ECLI:NL:RBDHA:2022:3933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
NL21.20191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Soedanese eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en eerdere afwijzingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Soedanese man geboren in 1999, heeft op 26 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, nadat hij in 2017 uit Soedan was gevlucht. Hij claimt dat hij door de Soedanese autoriteiten wordt gezocht vanwege een filmpje dat hij op Facebook heeft geplaatst, waarin hij kritiek uit op de overheid en de arrestatie van zijn familieleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de eerdere asielaanvraag van eiser in Luxemburg inhoudelijk was afgewezen en hij in België verbleef zonder daar om internationale bescherming te verzoeken.

Tijdens de zitting op 24 maart 2022 in Breda heeft eiser zijn verhaal toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser en de argumenten van verweerder gewogen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het filmpje daadwerkelijk op Facebook heeft geplaatst. Eiser kon geen bewijs overleggen van het bestaan van het filmpje, omdat hij zijn telefoon had weggegooid en geen toegang meer had tot zijn Facebook-account.

De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20191

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.A.E. Engelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 21 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ahmed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 1999 en heeft de Soedanese nationaliteit. Eiser heeft op 26 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in 2017 gevlucht uit Soedan omdat de Soedanese autoriteiten naar hem op zoek waren vanwege een filmpje dat hij op Facebook heeft geplaatst. In dat filmpje spreekt eiser over de inname van een stuk landbouwgrond van zijn familie door de overheid. Ook spreekt hij over de arrestatie van zijn vader en broer. Zij zijn opgepakt omdat ze hadden geprotesteerd tegen die inname. Eiser heeft na zijn vertrek uit Soedan, op een nieuw facebook account en op YouTube, filmpjes geplaatst waarin hij zich uitlaat over de onderdrukking en onrechtvaardigheid in Soedan. Het plaatsen van dergelijke filmpjes is in Soedan verboden. Eiser vreest daarom bij terugkeer te worden gearresteerd door de Soedanese autoriteiten.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder werpt eiser tegen dat zijn in Luxemburg gedane asielaanvraag na een inhoudelijke beoordeling is afgewezen en dat hij in België heeft verbleven zonder er om internationale bescherming te verzoeken. Verweerder volgt eiser in de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De problemen met de Soedanese autoriteiten heeft verweerder echter ongeloofwaardig bevonden.
De beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat verweerder niet met documenten heeft aangetoond dat zijn asielaanvraag in Luxemburg inhoudelijk is afgewezen en dat hij in België zou hebben verbleven zonder daar internationale bescherming te verzoeken. Verweerder heeft dit dan ook ten onrechte aan hem tegengeworpen. Eiser voert voorts aan dat verweerder de problemen met de Soedanese overheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden.
De beoordeling
5. De beroepsgronden slagen niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Verweerder werpt niet (langer) aan eiser tegen dat de omstandigheid dat hij al in 2017 zijn land van herkomst heeft verlaten afbreuk doet aan de noodzaak tot het verkrijgen van internationale bescherming. Dit hoeft dan ook niet verder besproken te worden.
7. Eiser heeft zelf verklaard in zijn aanmeldgehoor Dublin [2] dat zijn aanvraag van 16 juli 2018 in Luxemburg na een inhoudelijke beoordeling is afgewezen. De Luxemburgse autoriteiten hebben geen aanleiding gezien om aan eiser internationale bescherming te verlenen. Eiser heeft dit ter zitting bevestigd. In genoemd aanmeldgehoor heeft eiser ook verklaard dat hij vanaf 25 augustus 2019 en tot 27 november 2019 in België heeft verbleven zonder daar een verzoek om internationale bescherming in te dienen. [3]
Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze omstandigheden afbreuk doen aan de noodzaak tot het verkrijgen van internationale bescherming. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet op grond van deze omstandigheden bij voorbaat is uitgegaan van de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. Verweerder heeft de door eiser afgelegde verklaringen wel degelijk integraal gewogen.
8. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het door hem gemaakte filmpje daadwerkelijk op Facebook heeft gezet. Immers, eiser heeft dit filmpje niet kunnen tonen. Volgens eiser kan hij dit filmpje niet meer overleggen omdat hij zijn telefoon heeft weggegooid en zijn facebook account aan deze telefoon gekoppeld was. Hij stelt daarnaast ook niet meer de beschikking te hebben over de inloggegevens van dit account. Deze uitleg van eiser neemt niet weg dat van het bestaan van het filmpje op Facebook op geen enkele wijze is gebleken.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat de autoriteiten op de hoogte waren van het vermeende filmpje op Facebook en dat eiser persoonlijk door de autoriteiten gezocht wordt vanwege dat filmpje. Immers, eiser heeft zelf verklaard dat hij zich op Facebook met een andere naam heeft geregistreerd dan waarmee hij bij de autoriteiten bekend was. [4] Verweerder heeft eisers verklaring dat er een geheime dienst is in Soedan die dag en nacht bezig is om alles te controleren niet hoeven volgen nu dit een niet onderbouwd vermoeden van eiser is. Bovendien heeft eiser niet kunnen uitleggen wat de autoriteiten die volgens hem bij zijn ouderlijk huis aan de deur kwamen, van plan waren.
Tenslotte heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij niet heeft aangetoond dat hij na zijn vertrek uit Soedan op Facebook en YouTube kritiek heeft geuit op de Soedanese overheid.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de verklaringen van eiser over de problemen met de Soedanese autoriteiten niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rapport aanmeldgehoor Dublin d.d. 1 december 2019, pagina 5
3.Idem, pagina 6
4.Idem pagina 14.