ECLI:NL:RBDHA:2022:3981
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring sociale huurwoning door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.R. Koster, en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, vertegenwoordigd door S.N. Ramdin. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat verweerder op goede gronden had aangenomen dat eiseres binnen zes maanden zelf in haar huisvesting kon voorzien. Eiseres was recentelijk gescheiden en had dringend behoefte aan een nieuwe woning voor zichzelf en haar twee kinderen. Verweerder stelde dat eiseres in staat was om tijdelijk particuliere woonruimte te huren met de overwaarde van de gezamenlijke woning, die zij had verkocht. Eiseres voerde aan dat zij met haar kinderen dakloos dreigde te worden en dat zij geen familie of vrienden had om op terug te vallen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet onredelijk was, gezien de beleidsvrijheid die verweerder had bij het toekennen van urgentieverklaringen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring en dat de aanvraag terecht was afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.