15.2Volgens artikel 1.10 van de planregels wordt, voor zover thans van belang, onder een agrarisch bedrijf een volwaardig of reëel bedrijf verstaan, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
(…)
b. bollenteelt: 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen op open grond;
2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten op open grond;
3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt op open grond;
4. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf;
niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw;
(…).
16. De rechtbank stelt vast dat ter plaatse van het bouwplan alleen een broeierij is toegestaan als deze onderdeel is van een grondgebonden bollenteeltbedrijf. In de regels van het bestemmingsplan is niet bepaald dat dit grondgebonden bollenteeltbedrijf gelegen moet zijn op hetzelfde perceel, op nabijgelegen percelen of streekgebonden dient te zijn. In de toelichting van het bestemmingsplan zijn hiervoor ook geen aanknopingspunten te vinden, hetgeen ook door verweerder ter zitting is bevestigd. Dit betekent dat een broeierij is toegestaan voor zover deze bij een grondgebonden bollenteeltbedrijf hoort. Uit de stukken blijkt dat [B.V.] , de potentiële huurder van de broeierij, een teelt- en broeibedrijf is dat bloembollen in eigen beheer kweekt en uitbroeit. Daarvoor teelt zij bollen op los gehuurde gronden in heel Nederland en België die vervolgens in eigen broeierijen worden uitgebroeid. De bestaande broeierijen bevinden zich in Roelofarendsveen en Nieuwe Wetering. Nu door het bedrijf van [B.V.] op open grond bloembollen worden geteeld, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een grondgebonden bollenteeltbedrijf. Dit betekent dat het bouwplan als zodanig binnen het bestemmingsplan past. Dit betekent ook dat op de aanvraag de reguliere procedure van toepassing is.
17. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verweerder binnen de reguliere beslistermijn op de aanvraag heeft beslist.
18. Eiser stelt dat hij alle gegevens heeft verstrekt die nodig zijn voor het beoordelen van de aanvraag. Volgens eiser was het niet nodig om aan te geven welk agrarisch bedrijf het pand van hem zou gaan huren. Ook hoefde verweerder geen agrarisch adviseur in te schakelen, omdat daartoe geen verplichting bestaat. Er is een vergunning van rechtswege ontstaan, omdat de wettelijke beslistermijn al was verstreken voordat verweerder de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld.
19. Volgens verweerder zijn de bij brief van 2 juli 2021 opgevraagde ontbrekende gegevens en bescheiden niet binnen de verzochte termijn ontvangen. In het verweerschrift van 28 oktober 2021 is gesteld dat de gegeven termijn van 42 dagen is verstreken en dat de beslistermijn liep tot 9 september 2021. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiser op 13 juli 2021 weliswaar een agrarisch formulier heeft ingediend, maar dat de beslistermijn op 30 juli 2021 opnieuw met veertien dagen is opgeschort vanwege het ontbreken van de benodigde gegevens, waaronder het ondernemingsplan. De gevraagde gegevens zijn niet ontvangen binnen de verlengde termijn. Volgens verweerder is met het besluit van 23 augustus 2021 binnen de beslistermijn op de aanvraag beslist, zodat geen van rechtswege verleende vergunning is ontstaan.
20. De rechtbank stelt vast dat verweerder, om te kunnen beslissen op de aanvraag, niet alleen dient te beoordelen of het bestemmingsplan de beoogde broeierij op de betreffende locatie toestaat, maar ook of op grond van artikel 17.1 juncto 1.10 van de planregels sprake is van een volwaardig of reëel agrarisch bedrijf. In dat verband mocht verweerder dan ook van eiser vragen om kenbaar te maken welk bedrijf de broeierij zou gaan exploiteren. Omtrent de vraag of sprake is van een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf heeft verweerder vervolgens advies kunnen inwinnen van een agrarisch adviseur, omdat deze over specifieke deskundigheid beschikt om op die vraag antwoord te kunnen geven. Dat daartoe in de planregels geen verplichting is opgenomen, maakt dat niet anders.
21. Ten behoeve van het agrarisch advies heeft verweerder eiser verzocht een agrarisch formulier in te vullen. In dit agrarisch formulier dienen onder andere algemene en specifieke bedrijfsgegevens te worden vermeld. Ook is in dit formulier opgenomen dat als sprake is van een nieuw te vestigen bedrijf, een ondernemingsplan (met exploitatie- en financieringsbegroting) moet worden overgelegd waaruit de volwaardigheid en levensvatbaarheid van het op te richten bedrijf blijkt. Nu sprake is van een nieuw te vestigen broeierij mocht verweerder van eiser verlangen om een ondernemingsplan van [B.V.] BV in te dienen, omdat deze informatie nodig is om de volwaardigheid van de nieuw te vestigen broeierij te kunnen toetsen.
22. De rechtbank stelt vast dat eiser het op 12 juli 2021 ingevulde agrarisch formulier op 13 juli 2021 aan verweerder heeft geretourneerd. Daarbij heeft eiser geen ondernemingsplan van [B.V.] BV gevoegd dat ziet op de vestiging van de broeierij op het perceel, met exploitatie- en financieringsbegroting. De door eiser in het formulier onder E omschreven bedrijfssituatie kan, anders dan door eiser ter zitting is betoogd, naar het oordeel van de rechtbank niet als ondernemingsplan worden aangemerkt.
Op 30 juli 2021 heeft de agrarisch adviseur met eiser en de beoogd huurder van het pand gesproken over het bouwplan. Daarbij is nogmaals gewezen op de noodzaak van het indienen van een ondernemingsplan. Tijdens dat gesprek zou eiser volgens de agrarisch adviseur hebben toegezegd een bedrijfsplan met een concrete onderbouwing van de opzet en haalbaarheid van de broeierij in te dienen. Ondanks een herhaald verzoek is dit echter nooit ontvangen. Eiser heeft in zijn reactie van 11 november 2021 aan de rechtbank gesteld dat hij op 30 juli 2021 een bedrijfsplan heeft overhandigd aan de agrarisch adviseur. Dit is echter niet met verifieerbare gegevens onderbouwd. Gelet op de e-mails in het dossier is dit ook niet aannemelijk geworden. Verder bestaat het bedoelde bedrijfsplan, dat bij de brief van 11 november 2021 aan de rechtbank is gevoegd, uit een opsomming van de planregels en waarom [B.V.] hier volgens eiser aan voldoet. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet als ondernemingsplan, met exploitatie- en financieringsbegroting, worden aangemerkt.
Bij e-mail van 5 augustus 2021 heeft verweerder bij eiser nagevraagd hoeveel tijd daadwerkelijk nodig is voor het aanleveren van de ontbrekende gegevens. Vast staat dat eiser de ontbrekende gegevens vervolgens niet heeft ingediend, ook niet nadat de agrarisch adviseur eiser bij e-mail van 16 augustus 2021 nogmaals de gelegenheid heeft gegeven de ontbrekende stukken voor 19 augustus 2021 aan te leveren. De rechtbank concludeert dat het eiser duidelijk was, dan wel duidelijk kon zijn, dat een ondernemingsplan nodig was voor het beoordelen van de aanvraag en dat hij dit ondernemingsplan niet binnen de verzochte termijn van 42 dagen heeft ingediend.
23. Het voorgaande brengt met zich dat de met zes weken verlengde beslistermijn is opgeschort met 42 dagen. Dit betekent dat de beslistermijn nog niet was verstreken toen verweerder bij besluit van 23 augustus 2021 de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld.
24. De rechtbank komt tot de slotsom dat geen sprake is van het niet tijdig bekendmaken van een besluit van rechtswege. Daarmee is niet voldaan aan artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:12, tweede lid, van die wet. Dat betekent dat voor eiser geen beroep bij de bestuursrechter openstaat. De rechtbank zal het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaren.
25. Het beroep is niet-ontvankelijk.
26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.