ECLI:NL:RBDHA:2022:3778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C-09-605866 -KG RK 2021-52
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof voor tenuitvoerlegging van een Belgisch vonnis inzake rechtsvermoeden van overlijden

In deze zaak verzoekt verzoekster, de moeder van de verweerder, om verlof voor de tenuitvoerlegging van een Belgisch vonnis van 15 oktober 2018, waarin een rechtsvermoeden van overlijden is vastgesteld ten aanzien van haar zoon. De rechtbank te Brussel heeft verklaard dat de verweerder, geboren op [geboortedatum], vermoedelijk op [datum] 1998 is overleden. Verzoekster vraagt primair om het Belgische vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen en subsidiair om erkenning van dit vonnis in Nederland. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 februari 2022, waarbij de verweerder niet is verschenen.

De rechtbank overweegt dat op basis van het Verdrag tussen Nederland en België, dat sinds 1 september 1929 van kracht is, rechterlijke beslissingen in burgerlijke zaken in de andere Staat erkend dienen te worden. Artikel 11 van dit verdrag stelt dat een beslissing, gegeven door een rechter van een vreemde Staat, in Nederland uitvoerbaar is indien aan de voorwaarden van het verdrag is voldaan. De rechtbank concludeert dat het verzoek om verlof voor tenuitvoerlegging van het Belgische vonnis kan worden verleend, omdat aan de voorwaarden is voldaan. Het subsidiair verzochte hoeft daarom niet verder te worden besproken.

De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en compenseert de proceskosten. De beslissing is gegeven door mr. H.J. Vetter en openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - rechtbank
zaaknummer / rekestnummer: C/09/605866 / KG RK 2021-52
Beschikking van 21 januari 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaats 1] (België),
verzoekster,
advocaat mr. S.W. Autar-Matawlie te Den Haag,
en
[verweerder],
zonder bekende laatste woon- of verblijfplaats in België, laatstelijk wonende in [plaats 2] ,
verweerder,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster] (verzoekster) en [verweerder] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 12 januari 2021 ingediende verzoekschrift met 4 bijlagen en van de brieven van respectievelijk 23 juni 2021 en 3 augustus 2021 (met 1 bijlage) van mr. Autar-Matawlie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 16 februari 2022. Alhoewel daartoe deugdelijk opgeroepen door middel van een openbaar exploot in de Staatscourant is [verweerder] daar niet verschenen.

2.beoordeling

2.1.
In het vonnis van 15 oktober 2018 (met rolnummer 18/1133/B) van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België) heeft de rechter verklaard dat er een rechtsvermoeden van overlijden bestaat ten aanzien van [verweerder] , zijnde de op [geboortedatum] geboren zoon van [verzoekster] . In dit vonnis is de dag waarop hij vermoed te zijn overleden bepaald op [datum] 1998.
2.2.
In het bij brief van 3 augustus 2021 gewijzigde verzoekschrift verzoekt [verzoekster] primair om verlof voor de tenuitvoerlegging van het vonnis van 15 oktober 2018 en subsidiair voor recht te verklaren dat het vonnis van 15 oktober 2018 in Nederland wordt erkend. Ter onderbouwing van haar verzoek om verlof verwijst [verzoekster] naar het vanaf 1 september 1929 tot op heden geldende Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechtelijke beslissingen, van scheidsrechtelijke uitspraken en van authentieke akten (hierna: het verdrag).
In artikel 11, eerste lid, van het verdrag wordt bepaald dat - voor zover hier van belang - het gezag van rechterlijke beslissingen, gewezen in burgerlijke zaken in één der beide Staten op verzoek van elke belanghebbende partij zal worden erkend in de andere Staat, indien aan de daarbij opgenomen voorwaarden wordt voldaan. Op grond van artikel 14 van het verdrag kan elke belanghebbende partij om het exequatur verzoeken en wordt de procedure betreffende het verzoek tot uitvoerbaarverklaring beheerst door de wet van de Staat, waar om de tenuitvoerlegging wordt verzocht, hetgeen in de onderhavige zaak meebrengt dat het verzoek om verlof wordt beheerst door het bepaalde in de artikelen 985-994 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).
2.3.
In artikel 985 Rv is - voor zover hier van belang - opgenomen dat, wanneer een beslissing, gegeven door de rechter van een vreemde Staat, in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag, deze beslissing eerst ten uitvoer kan worden gelegd na daartoe verkregen rechterlijk verlof en dat de zaak zelf niet aan een nieuw onderzoek wordt onderworpen. Op basis van artikel 985 Rv is tot kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof bevoegd de rechtbank van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd. Nu uit de stukken is af te leiden dat [verzoekster] beoogt het vonnis van 15 oktober 2018 ten uitvoer te leggen in Den Haag is deze rechtbank tot kennisneming van haar verzoek om verlof bevoegd.
2.4.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat, nu met het vonnis van 15 oktober 2018 aan de in artikel 11, eerste lid, van het verdrag opgenomen voorwaarden is voldaan, het verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van dit vonnis zal worden verleend.
2.5.
Nu het primair verzochte zal worden toegewezen behoeft het subsidiair verzochte geen bespreking.
2.6.
Gelet op het bepaalde in artikel 988, tweede lid, Rv wordt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7.
In het familierechterlijke aspect van de onderhavige zaak ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten als navolgend te compenseren.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent het verzochte verlof voor tenuitvoerlegging in Nederland van het op 15 oktober 2018 door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België) gewezen vonnis (met rolnummer 18/1133/B);
3.2.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken
op 21 februari 2022.
fl