ECLI:NL:RBDHA:2022:3928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Tunesische eisers afgewezen, rechtbank oordeelt over zorgvuldigheid van besluitvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Tunesische eisers, die eerder in hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank heeft de eerdere beroepen van de eisers gegrond verklaard, maar de Staatssecretaris heeft opnieuw besloten om de aanvragen af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris in zijn besluitvorming niet zorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij geen nieuw voornemen heeft uitgebracht voorafgaand aan de bestreden besluiten. Dit is in strijd met artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit, dat vereist dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen wanneer er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die van belang kunnen zijn voor de beslissing. De rechtbank oordeelt dat de eisers in hun belangen zijn geschaad doordat zij pas in beroep konden reageren op de standpunten van de Staatssecretaris, zonder dat zij de kans kregen om hierop te reageren in een nieuw voornemen. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.518,-.