ECLI:NL:RBDHA:2022:3934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
NL22.3546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard na toekenning verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 8 februari 2022 een verblijfsvergunning had verleend met terugwerkende kracht vanaf 15 november 2018, geldig tot 18 november 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser in beroep ging tegen het besluit, de staatssecretaris hem een asielvergunning had verleend. Dit leidde tot de vraag of eiser nog procesbelang had bij zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat de verleende vergunning onvoorwaardelijk was en niet onder voorbehoud was verleend. De vermelding van een mogelijke herbeoordeling na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan, maakte dit niet anders.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank niet verder inging op de inhoud van het beroep. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure ingewilligd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij het bestreden besluit een verblijfsvergunning toegekend met ingang van 15 november 2018, geldig tot 18 november 2023. Na het verstrijken van het besluit- en vertrekmoratorium zal worden bezien of een herbeoordeling van de aanspraken op een asielvergunning in de rede ligt.
2. Eiser stelt hiertegen in beroep dat het niet geven van een definitief oordeel over de asielaanvraag maakt dat het besluit een voorlopige betekenis heeft. Dit is volgens eiser in strijd met de vreemdelingenwetgeving en het rechtszekerheidsbeginsel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Nu verweerder eiser een asielvergunning heeft verleend, moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
4. Anders dan eiser betoogt, is zijn verblijfsvergunning niet onder voorbehoud verleend. Hij ontleent hieraan dan ook geen procesbelang. In het bestreden besluit is immers onvoorwaardelijk beslist dat de vergunning wordt verleend met ingang van 15 november 2018 en geldig is tot 18 november 2023. Dat verweerder in de motivering van het bestreden besluit heeft opgenomen dat eventueel een herbeoordeling van de aanspraak op een verblijfsvergunning asiel zal plaatsvinden na afloop van het besluit- en vertrekmoratorium voor Afghanistan, maakt niet dat sprake is van een inwilliging onder voorbehoud. Een dergelijke herbeoordeling kan namelijk ook bij andere (definitieve) besluiten plaatsvinden. Het bestreden besluit is dan ook niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
5. Nu er geen sprake is van procesbelang, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Algemene wet bestuursrecht.