ECLI:NL:RBDHA:2022:3846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
NL22.1205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van alleenstaande vrouw uit Somalië op grond van ongeloofwaardige bedreigingen door Al Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een alleenstaande vrouw uit Somalië. De eiseres had op 8 juli 2021 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij stelde dat zij bedreigd werd door een persoon genaamd [Naam 2] vanwege haar vermeende betrokkenheid bij mislukte aanslagen. De rechtbank heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond, omdat de gestelde bedreigingen door [Naam 2] niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiseres inconsistent had verklaard over de tijdlijn van de gebeurtenissen en dat er onvoldoende bewijs was dat zij daadwerkelijk gevaar liep bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiseres geloofwaardig zijn, maar dat er geen aanwijzingen zijn dat zij in de toekomst niet in haar levensonderhoud zou kunnen voorzien in Somalië. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiseres in het verleden bijna drie jaar zelfstandig heeft kunnen leven en dat zij bij terugkeer mogelijk weer een koffiekraampje zou kunnen beginnen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht was, en dat het beroep van de eiseres ongegrond was.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1205

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 19 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Abdirahman. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te bezitten. Op 8 juli 2021 heeft zij een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. In april 2021 heeft [Naam 2] twee aanslagen gepland vlakbij de plek waar eiseres een kraampje had voor de verkoop van koffie en thee. Beide aanslagen zijn mislukt. De eerste aanslag was gericht op de buurman van eiseres en de tweede op een groep studenten. Na de tweede mislukte aanslag heeft eiseres een week lang niet gewerkt. Op de eerste dag dat eiseres weer is gaan werken, zijn mannen langsgekomen die haar hebben bedreigd en mishandeld. Toen eiseres die dag thuis kwam, is zij door [Naam 2] gebeld. [Naam 2] beschuldigde eiseres ervan een spion te zijn en verantwoordelijk te zijn voor het mislukken van de aanslagen. Tijdens het telefoongesprek is meegedeeld dat [Naam 2] eiseres wil martelen door haar tong en lippen eraf te snijden. Eiseres heeft met haar kinderen enige tijd ondergedoken gezeten in het huis van haar tante. Nadat ook de neef van eiseres een dreigtelefoontje had ontvangen, is eiseres met behulp van een reisagent uit Somalië gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiseres een alleenstaande vrouw is. Zij komt echter op grond hiervan niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning, omdat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres zich in de toekomst niet staande zal weten te houden in Somalië. Dat eiseres wordt bedreigd door [Naam 2] vanwege toegedichte betrokkenheid bij mislukte aanslagen acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft overwogen dat eiseres hierover inconsistent heeft verklaard en zich baseert op niet nader onderbouwde vermoedens.
4. Eiseres voert daartegen het volgende aan. Verweerder verwacht ten onrechte van eiseres dat zij zou moeten weten waarom [Naam 2] haar aanmerkt als spion. Eiseres wijst op het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van 2021, waarin staat dat [Naam 2] mensen bedreigt die zij associeert met de Somalische overheid. Verder heeft verweerder ten onrechte zowel tegengeworpen dat eiseres niet meer kan verklaren dan zij heeft gedaan als dat eiseres zich baseert op vermoedens. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiseres niet eenduidig heeft verklaard over de data van de aanslagen, nu zij door de vraagstelling tijdens het gehoor in verwarring is gebracht. Ten onrechte is tegengeworpen dat het inconsistent is dat [Naam 2] eiseres pas na een week na de tweede mislukte aanslag zou hebben benaderd, nu dat een inconsistentie aan de zijde van [Naam 2] is en [Naam 2] wellicht andere prioriteiten had. Eiseres heeft voorts voldoende verklaard over waarom zij geen aangifte heeft gedaan en niet naar de dokter is gegaan na de mishandeling. Verder doet verweerder een zorgvuldigheidsgebrek in het voornemen ten onrechte af als slechts een ongelukkige formulering en maakt verweerder in het bestreden besluit gebruik van een standaardredenering. Tot slot is onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres geen verblijfsvergunning krijgt op grond van het beleid voor alleenstaande vrouwen uit Somalië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Bedreigingen door [Naam 2]
5. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres zich enkel baseert op vermoedens over de reden waarom zij door [Naam 2] wordt aangemerkt als spion. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte erop gewezen dat eiseres heeft verklaard dat niet zij, maar andere personen de overheid hebben gewaarschuwd over de geplande aanslagen. Het is aan eiseres om haar vermoeden, namelijk dat degene die als laatst in de buurt is van een mislukte aanslag daarvoor verantwoordelijk wordt gehouden, te onderbouwen. De verwijzing in beroep naar het algemeen ambtsbericht is daarvoor onvoldoende. Uit de door eiseres geciteerde passage uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat [Naam 2] mensen bedreigt die zij associeert met de Somalische overheid, maar hieruit blijkt niet waarom eiseres is aangemerkt als spion door [Naam 2]. Eiseres voert terecht aan dat zij niet heeft verklaard dat een band met haar buurman de reden was voor [Naam 2] om haar als spion aan te merken en dat daarom ten onrechte is tegengeworpen dat geen link bestaat tussen eiseres en haar buurman. Dit laat echter onverlet dat eiseres zich baseert op niet onderbouwde vermoedens over de reden waarom zij wel zou zijn aangewezen.
6. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres inconsistent heeft verklaard over de tijdlijn van gebeurtenissen. Zo heeft eiseres inconsistent verklaard over wanneer de mishandeling heeft plaatsgevonden ten opzichte van de tweede mislukte aanslag, of de ramadan al begonnen was op het moment dat zij hapjes verkocht, en wanneer zij is gevlucht. De stelling van eiseres dat de tijdlijn desondanks duidelijk is, doet niet af aan deze inconsistente verklaringen. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij in verwarring was gebracht door de vraagstelling van de hoormedewerker, wordt overwogen dat eiseres dit niet eerder heeft aangevoerd en dat deze verklaringen niet zijn gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar stelling.
7. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat eiseres pas na een week na de tweede mislukte aanslag is benaderd door [Naam 2]. Verweerder heeft daarbij kunnen wijzen op de verklaringen van eiseres dat [Naam 2] heel veel kennis heeft over burgers, waardoor het niet consistent is dat vervolgens een week is gewacht om eiseres te benaderen. Dat [Naam 2] volgens eiseres mogelijk andere prioriteiten had, is hiervoor een onvoldoende verklaring nu dit slechts een vermoeden betreft.
8. Ook is terecht aan eiseres tegengeworpen dat zij inconsistent heeft verklaard over de reden waarom zij geen aangifte heeft gedaan. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres enerzijds heeft verklaard dat zij geen aangifte kon doen omdat zij niet wist wie de daders waren en anderzijds omdat [Naam 2] overal is. Daarnaast heeft verweerder ook terecht overwogen dat eiseres inconsistent heeft verklaard over de reden waarom zij niet naar een dokter is gegaan na de mishandeling. Daarover heeft eiseres verklaard dat dit uit angst voor [Naam 2] was. Verweerder heeft evenwel niet ten onrechte tegengeworpen dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij op het moment dat ze besloot niet naar de dokter te gaan echter nog niet wist dat de mannen die haar mishandeld hadden behoorden tot [Naam 2].
9. Verweerder heeft kunnen overwegen dat de door eiseres gestelde problemen verder afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de problemen. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres nog drie maanden in Mogadishu heeft verbleven zonder dat zij is gevonden door [Naam 2]. Uit de verklaringen van eiseres over het dreigtelefoontje dat haar neef heeft ontvangen, volgt dat [Naam 2] wist dat eiseres bij haar tante verbleef. Verweerder heeft kunnen overwegen dat het er niet op duidt dat [Naam 2] echt naar eiseres op zoek was nu wel bekend was waar eiseres verbleef maar zij daar niet is opgezocht. De stelling van eiseres dat zij geluk heeft gehad en dat verweerder daar ruimte voor moet laten, leidt niet tot een ander oordeel.
Er is voorts geen sprake van een motiveringsgebrek wegens de ongelukkige formulering van verweerder in het voornemen over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. In het bestreden besluit heeft verweerder voldoende toegelicht dat uit de argumentatie in het voornemen volgt dat de problemen verder afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de problemen.
10. Tot slot stelt de rechtbank vast dat eiseres twee tegenwerpingen niet heeft betwist, namelijk dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de daders van de mishandeling behoorden tot [Naam 2] en dat zij niet heeft kunnen verklaren hoe [Naam 2] aan haar telefoonnummer zou zijn gekomen. Deze tegenwerpingen blijven daarom ook overeind.
11. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres is bedreigd door [Naam 2] vanwege toegedichte betrokkenheid bij twee mislukte aanslagen.
Alleenstaande vrouw
12. Uit paragraaf C7/27.4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat verweerder aan een alleenstaande vrouw uit Somalië in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleent op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder verleent geen verblijfsvergunning asiel aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Daarbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.
13. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres zich in het verleden bijna drie jaar zelfstandig heeft kunnen handhaven en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij zich in de toekomst niet meer staande zal kunnen houden, waardoor zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning vanwege het zijn van een alleenstaande vrouw. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres bij terugkeer wederom een koffiekraampje zou kunnen beginnen en op die wijze inkomsten kan genereren, zoals zij eerder ook heeft gedaan. Eiseres heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat dit voor haar niet mogelijk is.
Conclusie
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.