1.2Op 4 december 2017 is eiseres met referent getrouwd in [plaats] . Vervolgens hebben eiseres en referent op 9 juli 2019 de onderhavige aanvraag ingediend voor verblijf bij referent, waarbij zij een gelegaliseerde huwelijksakte hebben overgelegd. Verweerder heeft eiseres en referent bij brieven van 18 september 2019 en 9 oktober 2019 verzocht een aantal vragen uitgebreid en gedetailleerd te beantwoorden en de antwoorden te onderbouwen met bewijsstukken. Eiseres en referent hebben bij brieven van 29 november 2019 en 2 december 2019 hier antwoord op gegeven en een aantal stukken overgelegd. Vervolgens heeft er op 5 maart 2020 een simultaan gehoor plaatsgevonden met eiseres en referent.
Verweerders besluitvorming
2. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen omdat niet is aangetoond dat er feitelijk invulling wordt gegeven aan het gezinsleven. Dat eiseres en referent een huwelijk zijn aangegaan maakt dit niet anders. Met de onderhavige aanvraag is door de vele tegenstrijdigheden in het simultaan gehoor van 5 maart 2020 een werkelijk huwelijks- of gezinsleven niet aannemelijk gemaakt.
3. Eisers voeren, samengevat, aan dat eiseres en referent gehuwd zijn en daarmee niet vallen onder artikel 3.14, onder b, van het Vb, maar onder artikel 3.14, onder a, van het Vb. Zij hebben volgens paragraaf B7/5 van de Vchun huwelijk aangetoond en daarmee voldoen zij aan de voorwaarde gesteld in artikel 3.14, onder a, van het Vb. Dit artikel stelt geen andere eisen dan de enkele geldigheid naar Nederlands internationaal privaatrecht en het criterium “werkelijk huwelijks- en gezinsleven” uit artikel 16 eerste lid, onder b van de Gezinsherenigingsrichtlijnis voor gehuwden niet geïmplementeerd in het nationale recht. Verweerders standpunt dat artikel 16, eerste lid onder b van de Gezinsherenigingsrichtlijn (ook) is geïmplementeerd in artikel 15 en 16 van de Vwis onjuist.
Eisers voeren subsidiair aan dat ook al zou artikel 16 van de Gezinsherenigingsrichtlijn wel geïmplementeerd zijn in artikel 15 en 16 van de Vw, dat deze artikelen verwijzen naar artikel 3.14 van het Vb, hetgeen geen kan-bepaling betreft en dus geen beoordelingsvrijheid geeft aan verweerder. Hierdoor is het voor het aannemen van een rechtsgeldig huwelijk voldoende dat er een naar internationaal privaatrecht geldig huwelijk is gesloten. Daar is hier sprake van.
Tot slot voeren eisers aan dat verweerder niet draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom enkele (gestelde) tegenstrijdige verklaringen voldoende zijn om aan te nemen dat er geen sprake is van een werkelijk huwelijks- en gezinsleven.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat er een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk is gesloten.
5. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat met het enkel rechtsgeldig sluiten van het huwelijk de eis van een werkelijk huwelijks- of gezinsleven niet mag worden gesteld. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020. De Afdeling heeft daarin geoordeeld, dat met het overleggen van een huwelijksakte in beginsel aan de bewijslast is voldaan, maar dat er indicaties kunnen zijn om toch te beoordelen of er sprake is van een werkelijk huwelijks- of gezinsleven. De Afdeling acht nader onderzoek naar het feitelijk gezinsleven niet in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn, omdat artikel 5, tweede lid, van de richtlijn in die mogelijkheid voorziet. Weliswaar betrof het in die zaak anders dan de onderhavige zaak een nareisaanvraag, maar de rechtbank ziet niet in waarom dat anders zou zijn. Daar komt bij dat ook deze rechtbank en zittingsplaats in een uitspraak van 27 juli 2021, in een zaak waarin het geen nareis betrof, heeft geoordeeld dat het enkele feit dat eiseres en referent een rechtsgeldig huwelijk hebben gesloten, los staat van de vraag of sprake is van feitelijk gezinsleven.
De rechtbank overweegt dat een onderzoek naar het bestaan van een werkelijk huwelijks- of gezinsleden niet af doet aan het doel en het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Als er geen sprake is van feitelijk gezinsleven, bestaat er geen gezinsleven dat voor bescherming in aanmerking komt.