ECLI:NL:RBDHA:2022:3981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring sociale huurwoning door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.R. Koster, en het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, vertegenwoordigd door S.N. Ramdin. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat verweerder op goede gronden had aangenomen dat eiseres binnen zes maanden zelf in haar huisvesting kon voorzien. Eiseres was recentelijk gescheiden en had dringend behoefte aan een nieuwe woning voor zichzelf en haar twee kinderen. Verweerder stelde dat eiseres in staat was om tijdelijk particuliere woonruimte te huren met de overwaarde van de gezamenlijke woning, die zij had verkocht. Eiseres voerde aan dat zij met haar kinderen dakloos dreigde te worden en dat zij geen familie of vrienden had om op terug te vallen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet onredelijk was, gezien de beleidsvrijheid die verweerder had bij het toekennen van urgentieverklaringen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring en dat de aanvraag terecht was afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.R. Koster),
en

Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, verweerder

(gemachtigde: S.N. Ramdin).

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 27 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022 middels een videoverbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres en haar partner zijn uit elkaar en de gezamenlijke woning is daarom verkocht. Eiseres is met spoed op zoek naar een nieuwe woning voor zichzelf en haar twee kinderen. Zij heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning.
Wat heeft verweerder besloten?
2. De aanvraag van eiseres is afgewezen. Eiseres is volgens verweerder in staat om binnen zes maanden zelf een woonruimte te vinden. De overdracht van de gezamenlijke woning zal plaatsvinden tussen januari en mei 2022. Aan eiseres komt een deel van de overwaarde van het huis toe. Van dit geld kan zij zelf in de particuliere sector woonruimte huren totdat zij op basis van haar inschrijftijd in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Er is geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat zij met haar minderjarige kinderen dakloos dreigt te worden. Zij heeft geen familie of vrienden waar zij terecht kan. Verweerder heeft tijdens de bezwaarprocedure een aantal noodoplossingen genoemd, waaronder divorcehousing.nl en een vrouwenopvang. Het is eiseres niet gelukt om met deze noodoplossingen een woonruimte te vinden. Ook met het bedrag dat zij aan overwaarde uit de gezamenlijke woning heeft gekregen, lukt het haar niet om in aanmerking te komen voor een particuliere huurwoning. Eiseres heeft een overzicht van haar financiën overgelegd om dit inzichtelijk te maken.
Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op medische dan wel psychosociale gronden. Haar ex-partner houdt zich minimaal aan de gemaakte afspraken en eiseres gaat daar geestelijk en lichamelijk aan onderdoor.
Wat zijn de regels?
4. De regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst van de Huisvestingsverordening, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat een restrictief beleid van verweerder niet onredelijk is te achten, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [1]
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden aan heeft kunnen nemen dat eiseres zelf binnen zes maanden kan voorzien in haar huisvesting. Eiseres moet worden geacht in staat te zijn zelf een tijdelijk onderkomen te huren totdat zij op basis van haar inschrijftijd in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Het verschil tussen de huurprijs in de vrije sector en de huurprijs van een sociale huurwoning kan zij in de tussentijd voldoen uit de overwaarde van de gezamenlijke woning. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het door eiseres overgelegde financieel overzicht is hiertoe onvoldoende, reeds omdat hieruit blijkt dat eiseres wel degelijk budget tot haar beschikking heeft om op zoek te gaan naar een tijdelijke huurwoning in de particuliere sector, maar afgewezen wordt omdat zij niet over voldoende maandinkomsten zou beschikken. In ieder geval moet eiseres worden geacht zelf te kunnen voorzien in een tijdelijke noodoplossing. Dat zij vooralsnog geen succes heeft gehad bij divorcehousing.nl of bij andere noodoplossingen, doet daar niet aan af. Verweerder mocht de aanvraag van eiseres afwijzen op grond van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening.
5.3
Omdat verweerder de aanvraag van eiseres af mocht wijzen op grond van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, behoeft de stelling van eiseres dat zij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op medische dan wel psychosociale gronden geen bespreking. Verweerder hoeft pas te beoordelen of de situatie van eiseres onder een van de urgentiecategorieën van artikel 20, derde en vierde lid, van de Huisvestingsverordening valt, als eiseres aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 20, eerste lid, van de Huisvestingsverordening voldoet. Het betoog van eiseres slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: relevante regels

Huisvestingsverordening Holland-Rijnland 2019 (‘de Huisvestingsverordening’)
Artikel 20 Criteria voor toekenning van urgentie
1. Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, wanneer:
a. voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 9 van deze verordening, en;
b. de woningzoekende regionaal gebonden is, en;
c. de woningzoekende niet zelf binnen zes maanden kan voorzien in zijn (her)huisvesting;
d. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 2 en lid 5;
2. Een urgentieverklaring kan alleen verkregen worden als voldoende is aangetoond dat het medische, psychosociale- of maatschappelijke probleem alleen kan worden opgelost door een voorrangspositie voor een zelfstandige woonruimte.
3. Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring op basis van medische dan wel psychosociale gronden, als naar het oordeel van een door de urgentiecommissie aangewezen onafhankelijke deskundige is komen vast te staan dat:
a. er sprake is van medische dan wel psychosociale gronden die zodanig verbonden zijn met omstandigheden in de huidige woonruimte dat de daarmee verbonden gevolgen door voortduring van die omstandigheden verergeren of het gebruik van de woonruimte feitelijk onmogelijk maken; en,
b. het niet aanvaardbaar is dat de onder a genoemde omstandigheden langer dan zes maanden zullen voortduren;
c. door ergonomische aanpassing van de woonruimte de onder a genoemde omstandigheden niet worden opgeheven.
4. Onverlet het bepaalde in het tweede lid, kan een woningzoekende in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, indien sprake is van:
a. onvoorziene financiële teruggang, buiten de schuld van de woningzoekende om, waardoor de woonlasten een onevenredig deel van het inkomen zijn gaan uitmaken, waardoor verhuizen binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is;
b. een acuut dreigende dakloosheid met aantoonbaar de zorg voor (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij sprake is van een aantoonbare noodsituatie die tot een crisis leidt;
c. woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die hun woning hebben moet verlaten in verband met relationele problemen of geweld.
d. woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen, verleend hebben of ontvangen, waardoor verhuizen naar andere zelfstandige woonruimte binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is.
e. een alleenstaande die aantoonbaar niet in staat is vanwege medische en/of psychische omstandigheden om voorzieningen zoals badkamer en keuken met anderen te delen. Waarbij sprake is van omstandigheden in de huidige woonsituatie waardoor naar het oordeel van de Urgentiecommissie verhuizen naar een zelfstandige woning binnen zes maanden noodzakelijk is.
(..).

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).