouding voeren. Op al deze gebieden is hij (mogelijk blijvend) aangewezen op ondersteuning en hulp en heeft hij nog een lange weg te gaan naar enigermate zelfstandigheid. Daarom zal hij in de optiek van de rapporteur alleen kunnen functioneren in een voorziening voor beschermd wonen en werken. Zonder interventie bestaat er gevaar van een verdere stagnatie in de ontwikkeling van betrokkene en zal het recidivegevaar verhoogd worden. Geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen. Voorts is voortzetting van de al geboden hulp door een coach van ‘Its4Sure’ geïndiceerd. Daarbij zou op termijn en bij bewezenverklaring een traject ‘Perspectief Herstelbemiddeling’ op zijn plaats zijn, ter bevordering van zijn empathische vermogen. De rapporteur zou de Rechtbank dan ook willen adviseren dit drieledige hulpvoorstel in overweging te willen nemen.
Reclassering Nederland heeft op 29 maart 2022 een rapport opgesteld en dit ter zitting aangevuld.
Betrokkene behoeft intensievere begeleiding. Inmiddels is er een bewindvoerder aangesteld en is er sprake van mentorschap. Voorts staat betrokkene op wachtlijsten voor verschillende woonvoorzieningen en zal er gekeken worden welke vorm van dagbesteding passend en haalbaar is. Gezien de problemen rondom huisvesting en lange wachtlijsten is het helaas vooralsnog niet gelukt om betrokkene geplaatst te krijgen bij een instelling die wij voor ogen hadden. Binnen een eventueel reclasseringstoezicht zal dit verder worden uitgewerkt. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van het NIFP dat de toepassing van het jeugdstrafrecht passend is bij de ontwikkeling en persoonlijkheid van betrokkene. Echter, de gewenste interventie gericht op wonen is (op korte termijn) niet uitvoerbaar binnen het jeugdstrafrecht omdat er geen plekken zijn voor meerderjarigen binnen het jeugdstrafrecht. Wij adviseren om deze reden het volwassenenstrafrecht toe te passen (hetgeen wij betreuren). Het volwassenenstrafrecht biedt meer mogelijkheden en de verwachting is dat betrokkene sneller geplaatst kan worden bij een passende woonvoorziening.
Toepassing van het volwassenstrafrecht of van het jeugdstrafrecht?
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht.
Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier en het besprokene ter zitting heeft de rechtbank onvoldoende indicaties verkregen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Nu de twintigjarige verdachte reeds geruime tijd zelfstandig woont, geen opleiding volgt en vanwege zijn licht verstandelijke beperking en emotionele ontwikkelingsstoornis mogelijk blijvend is aangewezen op hulp en ondersteuning, is de pedagogische insteek van het jeugdstrafrecht naar het oordeel van de rechtbank niet passend. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leiden niet tot een ander oordeel.
De verdachte zal dus worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het NIFP-rapport en het reclasseringsadvies en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Gelet op de aard en ernst van de feiten vindt de rechtbank een aanzienlijke gevangenisstraf op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aangewezen is dat de verdachte op verschillende gebieden ondersteund en waar nodig gestuurd wordt en zal zij daarom aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel heeft ook als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een proeftijd op te leggen voor de duur van drie jaren. De proeftijd zal worden vastgesteld op twee jaren.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van
€ 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[naam 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 2] te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 4] heeft de verdediging verzocht deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu er geen schadebedrag op het schadevergoedingsformulier staat ingevuld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Benadeelde partij
[naam 2]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 150,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 5 september 2021 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2021, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam 2] .
De rechtbank zal een gijzeling van 3 dagen verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal bepalen dat betaling van (een deel) van de vordering aan de benadeelde partij door de verdachte, in mindering komt op de betalingsverplichting aan de Staat, dan wel aan de benadeelde partij, en dat dat ook andersom geldt.
9.3.2
Benadeelde partij
[naam 4]
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ingevulde schadevergoedingsformulier door de benadeelde partij [naam 4] . De rechtbank constateert uit de inhoud van dit formulier dat er geen schadevergoeding wordt gevorderd nu er geen kostenposten en bedragen zijn ingevuld.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als
feit 1
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
feit 2
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
feit 4
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 5
poging tot diefstal;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze gevangenisstraf wordt afgetrokken;
bepaalt dat een deel van de gevangenisstraf, te weten
3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
twee jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en zich zal melden bij de reclassering op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang zoals Vast&Verder, Middin, Ipse de Brugge, Pameijer, ’s-Heerenloo of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan de begeleiding van een coach vanuit Its4Sure of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt, zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat hij zich gedurende de proeftijd zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
6. dat hij gedurende de proeftijd meewerkt aan controle op het gebruik van drugs om zijn middelengebruik te beheersen, en zich ten behoeve daarvan verplicht mee te werken aan urine- en ademonderzoek, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
8. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de vordering benadeelde partij[naam 2]; ten aanzien van feit 2
wijst de vordering geheel toe voor het bedrag van
€ 150,00, bestaande uit materiële schade,
vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 5 september 2021tot de dag waarop de vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op
de verplichtingom € 150,00
aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 5 september 2021 tot de dag waarop het bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op 3 dagen als de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
vordering benadeelde partij[naam 4]; ten aanzien van feit 5
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
en mr. M.F.M. de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. van Beelen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 14 april 2022.
Bijlagen:
Tekst tenlastelegging
Opgave van bewijsmiddelen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 5 september 2021 te Leiden, op een besloten erf waarop een woning stond, (te weten het besloten erf bij de woning [adres 2] ) , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee schroevendraaiers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (te weten door een touwtje waarmee de poortdeur bij voornoemde erf was afgesloten te verbreken)
2
hij op of omstreeks 5 september 2021 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning ( [adres 3] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of (met een koevoet) te proberen de achterdeur van voornoemde woning open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 5 september 2021 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning ( [adres 4] ), alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of via een raam voornoemde woning binnen is geklommen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 1 september 2021 te Leiden, in een woning , te weten [adres 5] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een portemonnee en/of bankpassen en/of een geldbedrag en/of een gouden Wimpel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van inklimming (te weten door via een raam voornoemde woning binnen te klimmen)
5
hij op of omstreeks 27 november 2021 te Leiden, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om uit een woning (gelegen [adres 6] geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of (vervolgens) heeft geprobeerd een
deur van voornoemde woning te openen en/of die woning te betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Feit 1
1. het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] d.d. 5 september 2021, nr. PL1500-2021259488-2 (p. 22-23, met fotobijlage p. 25), inhoudende:
Ik doe aangifte van diefstal. Men heeft twee schroevendraaiers uit mijn schuur ontvreemd. Ik woon aan de [adres 2] in Leiden. Ik woon in een hoekhuis. Mijn poortdeur kan niet op slot dus mijn tuin is vrij makkelijk te betreden. Wel zat er een touwtje om de poort om deze dicht te houden. Ik zie dat deze verbroken is. Mijn poortdeur zat wel dicht. Mijn schuurdeur was niet op slot dus heeft men deze gewoon kunnen openen. De schroevendraaiers die u mij toont herken ik als mijn eigendom.
2. het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 5 september 2021, nr. PL1500-2021259448-4 (p. 9-11), inhoudende:
Op zondag 5 september 2021 omstreeks 07:16 uur, hielden wij, [verbalisant] op de locatie [adres 2] 2313 JP Leiden, verdachte aan. Ik [verbalisant] zag dat mijn collega [verbalisant] op de locatie van de aanhouding een fouillering uit voerde bij de verdachte. Ik zag dat hij uit de rechter jaszak van de verdachte 2 schroevendraaiers haalde.
3. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 5 september, nr. PL1500-2021259448-15 (p. 36-38), inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een verdachte situatie. Ik woon op de [adres 7] in Leiden. Ik hoorde rond 06.50 uur een krakend geluid van buiten komen. Ik ging goed luisteren en keek naar buiten. Ik zag een man uit mijn voortuin komen en zag dat hij een koevoet in zijn handen had. Ik zag dat hij zwarte kleding aan had. Ik zag dat hij een getinte huidskleur had. Ik zag dat hij een rode koevoet vasthad. Ik zag dat hij naar mijn linkerburen liep en naar de voordeur aan het kijken was. Hij deed verder niks. Ik zag dat hij de Meij van Streefkerkstraat inliep. Hij liep langs onze poorten bij de speeltuin en voelde aan alle tuindeuren maar hij kreeg deze niet open. Hij liep door en vond een poortdeur die open was. Hij liep die in en kwam er vrij snel uit. Ik weet niet precies welke poort. Daarna liep die door en was ik hem kwijt. Daarna zag ik hem weer aan deuren voelen aan de Meij van Streefkerkstraat. Toen ging hij alle autos af en keek naar binnen. Aan de laatste auto heeft hij gevoeld of de auto open was. Dit was niet zo en hij liep de poort in waar hij uiteindelijk is aangehouden.
Feit 2
1. het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] d.d. 5 september 2021, nr. PL1500-2021259448-9 (p. 28-29, met fotobijlage p. 31), inhoudende:
Ik doe aangifte van poging tot inbraak. Ik woon op de [adres 3] in Leiden. Men heeft gepoogd in mijn woning te komen doormiddel van het openbreken van de achterdeur. Ik heb hier zelf niets van gemerkt tot u mij hierop attendeerde. Mijn
poortdeur was niet op slot. De achterdeur is flink beschadigd. De lat is van de deur
en er zitten rode plekken op de deur die er eerder niet zaten. Gisteren was de deur
in goede toestand achtergelaten.
2. Het proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 5 september, nr. PL1500-2021259448-15 (p. 36-38), inhoudende:
Op zondag 5 september 2021 omstreeks 07:16 uur, hielden wij, [verbalisant] op de locatie [adres 2] , verdachte aan. Ik [verbalisant] zag ook dat de man een rode koevoet in zijn hand vast had. Ik zei tegen de man dat hij moest blijven staan en ik zag dat hij hier aan voldeed en dat hij gelijk de koevoet liet vallen. Ik [verbalisant] nam de koevoet die op de grond lag in beslag.
3. het proces-verbaal van vergelijkend werktuigensporenonderzoek d.d. 22 november 2021, nr. PL1500-2021259448-29 (p. 1-3), inhoudende:
In de afgevormde indruksporen (zijn) onregelmatigheden waargenomen die qua plaats en vorm overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in de klauwtjes van het breekijzer.Conclusie: op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat: de afgevormde werktuigsporen [1] zijn veroorzaakt met breekijzer [A].
Feit 4
1. het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] d.d. 5 september 2021, met fotobijlagen, nr. PL1500-2021256032-2 (p. 7-11, met fotobijlagen p. 12-19), inhoudende:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal uit mijn woning Op donderdag 2 september 2021 wilde ik in mijn woning mijn portemonnee uit de lade in de woonkamer pakken. Ik zag dat deze met de verpakking van de gouden wimpel van mijn vrouw op de bank lag. Deze had zij zo niet achtergelaten. Dit betreft een gouden sieraad.
In mijn zwarte lederen portemonnee zaten de volgende goederen:
- Rabobank creditcard;
- Rabobank bankpas [nummer 1] ;
- ING bankpas [nummer 2] ;
- Nederlands rijbewijs;
- 50 tot 60 euro aan contanten.
Ik zag dat met mijn Rabobankpas vanmorgen om 07:00 uur een bedrag van 24,65 euro gepind was en met mijn ING bankpas om 06:51 uur bij Esso Huisman Leiden.
Ik was vergeten het raam aan de voorzijde op de begane grond af te sluiten.
2. het proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen d.d. 16 november 2021, nr. PL1500-2021256032-6 (p. 30-31, met bijlage p. 33-43), inhoudende:
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Plaats delict: [adres 5] , Leiden.
Plaats veiligstellen: Op buitenzijde raamkozijn.
Bijzonderheden: Duidelijk uitklimspoor van meerdere vingers naast elkaar.
Uitslag: Herkenning op [verdachte] , geb op [geboortedag] -2002.
Feit 5
1. het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] d.d. 28 november 2021, nr. PL1500-2021349245-5 (p. 44-46), inhoudende:
Ik wens aangifte te doen van poging inbraak in mijn woning. Ik woon aan de [adres 6] te Leiden. Aan de achterzijde van mijn woning heb ik een camerasysteem die beeld en geluid registreert van de tuin. Ik kan de beelden terug zien op mijn mobiele telefoon. Ik zag dat er beelden waren opgeslagen op 27 november 2021 om 07.08 uur tot 07.10 uur. Ik zag een jonge man aan de achterzijde van mijn woning over de tuin inlopen. Ik zag de man zijn linker hand richting de deurklink bewoog. ik hoorde vervolgens het geluid van de deurklink. Ik refereer dat geluid aan het proberen te openen van een deur. Ik wist dat mijn achterdeur was afgesloten en dus niet zomaar open te krijgen is. Terwijl de man aan de deur voelt zie ik dat hij om zich heen blijft kijken. Vervolgens zie ik dat hij een stukje verder de tuin in loopt en omhoog kijkt. Ik weet dat daar een balkon is gesitueerd van mijn bovenbuurvrouw. Ik zien de man vervolgens iets, met zijn linker arm, vastpakken en een soort opstapje maakt. Gezien zijn beweging en de geluiden die ik hoor denk ik dat hij op het balkon van mijn bovenbuurvrouw is geklommen. Enkele seconden later zie ik dat de man omlaag klimt of ergens vanaf stapt en de tuin aan de achterzijde verlaat waarna hij uit beeld verdwijnt.
2. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2021, nr. PL1500-2021349245-3 (p. 53, met fotobijlagen p. 54-55), inhoudende:
Toen ik de beelden zag herkende ik direct de mij ambtshalve bekende: [verdachte] , geboren [geboortedag] 2002 [geboorteplaats] . De camera beelden waren van een goede kwaliteit dus ik herkende [verdachte] direct. De [verdachte] woont op de [adres 1] te Leiden. Dit perceel valt onder mijn werkgebied Leiden Noord. Ik, [verbalisant] heb het taakaccent woninginbraken in mijn werkgebied en weet dat [verdachte] eerder is aangehouden voor woninginbraak.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2021, nr. PL1500-2021349245-10 (p. 56, met fotobijlagen p. 57-63), inhoudende:
Ik heb foto's van zijn kleding gemaakt welke de verdachte op het moment van zijn aanhouding droeg. Ik heb onder anders foto's van zijn schoenen, Merk Nike en jas gemaakt. Ik heb vervolgens de verdachte de kleding laten aantrekken en heb van hem foto's gemaakt. Ik zag dat de verdachte een licht grijs trainingspak van het merk Nike droeg. Ik zag dat eraan het trainingsjack een capuchon zat.
Dit kwam tevens overeen met de persoon die op de camerabeelden te zien was.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.