ECLI:NL:RBDHA:2022:3918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9491838 RP VERZ 21-50662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelgeschil over aansprakelijkheid gemeente na arbeidsongeval

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een verzoeker, die in dienst was bij de gemeente Den Haag, en de gemeente zelf. De verzoeker, die sinds 30 juli 2018 arbeidsongeschikt is, heeft op 11 oktober 2018 een ongeval gehad tijdens zijn werkzaamheden, waarbij hij ten val kwam. Hij heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van dit ongeval en verzoekt om schadevergoeding, inclusief rechtsbijstandskosten en griffierechten. De gemeente heeft de aansprakelijkheid afgewezen en betwist dat er sprake is geweest van een arbeidsongeval.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er veel onduidelijkheid bestaat over de feiten van de zaak, waaronder de vraag of er daadwerkelijk een ongeval heeft plaatsgevonden en of dit ongeval zich op de werkplek heeft voorgedaan. De gemeente heeft aangevoerd dat het incident niet op de werkplek heeft plaatsgevonden en dat er geen melding van het ongeval in het personeelsdossier van de verzoeker is terug te vinden. De kantonrechter concludeert dat er nader onderzoek nodig is om de feiten vast te stellen, wat niet past binnen de deelgeschilprocedure. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van de verzoeker afgewezen op grond van artikel 1019z Rv.

De kosten van de procedure zijn wel begroot, maar de gemeente is niet veroordeeld tot betaling daarvan, aangezien de aansprakelijkheid niet is vastgesteld. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure begroot op € 3.049,50, inclusief btw en griffierecht, maar deze hoeven alleen betaald te worden als de aansprakelijkheid van de gemeente alsnog komt vast te staan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CK+MG/c
Zaaknummer: 9491837 RP VERZ 21-50662
Uitspraakdatum: 8 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
aangeduid als [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. O. Emre,
tegen
publiekrechtelijke rechtspersoon
gemeente Den Haag,
statutair gevestigd te Den Haag,
verwerende partij,
aangeduid als de gemeente,
gemachtigde: mr. R.A. Koster-Mulder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ter griffie ingekomen op 14 oktober 2021;
  • het bij brief van 1 februari 2022 overgelegde urenoverzicht afkomstig van de gemachtigde van de [verzoeker] ;
  • het op 22 februari 2022 ingekomen verweerschrift, met producties.
1.2.
Op 8 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij is [verzoeker] verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de gemeente is verschenen [naam] bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
1.3.
Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald, maar bij vervroeging heden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Op 15 maart 1998 is [verzoeker] in dienst getreden bij de gemeente, laatstelijk in de functie van Toezichthouder B bij het Fietsverwijderteam (onderdeel van de Haagse Handhavingsorganisatie). Sinds 30 juli 2018 is [verzoeker] arbeidsongeschikt. [verzoeker] heeft getracht te re-integreren.
2.2.
Op 11 oktober 2018 is [verzoeker] ten val gekomen. Op de het moment van de val bevond [verzoeker] zich bij Biesieklette Na deze val is [verzoeker] per ambulance vervoerd naar het ziekenhuis.
2.3.
Bij brief van 4 september 2020 heeft [verzoeker] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het hem overkomen ongeval op 11 oktober 2018.
2.4.
Per 1 juni 2021 is het dienstverband van [verzoeker] bij de gemeente geëindigd.
2.4.
Op 27 mei 2021 heeft de gemeente de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval afgewezen, hetgeen zij heeft herhaald in een brief van 21 juni 2021.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, uitvoerbaar bij voorraad,
te bepalen dat de gemeente, als werkgever, aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade in verband met het arbeidsongeval op 11 oktober 2018 en de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door hem daardoor geleden en nog te lijden schade;
te bepalen dat de gemeente de rechtsbijstandskosten die [verzoeker] in het kader van dit deelgeschil heeft gemaakt aan de advocaat van [verzoeker] dient te voldoen en deze kosten te begroten op een bedrag van € 3.920,00 exclusief 21% btw en 6% kantoorkosten en nog te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van een beschikking tot de dag der algehele voldoening;
te bepalen dat de gemeente de griffierechten aan [verzoeker] dient te vergoeden.
3.2.
[verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een arbeidsongeval waarvoor de gemeente aansprakelijk is omdat de gemeente niet heeft voldaan aan haar zorgplicht als bedoel in artikel 7:658 BW. Een bestuursorgaan heeft tegenover de ambtenaar een zorgplicht die inhoudt dat het bestuursorgaan de maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Volgens [verzoeker] staat voldoende vast dat hij tijdens zijn dienst op 11 oktober 2018 is gestruikeld over een groot stuk afgebroken stuk fietsenrek, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Sindsdien heeft [verzoeker] namelijk klachten aan zijn nek en rug waarvoor hij medicatie krijgt.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente heeft zich primair op het standpunt gestel dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure nu de standpunten van partijen op tal van punten haaks op elkaar staan. Zo is niet alleen in geschil of er op 11 oktober 2018 daadwerkelijk een ongeval heeft plaatsgevonden waarbij [verzoeker] is gestruikeld, maar ook of (als dit al vast komt te staan) het ongeval heeft plaatsgevonden op de werkplek en er dus sprake is van een arbeidsongeval. Verder is in geschil of de gemeente haar zorgplicht heeft geschonden, of de gemeente aansprakelijk is, of er sprake is van klachten en of er sprake is van causaal verband tussen deze klachten en het ongeval. Om op deze punten duidelijkheid te verkrijgen is mogelijk nader onderzoek nodig door een deskundige en eventueel is ook bewijslevering aan de orde, door middel van het horen van getuigen. Daarvoor leent een deelgeschil zich niet, maar is een bodemprocedure de aangewezen weg. Subsidiair is de gemeente inhoudelijk nader op de geschilpunten ingegaan.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Bij de beoordeling van het deelgeschil moet de rechtbank zich de vraag stellen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat deze opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Een deelgeschil waarvan te verwachten is dat de beantwoording van die vraag te kostbaar is en veel tijd in beslag zal nemen, bijvoorbeeld omdat bewijsvoering nodig zal zijn, zal zich minder snel lenen voor een deelgeschilprocedure.
4.2.
De kantonrechter constateert dat tussen partijen bijna elk onderdeel van deze zaak in geschil is. Onduidelijk is allereerst of er überhaupt sprake is geweest van een ongeval op 11 oktober 2018. Volgens de gemeente worden alle arbeidsongevallen direct intern gemeld door middel van een ongevallen-registratieformulier. Deze melding komt terecht bij het Arbocentrum en wordt doorgezonden naar P&O. In het personeelsdossier van [verzoeker] komt echter geen melding van een arbeidsongeval voor. Verder zijn er verschillende verklaringen afgelegd door mensen die aanwezig waren bij het incident dan wel [verzoeker] die dag op de grond hebben zien liggen in de Biesieklette. Deze verklaringen komen er op neer dat [verzoeker] terwijl hij op de grond lag zei dat hij adem te kort en pijn op de borst had. Dat hij dat heeft gezegd is door [verzoeker] ter zitting bevestigd. Ook is verklaard door medewerkers van Biesieklette dat zij in gesprek waren met [verzoeker] en dat hij vervolgens gewoon in elkaar zakte, waarop 112 is gebeld en een ambulance is gekomen die hem voor observatie heeft meegenomen. Van een ongeval was volgens deze verklaringen dan ook geen sprake. Daarmee staat niet vast dat er sprake is geweest van een ongeval. Daarvoor is eventueel nadere bewijslevering nodig, waarvoor een deelgeschil zich evenwel niet leent.
4.3.
Daarnaast is in geschil of, als er sprake zou zijn geweest van een ongeval, dit ongeval heeft plaatsgevonden op de werkplek, aangezien de gemeente stelt dat de Biesieklette waar het incident heeft plaatsgevonden geen onderdeel is van de gemeente. Als al zou komen vast te staan dat dit wel het geval zou zijn, dan moet ook nog worden beoordeeld of de gemeente al dan niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. Mocht ook dit komen vast te staan dan is het nog de vraag of [verzoeker] schade heeft geleden door het ongeval. Over de schade en de omvang daarvan heeft hij namelijk om hem moverende redenen nog niets prijs gegeven.
4.4.
Al met al dienen er nog veel vragen te worden beantwoord voordat kan worden vastgesteld of de gemeente aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade zoals door [verzoeker] in dit deelgeschil wordt verzocht. Daarvoor zal nader onderzoek noodzakelijk zijn, dat dusdanig veel tijd in beslag neemt dat dit geschil zich niet leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure. Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker] op grond van artikel 1019z Rv zal worden afgewezen Aan de overige stellingen en weren van partijen wordt hierdoor niet toegekomen.
Kosten deelgeschil
4.5.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van deze procedure dient te begroten. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat van een volstrekt onnodig of onterecht ingestelde procedure in dit geen geval sprake is. Hoewel de gemeente steeds het standpunt heeft ingenomen dat geen (arbeids)ongeval heeft plaatsgevonden, maar [verzoeker] onwel is geworden tijdens zijn werk volgde de onderbouwing van zowel het standpunt van de gemeente als die van [verzoeker] in etappes. De getuigenverklaringen heeft de gemeente zelfs pas in deze procedure overgelegd. Zodoende is al met al door deze procedure duidelijk geworden wat de omvang van het geschil is en is duidelijk geworden dat het een bewijskwestie is. Dat het zich daardoor niet leent voor een deelgeschil, doet daaraan niet af. Er zal worden overgaan tot begroting van de kosten.
4.7.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft de kosten van het deelgeschil begroot op in totaal 16 uur á € 245,00 per uur, nog te vermeerderen met 21% btw en 6% kantoorkosten. De gemeente heeft geen verweer gevoerd tegen de begrote kosten. De kantonrechter acht de aan de zaak bestede tijd bovenmatig aangezien de zaak niet als complex te kwalificeren is. Gezien de aard van de zaak en het gehanteerde uurtarief komt de kantonrechter 10 uur á
€ 245,00 (ex btw) als redelijk voor. Ten aanzien van de kantoorkosten overweegt de kantonrechter dat voor de nog gehanteerde opslag voor kantoorkosten in de huidige tijd geen ruimte meer is, zeker wanneer sprake is van particuliere cliënten aan wie voldoende transparantie over de te verwachten kosten dient te worden geboden. Dit betekent dat de kosten zullen worden begroot op (10 uur x € 245,00 x 21% btw) € 2.964,50, waarbij nog opgeteld dient te worden het griffierecht van € 85,00 zodat de totale kosten worden begroot op € 3.049,50.
4.8.
Aangezien de aansprakelijkheid van de gemeente niet is komen vast te staan, zal de kantonrechter de kosten alleen begroten en de gemeente niet veroordelen tot betaling daarvan. Het begrote bedrag hoeft alleen door de gemeente te worden betaald als haar aansprakelijkheid alsnog komt vast te staan.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 3.049,50 (inclusief btw en griffierecht);
5.2.
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2022.