ECLI:NL:RBDHA:2022:3742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
NL21.13104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en zorgvuldigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Angolese nationaliteit, heeft zijn asielaanvraag ingediend op basis van politieke vervolging. Hij stelt dat hij bedreigd is vanwege zijn politieke opvattingen en de dood van zijn vader, die door de regeringspartij MPLA is vermoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser op 20 juli 2021 heeft afgewezen als ongegrond, en dat eiser hiertegen beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 zijn partijen niet verschenen.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser's verklaringen over zijn identiteit en betrokkenheid bij de politieke partij [naam2] geloofwaardig zijn, maar dat zijn herkomst en verklaringen over de bedreigingen ongeloofwaardig zijn geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in staat was om coherente verklaringen af te leggen, maar dat dit niet voldoende was om de afwijzing van de asielaanvraag te weerleggen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door eiser niet de stukken uit de eerdere procedure te verstrekken, maar heeft dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiser alsnog kennis heeft kunnen nemen van deze stukken.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13104

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Rossingh).

ProcesverloopBij besluit van 20 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Angolese nationaliteit te bezitten. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij, net zoals zijn vader was, aanhanger is van de politieke partij [naam2]. Zijn vader is vermoord door militairen van de regeringspartij MPLA. In 2019 heeft eiser een video opgenomen waarin hij slecht spreekt over de president. Die video heeft hij vervolgens via WhatsApp gedeeld, waarop hij is bedreigd met de dood.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Betrokkenheid bij [naam2];
De dood van de vader van betrokkene;
Bedreigingen vanwege een video.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. [1] Daarnaast is aan eiser uitstel van vertrek verleend.
Eisers verklaringen over zijn identiteit en nationaliteit en zijn betrokkenheid bij [naam2] zijn geloofwaardig geacht. Eisers herkomst is niet geloofwaardig geacht. Verweerder verwijst in dit verband naar overwegingen uit het voornemen van 7 februari 2002 en de beschikking van 8 maart 2002, die in 2005 bij uitspraak van de Afdeling [2] in rechte is komen vast te staan. Verder zijn eisers verklaringen over de dood van zijn vader ongeloofwaardig geacht, aangezien hij tegenstrijdig heeft verklaard. In de eerste procedure heeft eiser namelijk verklaard dat zijn vader door leden van [naam2] is vermoord. Verweerder stelt vast dat eiser de tegenstrijdigheid in de zienswijze niet inhoudelijk betwist. Ook eisers verklaringen over de bedreigingen vanwege de door hem gemaakte video zijn ongeloofwaardig geacht, omdat eiser hierover vaag, wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Daarbij komt dat eiser niet in staat is gebleken om de genoemde video te tonen, of aan te geven waar deze te vinden zou zijn. De door eisers gemachtigde geopperde mogelijkheid dat eiser vanwege psychiatrische problematiek niet coherent kan verklaren is onvoldoende om anders te oordelen. Uit het medisch advies van het FMMU blijkt dat eiser in staat is om gehoord te worden, zij het dat hij soms moeite kan hebben om zijn verhaal te reproduceren. Niet is gebleken dat eiser in zijn geheel zijn verhaal niet naar voren zou kunnen brengen. Dat eiser in zijn jeugd aanhanger is geweest van [naam2] leidt niet tot gerechtvaardigde vrees, aangezien eiser nooit activiteiten voor [naam2] heeft verricht en niet valt in te zien dat het zijn van aanhanger ruim twintig jaar later tot actieve vervolging zou leiden.
4. Eiser voert aan dat hij niet beschikt over de stukken uit de eerste procedure waar verweerder in het voornemen naar verwijst, zodat hij niet goed op de gestelde tegenstrijdigheid kan ingaan. Eiser verwijst naar de zienswijze waarin hij heeft aangegeven dat hij vanwege zijn psychiatrische stoornis niet in staat is samenhangend te verklaren. Het FMMU-rapport vermeldt dat hij soms moeite kan hebben om zijn verhaal te reproduceren als gevolg van geheugenproblemen, maar schizofrenie leidt volgens eiser tot meer problemen dan alleen geheugenproblemen. Eiser verwijst hierbij naar wat op Wikipedia hierover is te vinden. Verweerder gaat daarnaast voorbij aan de overgelegde brief van eisers psycholoog van 2 februari 2021. In beroep heeft eiser een brief van zijn behandelaars van 6 augustus 2021 bijgevoegd. Eiser stelt dat het de vraag is of hij kon worden gehoord, gezien zijn stoornis.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Bij zienswijze van 6 juli 2021 heeft eiser meegedeeld dat hij niet over de stukken uit de eerdere procedure beschikt en dat hij daarom niet inhoudelijk kan ingaan op de tegenwerping dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Verweerder had dit moeten opvatten als een verzoek om het desbetreffende gehoorverslag toe te sturen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan en heeft volstaan met de vaststelling dat eiser niet betwist dat hij tegenstrijdig heeft verklaard, is in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel. Nu eiser in beroep alsnog kennis heeft kunnen nemen van deze stukken en dit niet heeft geleid tot inhoudelijke betwisting van de tegenwerping, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [3] te passeren.
6. Eiser is op 20 oktober 2020 voor een medisch onderzoek gezien door FMMU, die verweerder vervolgens heeft geadviseerd dat eiser kon worden gehoord. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat uit het medisch advies van het FMMU van 28 oktober 2020 slechts volgt dat eiser soms moeite kan hebben met het reproduceren van zijn verhaal, maar dat hieruit niet volgt dat eiser in zijn geheel zijn verhaal niet naar voren zou kunnen brengen. Uit de door eiser overgelegde brief van psycholoog [naam3] van 2 februari 2021 volgt dat eiser een psychotische stoornis, te weten schizofrenie, heeft en een verleden met middelenmisbruik (in remissie). Hiervoor wordt hij behandeld en ontvangt hij ondersteuning. Tevens wordt in deze brief meegedeeld dat eiser vanwege zijn geheugenproblematiek op de wachtlijst staat voor neuropsychologisch onderzoek naar mogelijke cognitieve achteruitgang. Verweerder heeft in deze brief geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat eiser op dat moment niet in staat was om coherente verklaringen af te leggen. In de brief van 6 augustus 2021 merken psychologen [naam3] en [naam4] op dat de dreigende afwijzing van de asielaanvraag bij eiser voor een toename van spanningsklachten zorgt, die erin kunnen resulteren dat eiser weer terugvalt in middelengebruik en psychose. Ook uit deze brief volgt daarom niet dat eiser tijdens de gehoren medisch gezien niet in staat zou zijn om consistent, coherent of volledig te verklaren.
7. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat BMA geen medisch oordeel geeft over het al dan niet adequaat kunnen verklaren, zodat hij ook geen aanleiding heeft hoeven zien om het advies van BMA over het (verder) verlenen van uitstel van vertrek af te wachten.
8. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Gelet op het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit, wordt verweerder veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759 (zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Algemene wet bestuursrecht.