ECLI:NL:RBDHA:2022:3996
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing executie beschikking hoofdverblijf minderjarige bij vader
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van 17 december 2021. In die beschikking was bepaald dat de minderjarige zijn hoofdverblijf bij de vader zou hebben, tenzij de vrouw uiterlijk op 6 maart 2022 met de minderjarige binnen een straal van 15 kilometer van de vader zou wonen. De vrouw, die met de minderjarige naar een andere plaats was verhuisd, stelde dat het niet in het belang van de minderjarige was om terug te verhuizen naar de vader, vooral omdat de minderjarige inmiddels goed was ingeburgerd in zijn nieuwe omgeving. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige zwaar laten wegen in de afweging en geconcludeerd dat de schorsing van de beschikking gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vrouw niet met de minderjarige terug kan verhuizen naar de voormalige woonplaats, gezien de omstandigheden en de leeftijd van de minderjarige. De vordering van de vrouw is toegewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat de werking van de beschikking wordt geschorst totdat er een eindbeschikking in het hoger beroep is gewezen.