6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich meermalen en gedurende een periode van bijna een jaar schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige van destijds 14 en 15 jaar oud, door onder meer vaginale en orale seks met haar te hebben. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van minderjarigen. Daarom heeft de wetgever minderjagen op seksueel gebied willen beschermen tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Seks met minderjarigen is daarom strafbaar, ook wanneer dit (ten tijde van de feiten) met wederzijds instemming gebeurt. Minderjarigen zitten immers in een gevoelige ontwikkelingsfase en zijn niet of onvoldoende in staat zelf hun seksuele integriteit en grenzen te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag te overzien.
Dat het handelen van de verdachte een grote negatieve impact op het slachtoffer heeft gehad, blijkt wel uit de verklaring die zij daarover bij de politie heeft afgelegd. Het slachtoffer was, nog los van haar jonge leeftijd, in het bijzonder zeer kwetsbaar als gevolg van haar psychische en sociale problematiek. De verdachte wist van deze kwetsbare situatie, onder meer omdat aangeefster hem hier zelf over vertelde. De verdachte heeft zich hier ten tijde van het plegen van de feiten niet om bekommerd en, zoals hij zelf ook zegt, zijn eigen belang en lusten voorop gesteld. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Hier komt nog bij dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten (op enig moment) daadwerkelijk op de hoogte was van de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en desondanks met haar afsprak om in zijn auto – op openbare parkeerplaatsen – meermaals vergaande seksuele handelingen met haar te verrichten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 maart 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder, in 2005, tot een gevangenisstraf is veroordeeld wegens ontucht met een minderjarige. Hoewel deze veroordeling van lang geleden is, kan de rechtbank moeilijk heen om de omstandigheid dat de verdachte eerder in zijn leven een vergelijkbaar delict heeft gepleegd. De rechtbank zal dit, gelet op datzelfde tijdsverloop, niet in strafverzwarende zin meewegen, maar ziet hierin wel mede een aanleiding om de verdachte de na te noemen behandelverplichting op te leggen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 16 november 2021 en 28 maart 2022. Uit deze adviezen blijkt dat de verdachte een verleden kent van alcohol- en drugsgebruik en dat hij sinds enige tijd ‘clean’ is. Hij heeft werk, een relatie en een koopwoning en werkt goed mee aan de behandeling die onderdeel is van zijn schorsingsvoorwaarden. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en heeft geadviseerd om aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Waag te verbinden.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van het NIFP van 1 maart 2022. Uit dit rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en narcistische trekken. Deze stoornis was ook ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig en heeft zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. De verdachte is daarnaast sterk impulsief en naïef en heeft een beperkt introspectief vermogen. Ook is sprake van onvermogen om zich in te leven in anderen en is hij sterk gericht op bevrediging van eigen behoefte. De kans op recidive wordt ingeschat als laag tot matig. Geadviseerd wordt om hem de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de reclassering en het rapport van het NIFP op inzichtelijke wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen en conclusies daarin door een deugdelijke onderbouwing worden gedragen. De rechtbank legt deze bevindingen en conclusies daarom mede aan haar beslissingen ten grondslag.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft de rechtbank gekeken naar wat in soortgelijke zaken voor straffen worden opgelegd. De rechtbank weegt ten nadele van de verdachte mee dat hij op een gegeven moment niet alleen op de hoogte was van de psychische kwetsbaarheid van aangeefster, maar ook (op enig moment) wist dat het slachtoffer minderjarig was en dat dit hem er niet van heeft weerhouden met aangeefster af te spreken. Ook weegt de rechtbank in strafverhogende zin mee dat de verdachte meermalen doelbewust met het slachtoffer heeft afgesproken om seks met haar te hebben en daarbij vergaande seksuele handelingen heeft verricht. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte, als gevolg van zijn gemengde persoonlijkheidsstoornis, in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van deze straf, te weten acht maanden, voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden om wederom de fout in te gaan. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank aan dit voorwaardelijke strafdeel, gelijk aan de eis van de officier van justitie, een proeftijd van drie jaar verbinden. Ook zal de rechtbank aan de verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, zodat de verdachte verder aan zijn problematiek kan werken en de kans op recidive laag blijft.
Voorlopige hechtenis
Uit de rapportages van de reclassering en van het NIFP blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag/matig. Ook blijkt uit hetgeen ter terechtzitting is besproken dat de verdachte op dit moment stabiele leefomstandigheden heeft in de vorm van een vaste relatie, een baan en een eigen woning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de recidivegrond, die aan het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag ligt, niet langer van toepassing is. Dat betekent dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.