ECLI:NL:RBDHA:2022:3924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
NL22.3951 en NL22.3953
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van twee asielaanvragen van verzoekers, die op 7 maart 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn afgewezen. De verzoekers, een gezin met een minderjarig kind, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 7 april 2022 in Middelburg, waar de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. W.A. Berghuis, en een tolk, B.S.A. Doedée. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. van Hoof.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de asielaanvragen van verzoekers als kennelijk ongegrond zijn afgewezen. Dit betekent dat de rechtbank van mening is dat de aanvragen niet voldoen aan de voorwaarden voor asiel en dat er geen reden is om de verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, mede omdat er al een uitspraak was gedaan in de aan deze verzoeken gerelateerde zaken NL22.3950 en NL22.3952.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.3951 en NL22.3953

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam 1], verzoeker, V-nummer: [Nummer 1]

[Naam 2], verzoekster, V-nummer: [Nummer 2]
Mede namens hun minderjarig kind
[Naam 3]
Hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 7 maart 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken, tezamen met de zaken met nummers NL22.3950 en NL22.3952, op 7 april 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen B.S.A. Doedée. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in de zaken met nummers NL22.3950 en NL22.3952 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop deze verzoeken om een voorlopige voorziening betrekking hebben. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.