ECLI:NL:RBDHA:2022:3934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard na toekenning verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 8 februari 2022 een verblijfsvergunning had verleend met terugwerkende kracht vanaf 15 november 2018, geldig tot 18 november 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser in beroep ging tegen het besluit, de staatssecretaris hem een asielvergunning had verleend. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat de verleende vergunning onvoorwaardelijk was en niet onder voorbehoud was verleend. De vermelding van een mogelijke herbeoordeling na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan, maakte dit niet anders.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank niet verder inging op de inhoud van het beroep. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.