ECLI:NL:RBDHA:2022:3860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
09/171689-21, 09/115521-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht bij meerderjarige verdachte in verband met winkeloverval en straatroof

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder een winkeloverval en een straatroof. De verdachte werd ervan beschuldigd op 28 december 2020 samen met een ander €7.800 te hebben gestolen van een slachtoffer, waarbij hij deze bedreigde met een mes. Daarnaast werd hij beschuldigd van diefstal door middel van inklimming op 29 april 2021 en van een straatroof op 28 april 2021, waarbij hij wederom een mes gebruikte om een ander te bedreigen en goederen af te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overvallen, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij betrokken was bij de straatroof, maar ontkende dat er een mes was gebruikt. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er wel degelijk sprake was van bedreiging met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 365 dagen jeugddetentie, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, en heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht goedgekeurd, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn licht verstandelijke beperking. Tevens werd een schadevergoeding van €8.800 toegewezen aan de benadeelde partij, met een schadevergoedingsmaatregel voor de helft van het bedrag. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan verschillende voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09/171689-21 en 09/115521-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is mr. S.M. Kat te Amsterdam. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij:
 op 28 december 2020 in Den Haag samen met een ander €7.800,00 gestolen heeft van [slachtoffer 1] , en [slachtoffer 1] onder meer heeft bedreigd met een mes; (09/171689-21);
 op 29 april 2021 in Den Haag samen met anderen door middel van braak of inklimming sleutels heeft gestolen (09/115521-21 feit 1);
 op 28 april 2021 in Den Haag samen met een ander [slachtoffer 2] heeft beroofd en hem met een mes heeft bedreigd (09/115521-21 feit 2).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Voor de winkeloverval is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte één van de daders is. De verdachte heeft zich toegang tot het Q-Park verschaft door inklimming en heeft samen met zijn medeverdachten de kluis opengemaakt met een valse sleutel. Op de camerabeelden is te zien dat ook de verdachte daar een actieve rol in heeft gehad. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] op straat heeft beroofd. Daarnaast verklaart [slachtoffer 2] over het gebruik van een mes, dat zijn portemonnee uit zijn broekzak is gepakt en dat daar vervolgens zijn passen uit zijn gehaald.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de diefstal in vereniging in Q-Park parkeergarage en de overval op de winkel bepleit. Ten aanzien van de winkeloverval kan aan de hand van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat de verdachte een van de daders is. De verdachte heeft bekend dat hij in de parkeergarage, maar hij is daar niet door inklimming binnen gekomen. Evenmin is sprake van medeplegen, nu de verdachte geen actieve rol in het geheel heeft gehad en eigenlijk alleen maar heeft meegelopen. Bovendien heeft hij niks weggenomen. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] heeft beroofd. Er is echter geen mes gebruikt. De verdachte moet daarvoor worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling
09/171689-21
Voor de rechtbank staat vast dat de aangever op 28 december 2020 is overvallen in zijn winkel door twee jongens, en dat daarbij €7.800,00 is weggenomen. De vraag die voorligt is of de verdachte een van de overvallers is.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op de camerabeelden van de winkel is te zien dat de aangever wordt overvallen door twee jongens. Deze beelden zijn op 13 april 2021 uitgezonden op Omroep West, waarna meldingen via Meld Misdaad Anoniem zijn binnengekomen en onder andere de verdachte en de [medeverdachte] als daders zijn genoemd. De [medeverdachte] is daarnaast door [verbalisant 1] herkend. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij vlak voor en na de overval veelvuldig contact heeft gehad met [medeverdachte] . Bovendien blijkt uit deze gegevens dat de verdachte zich op het tijdstip van de overval bevond in het dekkingsgebied van de overval. De verdachte past qua postuur in het uit de beelden blijkende signalement van de andere overvaller. Daarnaast zijn bij de verdachte thuis Nike schoenen aangetroffen die grote overeenkomsten vertonen met de schoenen die die overvaller tijdens de overval droeg. Uit het uitlezen van de telefoon van de verdachte blijkt dat met dit toestel meerdere malen online is gezocht naar de overval. Tenslotte is op 8 juli 2021 het gesprek tussen de verdachten in de arrestantenbus opgenomen. Ook de in de bewijsmiddelen opgenomen onderdelen van dit gesprek wijzen op de betrokkenheid van de beide verdachten bij de overval.
Gelet op al deze bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de winkeloverval.
09/115521-21 feit 1
De verdachte heeft verklaard dat hij in Q-Park aanwezig was, maar dat de schuifdeur die toegang gaf tot de woontoren gelegen boven Q-Park vanzelf open ging en dat hij niets weet van pasjes of sleutels die zouden zijn gebruikt om het kantoor van Q-park binnen te komen en de kluis te openen. Hij heeft verder verklaard dat hij niets heeft gedaan in dat kantoor en niets weet van sleutels die uit de kluis gestolen zouden zijn.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte samen met twee anderen via een schuifdeur de bewonersentree van [locatie 1] binnengaat, nadat deze deur met kracht is geopend. Vervolgens is te zien dat de verdachte samen met de twee medeverdachten van het bewonersgedeelte naar Q-Park loopt, om daarna het kantoor van Q-Park in te gaan. Op de beelden van het kantoor is te zien dat alle drie de verdachten actief de ruimte en vervolgens de kluis die in het kantoor staat doorzoeken. Om het kantoor en de kluis open te maken, is een code of tag nodig. Bij de aanhouding van de verdachten is door een van hen een sleutelbos weggegooid, waarover door de aangever is verklaard dat deze uit de kluis is gestolen. Deze sleutelbos past op de betaalautomaat die in Q-Park staat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich door middel van inklimming toegang heeft verschaft tot Q-Park. De verdachte is door een met kracht geopende schuifdeur de bewonersentree van New Babylon binnen gegaan. Het gebruikmaken van een bestaande of geforceerde opening, ook als daar weinig moeite voor nodig is, levert inklimming op.
Ook is de rechtbank van oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Immers, uit het dossier volgt dat alle drie de verdachten het kantoor van Q-Park zijn binnengegaan en dat hebben doorzocht, net als de kluis. De verdachte heeft zich hier op geen enkel moment van gedistantieerd en heeft, nadat de kluis was geopend, nog door spullen in het kantoor staan zoeken.
09/115521-21 feit 2
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij op 28 april 2021 de aangever heeft beroofd. De verdachte heeft ontkend dat daarbij een mes is gebruikt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel bewezen kan worden verklaard dat bij de overval een mes is getoond. Door de aangever is immers meerdere malen en gedetailleerd verklaard dat de medeverdachte een mes heeft vastgehouden. Deze verklaring wordt door de rechtbank betrouwbaar geacht en daarom gevolgd.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
09/171689-21
hij op 28 december 2020 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, €7800, dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- te roepen: “dit is een overval” en daarbij een mes uit een broeksband tevoorschijn te halen en
- zwaaiende bewegingen met een mes in de richting van [slachtoffer 1] te maken;
09/115521-21
1
hij op 29 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, sleutels, die geheel aan Q-Park toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming en valse sleutel namelijk door gebruik te maken van een code tot het gebruik waarvan verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren;
2
hij op 28 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een horloge en airpods en een IPhone en passen, die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door het tonen van een mes, en dreigend tegen [slachtoffer 2] te zeggen “geef mij jouw telefoon” en “mooi klokje, geef maar hier”.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft 365 dagen jeugddetentie geëist, met aftrek van voorarrest, waarvan 117 dagen voorwaardelijk. Daarnaast is een werkstraf voor de duur van 60 uur geëist. Ook verzoekt de officier van justitie om toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten. Het is belangrijk dat de verdachte hier de consequenties van ervaart, en dat tegelijkertijd naar de toekomst gekeken wordt.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de voorlopige hechtenis opgelegd moet worden. Een werkstraf is op dit moment niet nodig. De verdachte heeft namelijk goed contact met de jeugdreclassering, heeft een dagbesteding en hij gaat binnenkort naar school.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Het betreft een winkeloverval, diefstal met inklimming en een straatroof. De verdachte heeft samen met een ander een winkel overvallen, waarbij is gedreigd met een mes, zodat de aangever geld zou overhandigen. Daarnaast heeft hij samen met twee medeverdachten sleutels bij het Q-Park weggenomen, door gebruik te maken van een kluiscode. Een dag later heeft de verdachte een straatroof gepleegd.
Deze feiten zijn ernstige feiten, waarbij de verdachte geen respect heeft getoond voor het eigendom van anderen. Bovendien hebben deze feiten grote indruk gemaakt op de aangevers. Zo blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring dat aangever [slachtoffer 1] nog steeds angstig naar zijn werk gaat en hij erg op zijn hoede is. Dergelijke feiten tasten ook het maatschappelijke gevoel van veiligheid aan. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Daar komt bij dat de verdachte in een proeftijd liep toen hij de strafbare feiten pleegde. Hij heeft zich daar niets van aangetrokken. Ook dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Strafblad
De rechtbank stelt vast aan de hand van de Justitiële Documentatie van 22 maart 2022 dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict en een geweldsdelict.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 18 februari 2022 en de Pro-Justitiarapportage van 16 oktober 2021 en neemt daarbij in het bijzonder de volgende passages in overweging:
Reclassering Nederland
[verdachte] heeft een licht verstandelijke beperking waardoor hij de gevolgen van zijn handelen
onvoldoende overziet. Voorts kan hij beïnvloedbaar en impulsief zijn. Niet uitgesloten wordt dat dit naast een onstabiele thuissituatie waarbij hij enige tijd geen vaste verblijfsplaats had, omgang met een negatief netwerk, het ontbreken van een dagbesteding en een inkomen een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van onderhavige feiten. Om justitiecontacten in de toekomst te voorkomen is stabiele huisvesting, een zinvolle dagbesteding en een inkomen van belang met de nodige begeleiding en ondersteuning die betrokkene behoeft. De indruk is dat [verdachte] gemotiveerd is om nieuwe justitiecontacten te voorkomen en zich te richten op zijn toekomst. De begeleiding door zowel de jeugdreclassering als zijn coach is gedurende zijn verblijf in de JJI voortgezet. Op het moment dat [verdachte] de JJI mag verlaten zal voorgenoemde begeleiding verder geïntensiveerd worden en kan hij direct aan de slag bij Sleutelen met Jongeren, een dagbestedingsproject met begeleiding. [verdachte] kan, indien nodig, tijdelijk ter overbrugging bij zijn vader terecht, tot het moment dat er een plek vrij is bij
[instelling 1] . [verdachte] is bereid om zich te conformeren aan de opgestelde bijzondere voorwaarden en lijkt hiervoor gemotiveerd te zijn.
Pro-Justitiarapportage
Bij onderzochte is sprake van een licht verstandelijk beperking welke eerder is vastgesteld. De eventueel aanwezige sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstanden en/of zijn
persoonlijkheidsontwikkeling konden in dit onderzoek niet goed worden onderzocht. De licht verstandelijke beperking was in ieder geval aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde, gelet op het chronische karakter ervan. Gelet op de chroniciteit van de licht verstandelijke beperking, heeft dit onderzochtes gedragskeuze vermoedelijk in negatieve zin beïnvloed. Aangenomen mag worden dat onderzochte op basis van zijn LVB de gevolgen van zijn gedragingen onvoldoende kan in- en overzien. Dit geschiedde naar inzicht van rapporteur vermoedelijk en bij (al of niet gedeeltelijke) bewezenverklaring in belangrijke mate gelet op de onderliggende LVB en op basis hiervan zou al kunnen worden geadviseerd om onderzochte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen, zoals gezegd met de nodige reserve.
Betrokkene lijkt een sterke behoefte hebben om “normaal” te zijn, met bijhorende autonomie en eigen verantwoordelijkheid. Hij lijkt zichzelf hierin te overvragen en overziet de consequenties hiervan onvoldoende. Het verloop van de afspraken met onderzoeker zijn hiervan een voorbeeld, waarbij betrokkene zich onvoldoende laat ondersteunen.
Mevrouw Van Solkema heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter terechtzitting het volgende verklaard. De verdachte staat op de wachtlijst voor begeleid wonen bij [instelling 1] . Ter overbrugging verblijft hij bij zijn vader, maar omdat die situatie moeizaam is, is bij de gemeente een aanvraag gedaan om hem ter overbrugging bij [instelling 2] te plaatsen. De verdachte is goed bezig. Zo heeft hij geen contact meer met de jongens van vroeger en heeft hij een baan. Het is belangrijk dat hij deze lijn weet vast te houden.
De heer Bouabouch heeft, namens Its4Sure, ter terechtzitting verklaard dat de verdachte nu zelf met suggesties komt om zijn leven te beteren en zelf probeert plannen te maken.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
Door de officier van justitie en de raadsvrouw is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking, heeft onvoldoende zicht in het gevolg van zijn handelen en kan impulsief en beïnvloedbaar zijn. Er is een goed lopend begeleidingstraject bij de jeugdreclassering, waarbij nog mogelijkheden gezien worden om de verdachte verder te begeleiden. Gelet op de voornoemde omstandigheden adviseert Reclassering Nederland toepassing van het jeugdstrafrecht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank neemt het advies van Reclassering Nederland over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 117 dagen voorwaardelijk. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en zal hij zich daarnaast moeten houden aan bijzondere voorwaarden om te zorgen dat hij de hulp en begeleiding krijgt die noodzakelijk zijn om hem op het rechte pad te houden.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, legt de rechtbank de verdachte geen werkstraf op. Reden daarvoor is dat de verdachte inmiddels een baan heeft en op de goede weg is.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €9.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit €7.800,00 aan materiële schade en €2.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De onderbouwing van de materiele schade is toereikend. De benadeelde partij heeft van begin af aan verklaard dat €7.800,00 is weggenomen. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient gematigd te worden tot een bedrag van €1.500,00. De verdachte moet de helft van het totale bedrag betalen, dus €4.650,00. Bij de vordering dient de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Nu door de verdediging vrijspraak is bepleit, moet de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden. Indien de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen acht, moet de vordering ten aanzien van het materiële deel afgewezen worden. De vordering is niet duidelijk genoeg, nu de benadeelde partij heeft aangegeven dat hij met kerst niet kon storten, maar dit de dagen daarvoor en daarna wel heeft gedaan. Het immateriële deel van de vordering moet gematigd worden tot een bedrag van €500,00. Het is begrijpelijk dat een dergelijk feit gevolgen heeft, maar er is geen diagnose gesteld.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op het materiële deel, te weten €7.800,00, toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank merkt daarbij op dat de bij de vordering meegestuurde stortingsbewijzen dateren van 24, 30 en 31 december 2020, alle drie werkdagen, in tegenstelling tot de dag direct voorafgaand aan de overval. 27 december 2020 was immers een zondag en werd voorafgegaan door Eerste en Tweede Kerstdag op 25 en 26 december die eveneens worden aangemerkt als officiële feestdagen. Ten aanzien van de immateriële schade vindt de rechtbank gezien de ernst van het feit en de inbreuk op de benadeelde partij een vergoeding tot een bedrag van €1.000,00 billijk. De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van €8.800,00 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente met ingang van 28 december 2020.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 09/171689-20 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling van een deel van de schade aan de Staat. Omdat de rechtbank het niet wenselijk vindt dat de verdachte nog contact heeft met de medeverdachte over de schadevergoedingsmaatregel, heeft de rechtbank ervoor gekozen om deze maatregel voor de helft van het schadebedrag aan de verdachte op te leggen. De verdachte wordt daarom veroordeeld tot betaling aan de Staat van een bedrag van €4.400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
De rechtbank oordeelt ten slotte dat bij niet voldoen van de vordering geen gijzeling zal worden toegepast.

8.Beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het onder 1 genummerde voorwerp van de beslaglijst, een iPhone s6 zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
63, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311, 312, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en valse sleutels;
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
365 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
117 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van de na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jarenonder de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd mee zal werken met de coaches van Its4Sure, of een soortgelijke instelling, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd verblijft in [instelling 1] of [instelling 2] , of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen;
5. gedurende de proeftijd indien nodig ter overbrugging verblijft op het adres van zijn vader totdat hij geplaatst kan worden bij een instelling voor begeleid wonen als onder 4. genoemd, en zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de jeugdreclassering;
6. gedurende de proeftijd een door de jeugdreclassering goedgekeurde positieve dagbesteding heeft in de vorm van werk en hobby’s of sport;
geeft opdracht aan William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
schadevergoeding
veroordeelt de verdachte hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van €8.800,00, bestaande uit €7.800,00 aan materiele schade en €1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €4.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2020 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – geen gijzeling kan worden toegepast;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
beslag
gelast de teruggave aan de veroordeelde van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: iPhone 6s;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.J. Peters, kinderrechter,
en mr. P.G. Salvadori, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 28 april 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
09/171689-21
hij op of omstreeks 28 december 2020 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, €7800, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te roepen: “dit is een overval” en daarbij een mes uit een broeksband tevoorschijn te halen en/of
- zwaaiende bewegingen met een mes in de richting van [slachtoffer 1] te maken;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
09/115521-21
1
hij op of omstreeks 29 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Q-Park, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming en/of valse sleutel namelijk door gebruik te maken van een code tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd was/waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 28 april 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of airpods en/of een Iphone en/of een portemonnee en/of (bank)passen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door het tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of dreigend tegen [slachtoffer 2] te zeggen “geef mij jouw telefoon” en/of “mooi klokje, geef maar hier”, althans woorden van gelijke strekking, en/of in de broekzak van [naam 1] te graaien;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Bewijsmiddelen
09/171689-21
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-9 (pagina 35-37 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op maandag 28 december 2020, kwam ik omstreeks 08:30 uur, binnen bij mijn werk, [bedrijf] . Ik kreeg om 09.09 uur een telefoontje. Tijdens het telefoongesprek zag ik twee personen de winkel binnen komen. Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
MAN 1
- dik;
- zwart gekleed;
- 1.70 meter;
- ongeveer 25 jaar, jongvolwassen;
- mondkapje, ik weet niet welke kleur;
- licht getint;
- zwarte handschoenen;
- accent van een Noord Afrikaanse.

MAN 2

- dun;
- zwart gekleed;
- iets kleiner dan MAN 1
- ongeveer 25 jaar, jongvolwassen;
- mondkapje, ik weet niet welke kleur;
- iets lichtere huidskleur dan MAN l;
- muts en/of capuchon;
- zwarte handschoenen;
- accent van een Noord Afrikaanse.
MAN 2 had een mes in zijn linker hand. Deze trok hij uit zijn broeksband. Het snijgedeelte van het mes was zéker 30 centimeter groot en zilverkleurig.
Hij zei "dit is een overval". Op dat moment pakte hij het mes uit zijn broeksband.
Ik zei "ik heb geen geld".
Hij zei "maak de kassa open".
Ik zei "maak zelf open".
Hij zei "nee maak open".
Ik zag dat hij het mes in zijn richting stak en bewegingen maakte met zijn arm. Tussen het mes en mijn lichaam zat ongeveer 40 á 50 centimeter. Ik drukte op het display van de kassa om de lade te openen. Er zat ongeveer 750 euro aan briefgeld in de kassa. Ik zag dat MAN 1 het geld uit de kassa pakte.
MAN 2 had MAN l achter de balie geroepen. MAN 2 zei tegen mij "loop naar achter".
Hierbij stak hij met het mes in mijn richting. Ik was verschrikkelijk angstig en liep naar achter. Ik wees naar mijn tas en zei "pak maar". Hij zei "pak zelf". Dus ik pakte het geld voor hem. Ik hoorde dat MAN 2 naar MAN 1 riep: "kom kom geld geld". MAN 2 pakte het geld van mij en gaf het aan MAN 1. Het geldbedrag bedroeg:
- 5000 euro aan 50 euro biljetten;
- 1300 euro aan 5 euro biljetten;
- 750 euro aan 10 euro biljetten.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-3 (pagina 44-45 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisanten] :
Op 28 december 2020 verklaarde de aangever over camerabeelden te beschikken welke hij direct kon uitkijken middels zijn telefoon. Vervolgens heb ik samen met hem de beelden bekeken van de overval. Ik zag 2 jongens vanaf [locatie 2] binnenkomen in de winkel. Ik kan beidde personen als volgt omschrijven:
Man 1
- Dik postuur
- Zwarte jas met capuchon
- Blauwe mondkap
- Lichtte huidskleur

Man 2

- Mager postuur
- Donkerblauw vest met capuchon, linkerborstzak een wit embleem
- Zwarte muts zwarte mondkap
- Lichte huidskleur
Verder zag ik dat Man 2 op een gegeven moment achter de balie loopt en een groot
keukenmes trekt. Ik zag dat hij het mes in de richting van de aangever hield.
Vervolgens zag ik dat Man 1 geld uit de kassalade wegnam. Ik zag dat Man 1
handschoenen donkergekleurde handschoenen droeg. Ik zag dat man 2 loopt met de
aangever naar een andere ruimte liep en na een aantal seconden weer terug kwam.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-21 (pagina 116-118 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Op dinsdag 13 april 2021 is in de uitzending van Team West aandacht besteed aan de overval en zijn beelden van de daders getoond. Naar aanleiding van deze uitzending zijn vijf MMA-meldingen binnengekomen. In twee MMA-meldingen zijn de namen [medeverdachte] en [verdachte] samen genoemd.
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-22 (pagina 149-151 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Ik, [verbalisant 2] , bekeek de, naar aanleiding van de uitgevoerde netwerkmeting op het plaats delict, opgevraagde en verkregen verkeersgegevens van 28 december 2020 tussen 08:30 uur en 09:30 uur. Ik zag in de verkeersgegevens dat het [telefoonnummer 1] voor kwam. Uit de opgevraagde CIOT blijkt dat dit telefoonnummer een prepaid betreft afgegeven op naam van:
[verdachte] , [adres 2] te 's-Gravenhage
Geboren [geboortedag] -2002 te [geboorteplaats]
Op 28 december 2020 om 08:46:06 uur straalde dit telefoonnummer de startpaal 11407647 aan. Dit is ongeveer een half uur voor het tijdstip van de overval.
Ik zag dat de startpaal 11407647 inderdaad ter hoogte van [adres 3] te Den Haag staat en dat deze in noordoostelijke richting zendt. Ik heb vervolgens het gebied ingekleurd waarin het [telefoonnummer 1] zich op 28 december 2020 om 08:46:06 uur bevond. Dit heb ik gedaan door rode lijnen te trekken tussen de startpalen in de omgeving. Hieruit komt een gebied waarin het telefoonnummer zich op dat moment bevond. Zie het gebied dat is omlijnd met gele lijnen in afbeelding 1. In afbeelding 1 heb ik de locatie van het plaats delict, [adres 4] , aangegeven met een blauwe stip. Dit valt in het gebied waarin het [telefoonnummer 1] zich bevond.
5.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-24 (pagina 152-156 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Als eerst onderzocht ik, [verbalisant 2] , de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 1] , omdat dit telefoonnummer naar voren kwam in de netwerkmeting (zie proces-verbaal DH3R020114-22).
De gebruiker van dit telefoonnummer was vermoedelijk:
[verdachte] geb. [geboortedag] -2002
Ik keek vooral naar de tijdstippen van en rondom het tijdstip van de overval die had plaatsgevonden op maandag 28 december 2020 omstreeks 09: 15 uur.
Op 28 december 2020 tussen 06:59:50 uur en 10:15:18 uur had het [telefoonnummer 1] twaalf keer contact met [telefoonnummer 2] . Tussen die tijdstippen had het [telefoonnummer 1] geen contact met andere telefoonnummers.
Naar aanleiding van het feit dat het [telefoonnummer 2] veel voorkwam in de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 1] , bekeek ik vervolgens de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 2] die ook reeds waren opgevraagd. De gebruiker van dit telefoonnummer was vermoedelijk:
[medeverdachte] , [geboortedatum 1]
Op 28 december 2020 tussen 06:59:50 uur en 10:15:18 uur had het [telefoonnummer 2] vijftien keer contact met [telefoonnummer 1] . Tussen die tijdstippen had het [telefoonnummer 2] ook contact met andere telefoonnummers, maar aanzienlijk minder vaak.
6.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-35 (pagina 157-168 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 3] :
Onderzoek [verdachte] – [telefoonnummer 1]
Aan de hand van de ingetekende dekkingsgebieden, is het volgende te constateren:
Om 08:46 uur is het basisstation geregistreerd die tevens zeer waarschijnlijk het
dekkingsgebied verzorgt van de locatie van het plaats delict.
7.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-42 (pagina 169-173 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 4] :
Op maandag 28 juni 2021, omstreeks 12:15 uur vond er een doorzoeking plaats op [adres 5] in Den Haag. Een medebewoner van de verdachte, [naam 2] , verklaarde dat alles in deze kamer aan de [verdachte] toebehoorde. Na het openen van de doorzoeking werd de kledingkast geheel door mij doorzocht. Op één van de planken trof ik, verbalisant, één paar zwart, met wit afgezette sportschoenen aan van het merk Nike Air, Max Prime, gelijkend op boven getoonde afbeeldingen.
8.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-37 (pagina 183-185 van het dossier), inhoudende als relaas van de [medeverdachte] :
Uit onderzoek in het informatiesysteem van Politie Eenheid Den Haag bleek dat [medeverdachte] op 26 juni 2020 is aangehouden als verdachte van een steekincident en dat er toen een politiefoto(SKDB) van hem is gemaakt. Ik heb deze foto vervolgens geopend en zag dat de ogen van [medeverdachte] sterke overeenkomsten had met de ogen van de verdachte het met smalle postuur. De politiefoto die van [medeverdachte] werd gemaakt na zijn aanhouding is op onderstaande afbeelding te zien. Ik heb vervolgens meerdere foto's op de telefoon van [medeverdachte] bekeken om deze met de bewakingsbeelden van de overval te kunnen vergelijken.
Ik zag dat de manier hoe de verdachte uit zijn ogen kijkt, de stand en vorm van de ogen, sterk overeenkomen met de ogen van [medeverdachte] .
9.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2020390313-63 (pagina 256-278 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 5] :
Op donderdag 8 juli 2021 werden de verdachten [verdachte] , geb. [geboortedag] -2002 en [medeverdachte] , [geboortedatum 1] , gelicht voor nader verhoor. Hierbij werden de beide verdachten gelijktijdig vervoerd in dezelfde arrestantenbus en werd er door de rechter-commissaris van de rechtbank te ’s- Gravenhage een machtiging verleend voor het opnemen en afluisteren van de vertrouwelijke communicatie tijdens dit transport. Deze opgenomen vertrouwelijke communicatie werd beluisterd en uitgewerkt door een audiospecialist van de politie Eenheid Den Haag, afdeling Dienst Regionale Recherche.
NNmanl: Wow, bij mij hebben ze ook patas in beslag genomen.
NNman2: (ntv) schoenen gepakt.
NNmanl: Van die ding?
NNman2: Ja, (ntv). Ik zeg: “What the fuck?”
NNmanl: Broeder, ze hebben die Niki’s gepakt.
NNman2: (ntv) sowieso (ntv).
NNmanl: Ik had alleen die patas. Ik wou ze weggooien, maar ik was vergeten.
NNmanl: Ik blijf nog steeds zwijgen, anders neuk je. Broer, als je alles had gezwegen, gezwijgd in het begin, ik ook niet (ntv) geen ene kanker. Omdat jij zei, ja die één (1) ding. Broer, omdat jij die ene ding ging zeggen broer is alles verneukt, wollah.
09/115521-21
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021119759-3 (pagina 200-202 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 6] :
Op donderdag 29 april 2021, kwamen wij te 03:52 aan op [locatie 3] en zagen direct drie mannen die aan het signalement voldeden. Op het moment dat ik op de drie mannen af liep, zag ik 1 van hen een gooiende beweging maken naar de bank. Ik zag een grote bos sleutels op de bank liggen.
Wij hebben de drie mannen staande gehouden. Zij gaven op te zijn:
--- [naam 3] [geboortedatum 2] ---
-- [naam 4] [geboortedatum 3] ---
--- [verdachte] geboren op [geboortedag] /2002---
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021119759-7 (pagina 27-28 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 7] :
Tijdens de staande houding, van de drie eerder genoemde personen, werd er door
politie-collega [verbalisant 6] een sleutelbos aangetroffen. Omdat de drie verdachten ook in de parkeergarage waren gezien ben ik ook hier meerdere sloten gaan proberen. In de parkeergarage zag ik een betaalautomaat staan van Qpark. Ik zag dat er op deze betaalautomaat een cilinderbeveiliging zat. Om deze cilinderbeveiliging te openen was een sleutel nodig met vijf pinnen. Ik heb de sleutel met vijf pinnen hierop gezet. Hierdoor kon ik de cilinderbeveiliger eraf halen en kon ik met een andere sleutel, die ook aan dezelfde sleutelbos zat, de betaalautomaat openen.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021119759-16 (pagina 13-15 van het dossier), inhoudende als verklaring van [aangever 1] :
Ik doe aangifte van diefstal van sleutels. Het betreft sleutels waarmee betaalautomaten in de parkeergarages van Q-park kunnen worden geopend. Op donderdag 29 april 2021 werd ik rond 07:00 uur gebeld door een collega dat hij in een kantoor van de Q-park garage bij [locatie 1] een open kantoorruimte aantrof. Hij vertelde mij ook dat er lades en een kluis open stonden.
Ik kan u vertellen dat deze kantoorruimte met een code of een tag moet worden geopend. De deur kan niet worden geopend met een sleutel. De kluis in deze ruimte moet ook worden geopend met een code. Ook deze kan niet op een andere manier worden geopend.
Ik heb gekeken wat we misten en eigenlijk misten we alleen een sleutelbos. Aan deze sleutelbos zitten een aantal sleutels. Deze dienen er allen voor om de betaalautomaten in de parkeergarage te openen.
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021119759-25 (pagina 35-37 van het dossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 8] :
Op donderdag 29 april 2021 was ik, [verbalisant 8] , belast met het uitkijken
van camerabeelden, welke ter beschikking werden gesteld na een bedrijfsinbraak bij de
Q Park [locatie 1] te Den Haag.
De drie verdachten die ik op de beelden zie noem ik in dit proces verbaal 'VDl',
'VD2' en 'VD3'.
Signalement VD3:
- Man
- Fors postuur
- Dubbel laags zwarte The North Face jas met wit logo op linker borst en

rug(schouder)

- Licht grijze broek
- Zwarte schoenen
- Mondkapje
03:39 uur
Ik zag dat VD1 met kracht de schuifdeur opent van bewonersentree woontoren 2. Ik zag dat VD1, VD2 en VD3 woontoren 2 betreden via de bewonersentree, [locatie 4] .
04:02 uur
Ik zag VD1, VD2 en VD3 door de gang op verdieping -1 lopen in de richting van het kantoor van Q Park.
03:49 uur
Ik zag VD1, VD2 en VD3 een ruimte binnengaan via een glazen deur. Ik herkende deze
ruimte als zijnde het Q-Park kantoor op verdieping -1. Ik zag dat VD1, VD2 en VD3 de ruimte doorzochten. Ik zag dat VD1 de kluis open maakte. Ik zag dat VD1, VD2 en VD3 gebukt stonden richting de geopende kluis en deze doorzochten.
Feit 2
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 14 april 2022, inhoudende:
Over de overval wil ik wel iets zeggen. Dat ik het wel was. Het verhaal dat ik de pasjes had gevonden heb ik verzonnen. Het klopt dat ik het heb gedaan.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021118962-2 (pagina 72-75 van het dossier), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Op 28 april 2021 reed ik op [locatie 5] te 's-Gravenhage. Ik zag dat ik hierbij werd gevolgd door twee mannen op een zwarte bezorgscooter zonder kentekenplaat en vermoedelijk was deze van het merk Zip. Ik voelde mij toen erg angstig en ik hoopte dat ik de twee mannen kon kwijt raken. Ik zag dat 1 van de mannen die achterop zat van de scooter afstapte. Ik noem hem hierna man 1. Ik zag dat man 1 in de richting van mij kwam toe lopen. Ik hoorde hem zeggen: "mooi klokje geef maar hier". Ik heb toen mijn horloge aan man 1 gegeven. Ik zag dat de bestuurder van de scooter hierna genoemd man 2 ook van de scooter afstapte. Ik zag dat man 1 een mes in zijn rechterhand hield. Man 1 stond op ongeveer 2 meter afstand. Het leek erop alsof hij deze alleen aan mij liet zien om mij bang te maken. Ik keek toen naar man 2. Ik hoorde man 2 zeggen: "geef mij jouw telefoon en je wachtwoorden. Log uit via instellingen". Ik heb ben toen uitgelogd via instellingen en ik heb mijn telefoon afgegeven en heb mijn wachtwoorden gegeven. Dit waren valse wachtwoorden. Ik hoorde man 1 zeggen: "heb je cash geld?" Ik zei toen ik heb geen cash geld. Hierop begon man 1 in mijn linker broekzak te graaien.
Ik zag dat man 1 mijn portemonnee pakte die in mijn linker broekzak zat. Ik voelde dat hij toen weer in mijn linkerbroekzak zat en hij haalde hieruit het doosje van mijn air pods. Ik had mijn air pods in mijn oren. Ik hoorde hem zeggen: "doe die air pods in dat doosje". Ik merkte later dat hij mijn portemonnee had terug gestopt in mijn jaszak. Al mijn passen die hierin zaten waren eruit gehaald.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.