ECLI:NL:RBDHA:2022:3758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/09/602661 / FA RK 20-8123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen alimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2022 uitspraak gedaan over de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen partijen, [X] en [Y]. De vrouw, [X], heeft verzocht om ontbinding van het geregistreerd partnerschap en heeft daarbij nevenvoorzieningen gevraagd, waaronder alimentatie en de verdeling van gezamenlijke bezittingen. De man, [Y], heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzocht om ontbinding van het partnerschap met eigen nevenvoorzieningen. Tijdens de zitting op 24 maart 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de afwikkeling van de gemeenschap van goederen en hebben zij een vaststellingsovereenkomst opgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft de ontbinding toegewezen. Wat betreft de alimentatie heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man aan de vrouw een partneralimentatie van € 381,-- bruto per maand moet betalen, ingaande op het moment dat de echtelijke woning aan de vrouw of aan een derde is geleverd, maar niet eerder dan de inschrijving van de beschikking van ontbinding in de registers van de burgerlijke stand. De alimentatieverplichting loopt tot uiterlijk 6 november 2025. De rechtbank heeft ook de vaststellingsovereenkomst tussen partijen opgenomen in de beschikking en verklaard dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-8123 (ontbinding) / FA RK 21-958 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/602661 (ontbinding) / C/09/607293 (verdeling)
Datum beschikking: 21 april 2022

Ontbinding geregistreerd partnerschap

Beschikking op het op 6 november 2020 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.M.A. over de Linden te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.B.R. van Griethuysen te Haarlem.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift;
- de brief van 26 februari 2021, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- de brief van 8 maart 2021, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief van 10 maart 2021, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier van 10 maart 2021 van de zijde van de man;
- de brief van 14 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- de brief van 14 maart 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief van 16 maart 2022, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
Op 24 maart 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

- Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum geregistreerd partnerschap] 2005 te [plaats geregistreerd partnerschap] .
- Tussen partijen bestaat een gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

De vrouw heeft in haar verzoekschrift verzocht:
ontbinding van het geregistreerd partnerschap met volgende nevenvoorzieningen:
te bepalen dat het convenant, zoals door de vrouw opgesteld en overgelegd als bijlage 4, deel uitmaakt van de beschikking met opname in het dictum van de uitspraak:
 dat de echtelijke woning, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] zal worden toebedeeld aan de vrouw en de vrouw de man uitkoopt althans dat partijen de echtelijke woning verkopen en de overwaarde bij helfte zullen verdelen;
 dat de bedrijfswoning, gelegen aan het [adres 2] te [woonplaats] zal worden verkocht en de verkoopopbrengst bij helfte wordt gedeeld, althans dat de helft van de waarde van de bedrijfswoning aan de vrouw wordt toebedeeld;
 dat de waarde zoals genoemd in het convenant van de twee Russische woningen bij helfte wordt verdeeld, meer specifiek dat de waarde van de woning in [plaats 1] bedraagt € 850,-- en de woning in [plaats 2] € 13.000,--;
verdeling van de banksaldi van de in het convenant genoemde bankrekeningen per datum indiening verzoekschrift bij helfte;
vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen alimentatie van € 450,-- netto per maand, gedurende de periode van 5 jaar, ingaande datum indiening verzoekschrift, althans bepaling dat de man de alimentatie aan de vrouw afkoopt met een bedrag van € 27.000,-- netto ineens, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan maandelijkse alimentatie, dan wel een bedrag in eens, ingaande op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum;
althans te bepalen dat:
de boekhouding over het jaar 2019 en 2020 van de man wordt overgedragen aan een andere boekhouder, door de rechtbank of de vrouw te benoemen, zodat een eerlijke balansopstelling wordt gemaakt, rekening houdend met de fiscale regels die gelden voor rekening courant verhoudingen en het oppotten van pensioen, terwijl de pensioengerechtigde leeftijd al ruim acht jaar geleden is bereikt, zodat partijen de verdeling kunnen voortzetten nadat er nieuwe jaarstukken zijn opgesteld;
indien de man niet meewerkt aan de overdracht van de boekhouding aan een andere boekhouder, zoals verzocht onder punt V van onderhavig verzoek, hij een dwangsom zal zijn verschuldigd van € 250,-- voor elke dag dat hij weigert mee te werken nadat de vrouw hem daartoe heeft verzocht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man in zijn verweerschrift zelfstandig verzocht:
ontbinding van het geregistreerd partnerschap met de volgende nevenvoorzieningen:
te bepalen dat het bedrag aan alimentatie dat de man aan de vrouw moet voldoen op nihil wordt gesteld;
te bepalen dat in het kader van de verdeling van de goederengemeenschap de vrouw na datum van de te wijzen beschikking binnen dertig dagen de nodige bescheiden dient te overleggen waaruit blijkt dat zij de echtelijke woning kan en zal overnemen tegen een door partijen aan te wijzen taxateur bepaalde waarde en de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid door de hypotheekverstrekker ontslagen zal worden waarbij bij het in gebreke blijven hiervan de gezamenlijke koopwoning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht en waarbij de vrouw volledig aan de verkoop zal meewerken, waarna de overwaarde tussen partijen gelijkelijk wordt verdeeld;
te bepalen dat de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [adviesbureau] door een door partijen aan te wijzen deskundige, dan wel bij het in gebreke blijven daarvan door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige, een waardebepaling van de B.V. maakt waarna deze vastgestelde waarde ieder bij helfte zal worden verdeeld;
te bepalen dat de saldi op de bankrekeningen van partijen vermeld onder randnummers 33 en 34 van het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, op de datum van indiening van het verzoekschrift van de vrouw of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum bij helfte worden verdeeld;
te bepalen dat partijen de schulden vermeld onder randnummers 41 en 42 van het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, ieder voor de helft zullen dragen waarbij de hoogte van de schulden vastgesteld wordt op de datum van indiening van het verzoekschrift van de vrouw of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
te bepalen dat de overige boedelverdeling, indien partijen hier niet uitkomen, binnen dertig dagen na datum van de te wijzen beschikking ten overstaan van een notaris van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap te bevelen met benoeming van een notaris en onzijdige personen;
te bepalen dat ieder de helft van de inmiddels al uitgekeerde overwaarde van het appartement in Spanje van partijen toekomt en dat eventuele naheffingen van de belastingdienst die verband houden met het verkrijgen van de overwaarde van de woning in Spanje ieder voor de helft voldaan zullen worden door partijen;
te bepalen dat de twee woningen in Rusland van de vrouw worden getaxeerd, waarna de waarde hiervan bij helfte verdeeld wordt;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de door de man verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Ter zitting hebben partijen ter zake van de afwikkeling van de partnerschapsgemeenschap overeenstemming bereikt. Zij hebben de overeenstemming vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Onder intrekking van al het overige, verzoeken zij thans nog de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit te spreken, een beslissing te nemen op de alimentatieverzoeken en opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking.
Ontbinding van het geregistreerd partnerschap
Partijen hebben gesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht, zodat de over en weer gedane verzoeken tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap als op de wet gegrond kunnen worden toegewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.
Alimentatie
In geschil is de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man.
Behoefte vrouw
De vrouw heeft een bedrag aan partneralimentatie verzocht van € 450,-- netto per maand. Ter zitting heeft zij verzocht dit bedrag te bruteren.
De man heeft de behoefte van de vrouw betwist. De vrouw geeft zanglessen aan huis, waarmee zij een bescheiden inkomen verdient. Volgens de man zou de vrouw hiermee echter meer moeten kunnen verdienen dan zij op dit moment doet, mede nu zij in het verleden een vooraanstaand operazangeres is geweest. De man concludeert dat de vrouw verdiencapaciteit heeft.
Volgens de vrouw is het lastig om meer te verdienen met het geven van zanglessen. Eerst speelden de coronamaatregelen haar parten en op dit moment de gevolgen van de huidige ontwikkelingen (naar de rechtbank begrijpt: de oorlog in Oekraïne). Het lukt de vrouw niet om ander passend werk te vinden binnen haar branche, omdat zij als solist zingt. De vrouw heeft ook geprobeerd om werk buiten haar branche te vinden, maar dat lukt niet gelet op haar leeftijd van 62 jaar, haar achtergrond en haar gezondheid.
Niet in geschil is dat de man ten tijde van het geregistreerd partnerschap de kostwinner was. Niet in geschil is voorts dat het inkomen van de vrouw in 2018 en 2019 door Corona nagenoeg nihil was, dat haar inkomen thans ongeveer € 3.000,-- per jaar bedraagt en dat dit ook het maximale inkomen was dat zij gedurende het geregistreerd partnerschap jaarlijks heeft ontvangen. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de exacte behoefte van de vrouw, maar algemeen aangenomen mag worden dat een ieder minimaal behoefte heeft aan een inkomen op bijstandsniveau. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw wel enige verdiencapaciteit kan worden toegedicht. De vrouw moet in staat worden geacht om meer inkomen te genereren met het geven van zanglessen. De rechtbank acht het voor de vrouw haalbaar om daarmee een inkomen van € 500,-- netto per maand te genereren. Uitgaande van een minimale behoefte op bijstandsniveau gaat de door de vrouw verzochte € 450,-- netto per maand haar behoeftigheid niet te boven.
Draagkracht man
Partijen zijn het erover eens dat voor wat betreft de berekening van de draagkracht van de man kan worden uitgegaan van het door hem in zijn overgelegde draagkrachtberekening opgenomen inkomen van € 30.780,-- bruto per jaar, op de wijze zoals door de man gedaan. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
De rechtbank zal ook voor het overige de door de man overgelegde draagkrachtberekening als uitgangspunt nemen, voor zover deze niet althans niet gemotiveerd is betwist, tenzij in het navolgende anders wordt overwogen.
De rechtbank zal – anders dan de man in zijn draagkrachtberekening heeft genoemd – geen rekening houden met ingehouden pensioenpremies (van € 2.171,-- per jaar), nu de man reeds geruime tijd de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en geen premies daarvoor meer afdraagt.
De man heeft verder in zijn draagkrachtberekening rekening gehouden met huur- en hypotheeklasten. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat de echtelijke woning ofwel zal worden overgenomen door de vrouw, ofwel zal worden verkocht. In beide gevallen komen de hypotheeklasten voor de man te vervallen. De rechtbank zal de hypotheeklasten daarom niet meenemen bij de berekening van de draagkracht van de man vanaf het moment dat de echtelijke woning aan de vrouw, dan wel aan een derde zal zijn geleverd. De rechtbank zal rekening houden met de kale huur van € 539,-- per maand, zoals door de man opgenomen in zijn draagkrachtberekening. De rechtbank zal op de woonlasten de in de bijstandsnorm begrepen “gemiddelde basishuur” van € 235,-- per maand in mindering brengen.
De man heeft geen premie ziektekostenverzekering opgevoerd. Nu de man wettelijk verplicht is zich tegen ziektekosten te verzekeren, zal de rechtbank rekening houden met een bedrag aan premie ziektekostenverzekering van € 130,-- per maand. Ook zal de rechtbank, nu de man ter zitting heeft aangegeven dat zijn gezondheid te wensen overlaat en gelet op zijn leeftijd, rekening houden met een eigen risico van € 32,-- per maand. De rechtbank zal op de ziektekosten het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel premie ZVW van € 34,-- per maand in mindering brengen.
De rechtbank zal bij de berekening van de draagkracht van de man geen rekening houden met schulden, nu de rechtbank ervan uitgaat dat de man zijn aandeel in de schulden in één keer zal kunnen aflossen met het geld dat hij uit de overwaarde van de echtelijke woning zal ontvangen.
De rechtbank zal rekening houden met de voor de man geldende bijstandsnorm en een draagkrachtpercentage van 60.
Gezien het voorgaande en gelet op de fiscale gevolgen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag aan partneralimentatie voor de vrouw van € 381,-- (bruto) per maand redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is vanaf het moment dat de echtelijke woning aan de vrouw dan wel aan een derde zal zijn geleverd en de man de lasten van deze woning niet meer hoeft te voldoen. Nu het (bruto) bedrag dat de man alsdan aan partneralimentatie kan voldoen lager is dan de door de vrouw verzochte netto partneralimentatie, zal de rechtbank het door de vrouw verzochte bedrag niet bruteren. Zolang de man de lasten van de echtelijke woning voldoet – de hypotheek bedraagt € 686,-- per maand en de eigenaarslasten bedragen € 95,-- per maand – heeft de man geen draagkracht om partneralimentatie te voldoen. De rechtbank zal daarom beslissen dat de man genoemde partneralimentatie van € 381,-- (bruto) per maand dient te voldoen vanaf de datum dat de echtelijke woning aan de vrouw of aan een derde zal zijn geleverd, maar niet eerder dan de dag dat de beschikking van ontbinding van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, nu de ingangsdatum van de partneralimentatie niet eerder dan de datum van inschrijving van de beschikking kan worden vastgesteld.
De vrouw heeft een partneralimentatie verzocht voor de duur van 5 jaren, ingaand op datum indiening van het verzoekschrift, zijnde 6 november 2020. De vrouw verzoekt aldus partneralimentatie tot 6 november 2025. Kennelijk kan de vrouw vanaf die datum zelf in haar levensonderhoud voorzien. Zo begrijpt de rechtbank althans, mede nu zij blijkens het door haar opgestelde en overgelegde convenant, pensioen uit Rusland zal ontvangen. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de partneralimentatieverplichting te laten lopen tot uiterlijk 6 november 2025.
Aanhechten draagkrachtberekening
De rechtbank hecht de berekening van de draagkracht van de man aan deze beschikking.
Afwikkeling partnerschapsgemeenschap
Het verzoek van partijen tot opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking kan als op de wet gegrond worden toegewezen. De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit tussen partijen, aangegaan op [datum geregistreerd partnerschap] 2005 te [plaats geregistreerd partnerschap] ;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van de dag dat de echtelijke woning, gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] , aan de vrouw dan wel aan een derde zal zijn geleverd, maar niet eerder dan de dag dat de beschikking van ontbinding van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, en tot uiterlijk 6 november 2025, een partneralimentatie van € 381,-- (bruto) per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de tussen partijen gemaakte afspraken, neergelegd in de (in kopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst, deel uitmaken van deze beschikking en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.G. de Boer, A.M.M. Vingerling en P. van der Zanden, rechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 21 april 2022.