ECLI:NL:RBDHA:2022:3853

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
NL21.14042 en NL21.14043
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Nigeriaanse gezinsleden afgewezen; motiveringsgebrek en risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 april 2022, zijn de asielaanvragen van een Nigeriaans gezin afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt twee zaken, NL21.14042 en NL21.14043, waarin de eisers, een man en een vrouw met hun minderjarige dochter, asiel hebben aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet, waarbij de identiteit en nationaliteit van de eisers geloofwaardig werden geacht, maar de vrees voor vervolging in Nigeria niet aannemelijk werd gemaakt. De rechtbank heeft de beroepen op 24 maart 2022 behandeld, waarbij de eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers geen reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank wijst op de geloofwaardig geachte schuld van de eiseres bij een mensenhandelaar en de recente wijzigingen in het landenbeleid voor Nigeria, die de mogelijkheid van bescherming door de Nigeriaanse autoriteiten in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd dat er een vestigingsalternatief in Nigeria beschikbaar is voor de eisers.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens worden de proceskosten van de eisers vergoed, vastgesteld op € 2.277,-. De uitspraak is gedaan door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op 26 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.14042 en NL21.14043

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiser,

[Naam 2], eiseres,
mede namens hun minderjarige dochter
[Naam 3]
gezamenlijk: eisers
V-nummers: [Nummer 1], [Nummer 2] en [Nummer 3]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 6 augustus 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 maart 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [Geboortedatum 1]. Eiser is geboren op [Geboortedatum 2]. Hun dochter is geboren op [Geboortedatum 3]. Zij hebben allen de Nigeriaanse nationaliteit. Op 20 januari 2020 hebben eisers asielaanvragen ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw. [1] Daarbij zijn haar identiteit, nationaliteit en herkomst door verweerder geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres over de dood van haar voormalige echtgenoot door toedoen van Black Axe zijn echter niet geloofwaardig geacht. Verweerder acht wel geloofwaardig dat de dochter van eiseres in Nigeria onderworpen kan worden aan besnijdenis en dat eiseres een openstaande schuld heeft bij een mensenhandelaar, maar stelt dat deze elementen niet te herleiden zijn tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2] Er wordt bovendien uitgegaan van een vestigingsalternatief in Nigeria.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser ook afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw. Daarbij zijn eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook zijn betrokkenheid bij de [Naam 4] in de periode van 2 december 2013 tot augustus 2015 is geloofwaardig geacht. Verweerder stelt echter dat deze elementen niet te herleiden zijn tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor of vanwege het feit dat zijn dochter in Nigeria onderworpen kan worden aan besnijdenis bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Bovendien is in Nigeria een vestigingsalternatief voor eiser beschikbaar. Tot slot stelt verweerder dat er geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, omdat de asielaanvraag van eiseres ook is afgewezen.
4. Op wat eisers tegen de bestreden besluiten hebben aangevoerd, wordt in het hiernavolgende ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
De afwijzing van de asielaanvraag van eiseres (NL21.14043)
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres de aanleiding voor de moord op haar voormalige echtgenoot niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij is niet ten onrechte opmerkelijk geacht dat hij eiseres in levensgevaar heeft gebracht door via een telefoongesprek aan te geven dat zij de reden is dat hij met Black Axe wil stoppen, te meer nu hij bekend was met de gevolgen die dit kon hebben. Verder wijst verweerder erop dat eiseres niet kan verklaren wat er na het incident met haar voormalige echtgenoot is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank werpt verweerder daarbij ten onrechte tegen dat zij daar niet naar zou hebben gevraagd. Uit haar verklaringen in het nader gehoor blijkt namelijk dat zij dit wel heeft gedaan en in het ziekenhuis heeft vernomen dat hij dood was. [3] Verweerder werpt daarentegen niet ten onrechte tegen dat eiseres geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de gestelde omstandigheid dat leden van Black Axe haar zouden hebben gezocht in het ziekenhuis. Zij dachten immers dat eiseres gedood was bij het incident. Bovendien wisten zij tot aan het incident niet wie eiseres was. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de leden van de cult erachter zijn gekomen dat zij nog in leven was en in welk ziekenhuis in Benin City zij verbleef.
6. Ten aanzien van de besnijdenis van de dochter van eisers heeft verweerder in het voornemen verwezen naar het algemeen ambtsbericht inzake Nigeria van maart 2021. Daaruit volgt dat ouders zelf bepalen of hun dochter besneden wordt. Eisers zijn tegen de besnijdenis van hun dochter, dus verweerder heeft terecht aangenomen dat zij zich daartegen kunnen verzetten. Zij hebben bovendien verklaard geen familie meer te hebben in Nigeria, waardoor niet aannemelijk is dat zij door familieleden worden gedwongen om hun dochter te laten besnijden. Daarnaast blijkt uit het ambtsbericht dat vrouwenbesnijdenis in de deelstaat Edo, waar eiseres vandaan komt, strafbaar is gesteld. De onbesneden status van vrouwen is in de steden bovendien niet bekend bij derden. Dat weigering van de besnijdenis kan leiden tot sociale uitstoting is door verweerder meegenomen in de besluitvorming. Gelet op het voorgaande leidt dat echter niet tot een ander oordeel ten aanzien van dit element van het asielrelaas.
7. Verweerder heeft de verklaring van eiseres dat zij nog een schuld heeft van € 30.000,- bij haar mensenhandelaar geloofwaardig geacht. Eiseres stelt dat zij hierdoor bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Zij vreest voor represailles dan wel om opnieuw slachtoffer te worden van mensenhandel. Volgens verweerder heeft eiseres echter niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van de openstaande schuld problemen heeft ervaren, waardoor zij ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Bovendien zou zij in voorkomende gevallen bescherming kunnen inroepen van de Nigeriaanse autoriteiten.
8. Uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 volgt dat de houding van mensenhandelaren jegens slachtoffers die terugkeren naar Nigeria zonder hun schuld af te betalen is verhard en dat dit zich vertaalt in represailles tegen familieleden van slachtoffers en/of
retraffickingvan teruggekeerde slachtoffers van mensenhandel. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de openstaande schuld van eiseres tot dusver niet heeft geleid tot geloofwaardig geachte problemen dan ook niet zonder meer betekent dat zij geen reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom dit risico niet aannemelijk wordt geacht, te meer nu in het voornemen een verwijzing naar het landenbeleid voor Mongolië in plaats van Nigeria is opgenomen. Daarbij komt dat, zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend, het landenbeleid voor Nigeria recentelijk gewijzigd is, waardoor er niet langer van uit wordt gegaan dat bescherming kan worden verkregen van de Nigeriaanse autoriteiten. [4] Het standpunt van verweerder in het bestreden besluit dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Nigeriaanse autoriteiten geen bescherming kunnen bieden aan eiseres, is daarom gebrekkig gemotiveerd.
9. Gelet op de geloofwaardig geachte schuld bij de mensenhandelaar, de informatie uit het ambtsbericht, en het feit dat uit het meest recente landenbeleid volgt dat er geen bescherming kan worden verkregen van de Nigeriaanse autoriteiten, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ook ten onrechte een vestigingsalternatief in Nigeria aan eiseres tegengeworpen.
10. Het beroep van eiseres zal dan ook gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen en daarin moeten motiveren of eiseres, gelet op de geloofwaardig geachte schuld bij haar mensenhandelaar, bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. Tevens dient opnieuw beoordeeld te worden of er een vestigingsalternatief in Nigeria beschikbaar is voor eiseres.
De afwijzing van de asielaanvraag van eiser (NL21.14042)
11. Verweerder heeft in de besluitvorming gemotiveerd uiteengezet op welke punten eisers verklaringen tegenstrijdig zijn dan wel bevreemding wekken. Dit ziet onder meer op de datum waarop hij gestopt is met werken, het aantal opdrachten dat hij voor de [Naam 4] zou hebben verricht en zijn reisbewegingen in de periode waarin hij stelt ondergedoken te hebben gezeten. De enkele stelling dat zijn verklaringen wel logisch zijn, biedt onvoldoende weerlegging van de constateringen van verweerder. Verder werpt verweerder niet ten onrechte tegen dat de vriendelijke wijze waarop de [Naam 4] zou hebben geprobeerd om eiser weer lid te maken haaks staat op de overige verklaringen van eiser over de meedogenloze werkwijze van deze cult. De rechtbank verwijst hiervoor in het bijzonder naar eisers verklaring dat een jongen direct werd gedood toen hij weigerde lid te worden en zijn verklaring dat je bij een tweede weigering van een opdracht van de cult zal worden gedood zonder dat er nadere vragen worden gesteld. Daarbij komt dat verweerder erop heeft gewezen dat uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van maart 2021 volgt dat represailles vooral gelden voor hooggeplaatste leden die een cult verlaten omdat zij veel inzicht hebben in de cult. Eiser heeft in het nader gehoor echter verklaard dat hij een volger was, de laagste in rang. [5] Dit heeft hij tijdens het gehoor zelf en in de correcties en aanvullingen niet gecorrigeerd. Pas in de zienswijze stelt hij dat hij onderaan is begonnen maar later is opgeklommen en leiding gaf aan vijftien man, waardoor hij wel kan worden aangemerkt als een hooggeplaatst lid. Eiser heeft echter niet kunnen verklaren waarom hij pas in de zienswijze met deze wijziging is gekomen, zodat verweerder hem daarin niet heeft hoeven te volgen.
12. Gelet op het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor de [Naam 4]. De gestelde vrees voor rivaliserende groeperingen heeft eiser niet nader toegelicht of onderbouwd, zodat ook deze niet aannemelijk is geworden. Derhalve laat de rechtbank het aan eiser tegengeworpen vestigingsalternatief in Nigeria verder onbesproken.
13. Ten aanzien van de vrees voor besnijdenis van de dochter van eisers verwijst de rechtbank naar wat hierover onder 6 is overwogen.
14. Verweerder heeft in de besluitvorming geconcludeerd dat er geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, omdat de asielaanvraag van eiseres eveneens afgewezen is. Nu echter gebleken is dat het besluit van eiseres geen stand kan houden (zie overweging 10), kleeft er ook een motiveringsgebrek aan de beoordeling van eisers beroep op het gezinsleven met eiseres en zijn dochter.
15. Gelet op het voorgaande zal ook het beroep van eiser gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd, voor zover dit ziet op de beoordeling van eisers aanspraak op een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen in navolging van het nieuw te nemen besluit ten aanzien van eiseres.
Conclusie
16. De beroepen zijn gegrond. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift voor eiseres, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift voor eiser en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.277,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.P. 9 nader gehoor.
4.C7/22.5.1 van de Vreemdelingencirculaire.
5.P.15 rapport van nader gehoor.