ECLI:NL:RBDHA:2022:401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
NL21.17865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van betrokkenheid bij de Gülen-beweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse nationaliteit, heeft op 2 februari 2021 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Turkije vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de Gülen-beweging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de Gülen-beweging en geen documentatie heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. Eiser heeft ook niet aangetoond dat hij zich tijdig bij de autoriteiten heeft gemeld voor internationale bescherming, wat afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn vrees voor vervolging. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17865

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

ProcesverloopBij besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2021 op zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1979.
2. Op 2 februari 2021 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Daaraan heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in 2007 voor enkele jaren uit Turkije vertrokken omdat hij het niet eens was met het politieke klimaat in Turkije en omdat Erdogan president was. Toen eiser op de middelbare school zat heeft hij bijles gehad op een Dersana van de Gülen-beweging. Ook is zijn familie betrokken bij de Gülen-beweging. Om deze redenen vreest eiser dat hij problemen zal ervaren bij terugkeer naar Turkije. Omdat Erdogan na 13 jaar nog steeds president is, heeft eiser besloten om asiel aan te vragen in Nederland.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. [1] Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser dat hem toegedicht wordt dat hij Gülen-aanhanger is, acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft summier en oppervlakkig verklaard over wat hem aanspreekt in het gedachtegoed van
Gü
len. Daarnaast heeft eiser geen enkele vorm van documentatie overgelegd om zijn betrokkenheid bij de Gülen-beweging aan te tonen. Eiser heeft vanaf 2007 tot nu geen inspanning getoond om aan enige vorm van documentatie te komen.
4. Eiser persisteert in zijn stelling dat verweerder in strijd met de wet handelt door gebruik te maken van verklaringen uit het aanmeldgehoor en dat reeds hierom het beroep gegrond verklaard dient te worden. Verder stelt eiser dat hij niet aan documenten kan komen, omdat die in beslag zijn genomen door de Turkse overheid. Ten onrechte verlangt verweerder dat eiser zich wendt tot de overheid omdat hij daardoor vervolgd zal worden. Tot slot heeft verweerder eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over wat hem aanspreekt in het gedachtegoed van Gülen. Dit doet er overigens ook niet aan af dat de Turkse autoriteiten hem verdenken van betrokkenheid bij de Gülen-beweging.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit artikel 3.108d, vijfde lid van het Vb [2] volgt dat bij de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag, de door de vreemdeling tijdens de aanmeldfase afgelegde verklaringen omtrent zijn asielmotieven niet zullen worden betrokken, uitzonderingen daargelaten voor daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten. Eiser stelt dat ten onrechte het aanmeldgehoor is betrokken bij de beoordeling. Hier is echter geen sprake van. Anders dan eiser heeft aangenomen en ook anders dan in het voornemen [3] staat, komt de door eiser in de zienswijze bedoelde verklaring betreffende het meenemen en overleggen van documenten niet voor in het aanmeldgehoor maar (alleen) in het nader gehoor. Verweerder heeft bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser ook alleen de verklaringen van eiser in het nader gehoor betrokken.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over wat hem aanspreekt in het gedachtegoed van Gülen. Het is aan eiser om dit aannemelijk te maken en hierin is eiser niet geslaagd. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de Gülen-beweging.
7. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vanaf 2007 tot nu geen enkele inspanning heeft geleverd om documenten dan wel ander indicatief bewijs aan te leveren van zijn gestelde toegedichte banden met de Gülen-beweging en de gestelde problemen die daaruit voortvloeien. Verweerder heeft niet ten onrechte bevreemdend geacht dat eiser niet over documenten beschikt waaruit blijkt dat bepaalde documentatie door de Turkse autoriteiten in beslag zou zijn genomen. Er is dan ook niet gebleken van de door eiser gestelde toedichting van betrokkenheid bij de Gülen-beweging door de Turkse autoriteiten.
8. Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid aanhef en onder h, van de Vw. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen heeft aangemeld en daarbij kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Eiser is namelijk rond december 2019/januari 2020 Nederland ingereisd en hij heeft pas op 2 februari 2021 kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Daar komt nog bij dat eiser al ruim 13 jaar geleden is vertrokken uit Turkije en nooit eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Hij heeft hiervoor geen verschoonbare reden gegeven. Verweerder heeft mogen concluderen dat dit afbreuk doet aan de oprechtheid van de gestelde vrees van eiser.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.p. 3/7, noot 1.