ECLI:NL:RBDHA:2022:3928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
NL22.5588 en NL22.5592
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Tunesische eisers afgewezen, rechtbank oordeelt over zorgvuldigheid van besluitvorming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Tunesische eisers, die eerder in hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank heeft de eerdere beroepen van de eisers gegrond verklaard, maar de Staatssecretaris heeft opnieuw besloten om de aanvragen af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in zijn besluitvorming niet zorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij geen nieuw voornemen heeft uitgebracht voorafgaand aan de bestreden besluiten. Dit is in strijd met artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit, dat vereist dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die van belang kunnen zijn voor de beslissing. De rechtbank oordeelt dat de eisers in hun belangen zijn geschaad doordat zij pas in beroep konden reageren op de standpunten van de Staatssecretaris, zonder dat zij de kans kregen om hierop te reageren in een nieuw voornemen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.5588 en NL22.5592

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer 1]
en,

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer 2] , mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam minderjarige 1],
V-nummer: [nummer 3]
[naam minderjarige 2],
V-nummer: [nummer 4]
Hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 april 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft bij uitspraken van 26 mei 2021 de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard (zaaknummers NL21.5973 en NL21.5971).
Bij besluiten van 2 juli 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft bij uitspraak van 29 juli 2021 de daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard (zaaknummers NL21.10800 en NL21.11766).
Bij besluiten van 31 maart 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL22.5589 en NL22.5593, op 14 april 2022 te Dordrecht op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en eiseres is geboren op [geboorteplaats eiseres] . Zij hebben allebei de Tunesische nationaliteit.
2.1.
Op 13 januari 2021 hebben eisers asielaanvragen ingediend. Zij hebben aan deze asielaanvragen – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat de familie van eiseres het hen niet toestond om met elkaar te trouwen. Eiseres raakte zwanger van eiser. Eiser en eiseres werden vervolgens door de familie van eiseres ontvoerd en mishandeld, waarbij de zwangerschap werd afgebroken. Eiser werd daarna in voorlopige hechtenis geplaatst, naar aanleiding van valse getuigenissen van de ooms van eiseres. Ondertussen was eiseres weggevlucht uit haar ouderlijk huis en nadat eiser werd vrijgelaten zijn zij weer samen gaan wonen. Eiseres raakte opnieuw zwanger. Zij hebben in de periode sinds de vrijlating van eiser geen problemen meer ondervonden van de familie van eiseres.
2.2.
Bij besluiten van 15 april 2021 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 26 mei 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, de beroepen tegen deze besluiten gegrond verklaard. De rechtbank heeft – kortgezegd – geoordeeld dat verweerder de herbeoordeling van de situatie in Tunesië niet heeft uitgevoerd in overeenstemming met artikel 37, derde lid, van de Procedurerichtlijn en artikel 3.105ba, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Om die reden kleefde aan de besluiten van 15 april 2021 een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
2.3.
Bij besluiten van 2 juli 2021 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 29 juli 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, de beroepen tegen deze besluiten gegrond verklaard. De rechtbank heeft – kortgezegd – geoordeeld dat de besluiten van 2 juli 2021 niet in stand konden blijven, omdat verweerder in het licht van de staatsgreep in Tunesië van 25 juli 2021 niet zonder nader onderzoek en nadere motivering zijn standpunt dat Tunesië als veilig land kan worden aangemerkt kon handhaven.
3. Op 31 maart 2022 heeft verweerder met de bestreden besluiten opnieuw beslist op de asielaanvragen van eisers. Verweerder acht de verklaringen van eisers geloofwaardig. Tunesië is echter aangemerkt als een veilig land van herkomst en eisers hebben volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië in hun geval niet veilig is.
4. Eisers betogen in beroep dat verweerder ten onrechte geen nieuw voornemen heeft uitgebracht voorafgaande aan de bestreden besluiten.
4.1.
Artikel 3.119 van het Vb luidt als volgt. Wanneer na het uitreiken of toezenden van het voornemen feiten of omstandigheden:
a. bekend worden, of
b. reeds bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn en Onze Minister voornemens blijft de aanvraag af te wijzen, wordt dit aan de vreemdeling meegedeeld en wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank had het gelet op de tekst van artikel 3.119 van het Vb op de weg van verweerder gelegen om nieuwe voornemens uit te brengen.
In de eerste plaats is daartoe redengevend dat verweerder de asielrelazen van eisers in de voornemens ongeloofwaardig achtte, terwijl verweerder deze in alle daarna genomen besluiten geloofwaardig achtte. De reeds bekende feiten of omstandigheden zijn door verweerder dus anders beoordeeld of gewogen en de door verweerder gemaakte beoordeling is dus anders dan de beoordeling waarover eisers hun zienswijze hebben ingediend.
In de tweede plaats is daartoe redengevend dat ook de feitelijke situatie in Tunesië is veranderd sinds het uitbrengen van het voornemen en dat er gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die relevant kunnen zijn voor de beoordeling door verweerder. Sinds het uitbrengen van de voornemens op 13 april 2021 hebben er daarom herbeoordelingen plaatsgevonden van Tunesië als veilig land van herkomst en eisers hebben in beroep onder verwijzing naar diverse stukken aangevoerd dat de feitelijke situatie ook na de laatste herbeoordeling nog is veranderd.
Het betoog van verweerder dat deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, verweerder in de uitspraak van 29 juli 2021 niet heeft verplicht om een nieuw voornemen uit te brengen en dat artikel 39 van de Vw verweerder evenmin verplicht om na een gegrondverklaring van een beroep een nieuw voornemen uit te brengen, maakt het voorgaande niet anders. Het is de verantwoordelijkheid van verweerder om indien een eerder besluit door de rechtbank is vernietigd, op zorgvuldige wijze opnieuw op de asielaanvragen te beslissen en te bezien of hij op grond van artikel 3.119 van het Vb gehouden is om een nieuw voornemen uit te brengen. Anders dan verweerder meent volgt uit artikel 3.119 van het Vb niet dat hij hiertoe slechts gehouden is wanneer een andere afwijzingsgrond wordt gehanteerd. Voor zover dit volgens verweerder wel volgt uit zijn eigen beleid, maakt dit het voorgaande niet anders. Indien verweerder een nieuw voornemen had uitgebracht en daarin de andere beoordeling over de geloofwaardigheid had opgenomen en de veranderde feitelijke situatie had betrokken, hadden eisers in hun zienswijze argumenten in reactie daarop naar voren kunnen brengen. Dat hebben zij nu in beroep gedaan, waardoor verweerder in het bestreden besluit op die argumenten niet meer heeft kunnen reageren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers in hun belangen geschaad nu zij eerst in beroep hebben kunnen reageren op de huidige standpunten van verweerder en nu verweerder hierop niet in een besluit heeft gereageerd.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bestreden besluit door geen nieuwe voornemens uit te brengen en eisers niet in de gelegenheid te stellen om hierover een zienswijze in te dienen onzorgvuldig voorbereid.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal opnieuw op de asielaanvragen van eisers moeten beslissen en daaraan voorafgaand een voornemen moeten uitbrengen. Daarbij zal hij dat wat eisers verder in beroep aan de orde hebben gesteld moeten betrekken. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuwe besluiten te nemen. Het is daarom niet nodig wat eisers verder hebben aangevoerd te bespreken.
6. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, veroordeelt zij verweerder in de proceskosten van eisers. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). Hierbij merkt de rechtbank op dat zij de zaken heeft aangemerkt als samenhangend als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twintig weken na verzending van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr.H.L. de Vries, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.