ECLI:NL:RBDHA:2022:388
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van het uitsluitend gebruik van een sociale huurwoning aan de vrouw en medewerking van de man aan wijziging van de huurovereenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en een islamitisch huwelijk zijn aangegaan. De vrouw heeft de relatie recent beëindigd en vordert het uitsluitend gebruik van de sociale huurwoning waar beide partijen momenteel wonen. De man is de huurder van de woning, maar de vrouw heeft sinds medio 2018 haar hoofdverblijf in de woning en heeft de zorg voor de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw stelt dat de kinderen lijden onder de spanningen tussen partijen en dat zij in het belang van de kinderen in de woning wil blijven wonen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien de situatie waarin partijen samenwonen niet langer houdbaar is. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de woning toe, omdat het belang van de vrouw en de kinderen zwaarder weegt dan het belang van de man. De man wordt veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en dient zijn medewerking te verlenen aan een verzoek tot wijziging van de huurovereenkomst, zodat de vrouw medehuurder kan worden. De voorzieningenrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.