ECLI:NL:RBDHA:2022:3730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
09/298083-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens ontucht met een minderjarig meisje, met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 46-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De feiten vonden plaats tussen 1 augustus 2016 en 30 juni 2017, waarbij de verdachte meermalen seksuele handelingen heeft gepleegd met een meisje dat op dat moment 14 en 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de psychische kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij op enig moment ook wist dat zij minderjarig was. Ondanks deze kennis heeft hij doelbewust met haar afgesproken om seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. Naast de gevangenisstraf zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij een GGZ-instelling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de ontwikkeling van minderjarigen en de bescherming die de wet biedt aan deze kwetsbare groep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09-298083-21
Datum uitspraak: 22 april 2022
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.C. Schraven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 juni 2017 te Delft en/of Pijnacker en/of (elders) in Nederland, met [slachtoffer] , [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het vingeren en/of beffen van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus2016 tot en met 30 juni 2017 te Delft, Pijnacker en/of (elders) in Nederland, met [slachtoffer] , [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] ,
- het betasten van de borsten, billen en/of vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdachte dat hij gedurende een klein jaar ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna: aangeefster). Kort gezegd is dat onder feit 1 ten laste gelegd als ontucht met seksueel binnendringen en onder feit 2 als ontucht zonder seksueel binnendringen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verklaring van aangeefster
Aangeefster, [geboortedatum] , heeft verklaard dat zij de verdachte op een vakantie in Salou in de zomer van 2016 heeft leren kennen en dat zij toen veertien jaar oud was. Na die vakantie zijn in de loop van de tijd seksueel getinte whatsapp gesprekken tussen haar en de verdachte gevoerd en daaruit is een afspraak bij de McDonalds in Delft voortgevloeid. Aansluitend aan de ontmoeting bij de McDonalds zijn zij naar een andere plek gereden. Aangeefster heeft verklaard dat zij bij die ontmoeting met de verdachte heeft gezoend met de tong. Zij weet niet zeker of die eerste keer ook seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dit is de andere keren dat zij met de verdachte heeft afgesproken wel het geval geweest. De verdachte heeft daarbij aan haar borsten en aan haar billen gezeten. De verdachte heeft haar ook gebeft en gevingerd en zij heeft hem gepijpt en afgetrokken. Ook heeft meerdere keren seks plaatsgevonden, waarbij de verdachte met zijn piemel in haar vagina ging. Alle keren vonden de seksuele handelingen plaats in de auto van de verdachte. Deze auto was wit van kleur en had geblindeerde ramen. [2]
Aangeefster heeft verklaard dat de afspraken met de verdachte plaatsvonden toen zij veertien en vijftien jaar oud was, vanaf augustus 2016 tot eind juni 2017. Zij weet dat, omdat zij eind juni 2017 een zelfmoordpoging heeft gedaan en dat zij na die zelfmoordpoging aan haar ouders heeft verteld dat ze met de verdachte had afgesproken. [3] In die periode heeft zij in totaal acht [4] á negen [5] keer met de verdachte afgesproken. De McDonalds in Delft was steeds de ontmoetingsplek en zij reden dan telkens naar een andere plek waar zij seks hadden. Ze zijn een keer naar het parkeerterrein bij de atletiekvereniging gereden, ze zijn een keer bij het hondenbos in Pijnacker geweest, ze zijn bij een parkeerplaats bij een restaurant vlakbij het hondenbos geweest en ook een keer in de parkeergarage van de Ikea in Delft. [6]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere keren seks heeft gehad met aangeefster in de ten laste gelegde periode. Zij spraken steeds af bij de McDonalds in Delft/Nootdorp en reden dan naar plekken in de buurt, waar zij seks met elkaar hadden.
De verdachte heeft verklaard dat hij alle keren dat hij met haar afsprak, seks met aangeefster heeft gehad met penetratie in de vagina en dat hij haar bij al die ontmoetingen ook heeft betast bij borsten, billen en vagina, haar heeft gevingerd en haar heeft gebeft en dat aangeefster hem heeft gepijpt. Op de vraag of aangeefster de verdachte bij al die gelegenheden ook heeft afgetrokken, heeft de verdachte verklaard dat dat zomaar zou kunnen. [7]
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de verdachte en aangeefster op belangrijke punten overeen komen. Zo hebben zij beiden verklaard over de McDonalds in Delft als plek waar de ontmoetingen startten en benoemen beiden dezelfde seksuele handelingen die tijdens hun ontmoetingen steeds plaatsvonden, waaronder verschillende vormen van penetratie van het lichaam van aangeefster. De verklaringen van de verdachte en aangeefster lopen wel uiteen waar het gaat om de exacte periode waarin het seksuele contact heeft plaatsgevonden, de locaties waar dit contact heeft plaatsgevonden en de frequentie van dit contact.
Aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat er tussen haar en de verdachte is gebeurd en onder welke omstandigheden dit heeft plaatsgevonden. Haar verklaring wordt bovendien, ook waar het niet over de verweten gedragingen gaat, op kenmerkende onderdelen ondersteund door andere stukken in het dossier. Zo vindt de verklaring van aangeefster over de witte auto met geblindeerde ramen waarin de verdachte reed en waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden steun in de verklaring van de ex-partner van de verdachte. Die heeft namelijk verklaard dat de verdachte in die periode inderdaad een witte auto reed en dat de auto’s waarin de verdachte reed altijd getint glas hadden. Ook de verklaring van aangeefster, dat zij in Salou met de ex-partner van de verdachte winkeltjes ging kijken, wordt door de ex-partner van de verdachte bevestigd. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat er, wat betreft de voor de gebeurtenissen cruciale onderdelen, tegenstrijdigheden bestaan tussen de verklaring van aangeefster en andere stukken in het dossier. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Om die reden zal de rechtbank ten aanzien van de periode waarin het seksuele contact tussen haar en de verdachte heeft plaatsgevonden, de plekken waar dit contact heeft plaatsgevonden en de frequentie van dit contact uitgaan van wat aangeefster daarover heeft verklaard. Dat leidt tot de volgende bewezenverklaring.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 juni 2017 te Delft en/of Pijnacker en/of elders in Nederland, met [slachtoffer] , [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] en
- het vingeren en beffen van die [slachtoffer] ;
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 30 juni 2017 te Delft, Pijnacker en/of elders in Nederland, met [slachtoffer] , [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het tongzoenen van die [slachtoffer] ,
- het betasten van de borsten, billen en vagina van die [slachtoffer] en
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat naar voren gebracht dat er aanleiding is om in deze zaak af te wijken van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de eerste plaats omdat bij de verdachte sprake is van onderliggende problematiek en de psycholoog van het NIFP op grond daarvan heeft geadviseerd het ten laste gelegde de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De raadsvrouw heeft er daarnaast op gewezen dat de verdachte inmiddels geruime tijd gemotiveerd onder behandeling is bij De Waag en dat het risico op herhaling wordt ingeschat als laag. Ook heeft de verdachte een stabiele relatie, een eigen woning en werk. De raadsvrouw heeft verzocht om, in het geval toch een gevangenisstraf wordt opgelegd, deze gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijk strafdeel en een langere proeftijd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich meermalen en gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige van destijds 14 en 15 jaar oud, door onder meer vaginale en orale seks met haar te hebben. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van minderjarigen. Daarom heeft de wetgever minderjagen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Seks met minderjarigen is daarom strafbaar, ook wanneer dit (ten tijde van de feiten) met wederzijds instemming gebeurt. Minderjarigen zitten immers in een gevoelige ontwikkelingsfase en zijn niet of onvoldoende in staat zelf hun seksuele integriteit en grenzen te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag te overzien.
Dat het handelen van de verdachte een grote negatieve impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt wel uit de verklaring die zij daarover bij de politie heeft afgelegd. Het slachtoffer was, nog los van haar jonge leeftijd, in het bijzonder zeer kwetsbaar als gevolg van haar psychische en sociale problematiek. De verdachte wist van deze kwetsbare situatie, onder meer omdat aangeefster hem hier zelf over vertelde. De verdachte heeft zich hier ten tijde van het plegen van de feiten niet om bekommerd en, zoals hij zelf ook zegt, zijn eigen belang en lusten voorop gesteld. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Hier komt nog bij dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten (op enig moment) daadwerkelijk op de hoogte was van de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en desondanks met haar afsprak om in zijn auto – op openbare parkeerplaatsen – meermaals vergaande seksuele handelingen met haar te verrichten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2005, tot een gevangenisstraf is veroordeeld wegens ontucht met een minderjarige. Hoewel deze veroordeling van lang geleden is, kan de rechtbank moeilijk heen om de omstandigheid dat de verdachte eerder in zijn leven een vergelijkbaar delict heeft gepleegd. De rechtbank zal dit, gelet op datzelfde tijdsverloop, niet in strafverzwarende zin meewegen, maar ziet hierin wel mede een aanleiding om de verdachte de na te noemen behandelverplichting op te leggen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 16 november 2021 en 28 maart 2022. Uit deze adviezen blijkt dat de verdachte een verleden kent van alcohol- en drugsgebruik en dat hij sinds enige tijd ‘clean’ is. Hij heeft werk, een relatie en een koopwoning en werkt goed mee aan de behandeling die onderdeel is van zijn schorsingsvoorwaarden. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en heeft geadviseerd om aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag te verbinden.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van het NIFP van 1 maart 2022. Uit dit rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en narcistische trekken. Deze stoornis was ook ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig en heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. De verdachte is daarnaast sterk impulsief en naïef en heeft een beperkt introspectief vermogen. Ook is sprake van onvermogen om zich in te leven in anderen en is hij sterk gericht op bevrediging van eigen behoefte. De kans op recidive wordt ingeschat als laag tot matig. Geadviseerd wordt om hem de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de reclassering en het rapport van het NIFP op inzichtelijke wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen en conclusies daarin door een deugdelijke onderbouwing worden gedragen. De rechtbank legt deze bevindingen en conclusies daarom mede aan haar beslissingen ten grondslag.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft de rechtbank gekeken naar wat in soortgelijke zaken voor straffen worden opgelegd. De rechtbank weegt ten nadele van de verdachte mee dat hij op een gegeven moment niet alleen op de hoogte was van de psychische kwetsbaarheid van aangeefster, maar ook (op enig moment) wist dat het slachtoffer minderjarig was en dat dit hem er niet van heeft weerhouden met aangeefster af te spreken. Ook weegt de rechtbank in strafverhogende zin mee dat de verdachte meermalen doelbewust met het slachtoffer heeft afgesproken om seks met haar te hebben en daarbij vergaande seksuele handelingen heeft verricht. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte, als gevolg van zijn gemengde persoonlijkheidsstoornis, in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van deze straf, te weten acht maanden, voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden om wederom de fout in te gaan. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank aan dit voorwaardelijke strafdeel, gelijk aan de eis van de officier van justitie, een proeftijd van drie jaar verbinden. Ook zal de rechtbank aan de verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, zodat de verdachte verder aan zijn problematiek kan werken en de kans op recidive laag blijft.
Voorlopige hechtenis
Uit de rapportages van de reclassering en van het NIFP blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag/matig. Ook blijkt uit hetgeen ter terechtzitting is besproken dat de verdachte op dit moment stabiele leefomstandigheden heeft in de vorm van een vaste relatie, een baan en een eigen woning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de recidivegrond, die aan het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag ligt, niet langer van toepassing is. Dat betekent dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 56, 57, 245 en 247, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
De voortgezette handeling van
feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich twee werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis en gedurende de proeftijd meldt bij zijn toezichthouder van Reclassering Nederland op Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van GGZ De Waag of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A. Schueler, voorzitter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
mr. P.G. Salvadori, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.M.E. Oudshoorn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020071378, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 142).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 juni 2020, p. 26 en 27.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 juni 2020, p. 27 en 28.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 juni 2020, p. 28.
5.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 20 juni 2020, p. 21.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 juni 2020, p. 26.
7.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2022.