ECLI:NL:RBDHA:2022:3932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
NL22.5450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening verblijfsvergunning asiel en verantwoordelijkheid Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 april 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, maar heeft ook geconstateerd dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet voldoende heeft onderbouwd waarom Italië verantwoordelijk is. De rechtbank merkte op dat uit het bestreden besluit niet bleek dat de eiser op 9 maart 2022 was geclaimd bij de Italiaanse autoriteiten, wat essentieel is voor de overdracht van de zaak aan Italië.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat de verantwoordelijkheden van Italië blijven bestaan, ondanks de vernietiging van het besluit. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gedaan en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5450
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

Het is thans niet langer in geschil dat Italië nog steeds verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek. Eiser heeft geen bezwaren geuit tegen overdracht aan Italië.
Eiser stelt echter terecht dat verweerder in het bestreden besluit heeft nagelaten om de verantwoordelijkheid van Italië deugdelijk te onderbouwen. Uit het voornemen, noch uit het bestreden besluit blijkt namelijk dat eiser op 9 maart 2022 is geclaimd bij de Italiaanse autoriteiten. Dit is eiser eerst duidelijk geworden uit het rechtbankdossier.
Voor zover uit de motivering van het bestreden besluit zou moeten worden afgeleid dat verweerder zich (mede) baseert op het tussen Duitsland en Italië gesloten claimakkoord, geldt dat hierop in de huidige procedure niet de verantwoordelijkheid van Italië kan worden gebaseerd. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, onder de bepaling dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
Nu eiser vanwege het ontbreken van een sluitende motivering aanleiding heeft kunnen zien om beroep in te stellen, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten, die aan de zijde van eiser worden vastgesteld op € 1518,- , uitgaande van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en een zaak van gemiddeld gewicht (wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.