ECLI:NL:RBDHA:2022:3695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
09-767252-20 en 23-000595-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van gijzeling en drugshandel met gebruik van Encrochatdata

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het treffen van voorbereidingshandelingen voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van een kilo cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de criminele organisatie die betrokken was bij de diefstal van een grote partij cocaïne. De verdachte had via Encrochat gecommuniceerd met medeverdachten over het opsporen van de persoon die verantwoordelijk was voor de diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot afpersing en bedreiging, maar oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de voorbereidingshandelingen voor gijzeling. De verdediging voerde aan dat de Encrochatdata onrechtmatig waren verkregen, maar de rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de gegevens rechtmatig waren verkregen onder het internationale vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn mededaders daadwerkelijk voorbereidingen hadden getroffen voor het ontvoeren van de betrokken personen, en dat de PGP-telefoon, het baken en de dreigbriefjes bestemd waren voor het begaan van de misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/767252-20 en 23/000595-18 (tul)
Datum uitspraak: 22 april 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum en plaats] ,
[BRP-adres] te Almere.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 4 september 2020, 25 november 2020, 22 januari 2021 en 16 april 2021 (allen pro forma), 22 maart 2022 en 8 april 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N. Hendriksen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 januari 2021 - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is een viertal strafbare feiten tenlastegelegd.
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij zich in de periode van 21 mei 2020 tot en met 27 mei 2020 in Gouda heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [persoon 1] en [persoon 2] door bij [persoon 1] twee briefjes in de brievenbus te doen met de teksten ‘ [mobiel nr.] . Bel’ en ‘Bel of text [mobiel nr.] ’ en bij het [adres] te Gouda (bedoeld voor [persoon 2] ) een briefje in de brievenbus te doen met de tekst ‘voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] ’ met daarbij een foto van [persoon 2] . Eveneens wordt hem verweten dat hij zich diezelfde periode heeft schuldig gemaakt aan een poging tot bedreiging van [persoon 2] .
Onder feit 2 is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 17 juli 2020 in Gouda samen met anderen een misdrijf heeft voorbereid waar naar de wettelijk omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten wederrechtelijke vrijheidsberoving, moord, doodslag en/of zware mishandeling, gericht tegen [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] , door onder meer een baken, een PGP-telefoon, een vuurwapen, semtex en briefjes met daarop de teksten ‘ [mobiel nr.] . Bel’ en ‘Bel of text [mobiel nr.] ’ en ‘voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] ’, bestemd tot het plegen van die misdrijven, voorhanden te hebben.
Onder feit 3 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 12 mei 2020 tot en met 17 juli 2020 in Gouda samen met anderen een misdrijf heeft voorbereid waar naar de wettelijk omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten opzettelijk brand stichten of het teweeg brengen van een ontploffing waarbij gevaar voor personen of goederen te duchten zou zijn, gericht tegen een of meer leden van de [familie] door een PGP-telefoon, semtex en/of een explosieve stof bestemd tot het begaan van het misdrijf voorhanden te hebben.
Tot slot wordt de verdachte onder feit 4 verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer een kilo cocaïne in de periode van 3 juni 2020 tot en met 4 juni 2020 in Amsterdam.
3.2
Encrochat
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging zijn verweren gevoerd, die zien op de vraag of de manier waarop in deze zaak gegevens zijn verkregen uit de zogenaamde Encrochatdata, rechtmatig is. Deze verweren zijn opgenomen in het eerste gedeelte van de pleitaantekeningen. Er is volgens de verdediging sprake van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en van schending van artikel 8 EVRM. De gegevens die in het [onderzoek 2] zijn verkregen zijn van bepalende invloed geweest op het onderzoek tegen de verdachte. Er is in [onderzoek 2] sprake geweest van een onderzoek dat zich niet alleen richtte op het bedrijf Encrochat, maar ook op individuele gebruikers. Er is gebruik gemaakt van een vergaande opsporingsmethode met een grote inbreuk op de privacy van burgers. Er is sprake van schending van artikel 8 EVRM, nu de vereiste waarborgen voor het vergaren en onderzoeken van bulkinterceptie (end-to-end safeguards, zoals verwoord door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)) niet in acht zijn genomen, noch in Frankrijk noch in Nederland. Het vergaren van de data in Frankrijk, maar ook het delen daarvan met Nederland is onrechtmatig. Daarmee is ook het recht op een eerlijk proces van de verdachte geschonden. Een beroep op het vertrouwensbeginsel gaat niet op nu het onderzoek naar Encrochat in Frankrijk mede heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten. De verdediging heeft daarom verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak tegen de verdachte, om te doen onderzoeken of aan de door het EHRM gestelde eisen voor bulkinterceptie is voldaan. In ieder geval zijn de in Frankrijk verkregen data niet op rechtmatige wijze met het [onderzoek 1] gedeeld, nu niet blijkt van een specifieke belangenafweging in dit onderzoek. Gebruik van de Encrochatdata leidt aldus tot schending van artikel 6 EVRM. Er is daarnaast sprake van technische gebreken bij het veilig stellen van de data en de in de zaak van de verdachte beschikbare berichten zijn onvolledig. Er kan niet worden ingestaan voor de betrouwbaarheid van de berichten die aan de verdachte worden toegeschreven en deze moeten ook daarom van het bewijs worden uitgesloten.
Er is geen sprake van een eerlijk proces: de verdediging heeft onvoldoende stukken om te kunnen toetsen of de startinformatie voldoende was om de Encrochatdata te kunnen delen, terwijl justitie de Encrochatdata onbeperkt heeft kunnen bestuderen. Voor zover de verdediging berichten heeft kunnen bestuderen, heeft zij daarbij onvoldoende technische faciliteiten tot haar beschikking gehad, hetgeen in strijd is met het beginsel van equality of arms. Dit alles moet er toe leiden dat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard dan wel tot uitsluiting van het bewijs van alle processen-verbaal die zien op de Encrochatgesprekken.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van alle verweren. Zij heeft in haar reactie – kort samengevat – een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het vergaren van de betreffende data, de hack van Encrochat en anderzijds het opslaan, onderzoeken en verwerken van de data in Nederland. Volgens de officier van justitie geldt ten aanzien van het onderzoek in Frankrijk het vertrouwensbeginsel. Er is geen sprake van betrokkenheid van Nederland bij de ontwikkeling van de interceptietool, noch van Nederlandse invloed op het opsporingsonderzoek in Frankrijk. Voor de fase van het onderzoek in Nederland biedt de uitvoerig gemotiveerde machtiging ex artikel 126uba en 126t van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een passende wettelijke grondslag. Van belang daarbij is nog dat dit een onderzoek betreft als bedoeld in titel V van Boek I Sv, die ziet op onderzoek naar criminele verbanden en alle daarbij betrokken personen. Er heeft op adequate wijze een inhoudelijke belangenafweging en een inkadering door de rechter-commissaris plaatsgevonden. Alle relevante stukken daaromtrent zijn ter kennis van de verdediging gebracht. Voor het [onderzoek 1] geldt dat uit het proces-verbaal van 4 maart 2022 volgt hoe de gang van zaken rond het begin van dat onderzoek is geweest en ook dat de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven voor het delen van chatberichten met [onderzoek 1] . Er heeft dan ook wel degelijk een belangenafweging plaats gevonden. De verdediging heeft een downloadlink gekregen van alle chats van het account Wavypower en alle afbeeldingen en foto’s, zodat er geen sprake is van strijd met het beginsel van equality of arms. Er is geen sprake van bulkinterceptie in deze zaak, nu het in [onderzoek 2] niet gaat om onderzoek van een ongedifferentieerde dataverzameling. Er is al met al geen sprake van schending van de artikelen 8 en 6 EVRM. De chatberichten zijn op zichzelf voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te worden gebruikt.
3.2.3
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in ieder geval bij een aantal van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten de chatberichten, die afkomstig zijn uit de Encrochatdata een bepalende rol hebben gespeeld. Ook neemt de rechtbank aan dat – door het live meelezen of later lezen van de inhoud van chatberichten en het kennis nemen van de inhoud van andere data – sprake is geweest van een inbreuk op de privacy van de gebruikers van Encrochat telefoons. De officier van justitie en de verdediging gaan daar ook van uit.
De door de verdediging gevoerde verweren hebben betrekking op de vraag of de manier waarop de Encrochatdata zijn verkregen, geanalyseerd en gebruikt, in strijd is met het bepaalde in onder meer artikel 8 EVRM, artikel 6 EVRM en het Wetboek van Strafvordering. Zoals de officier van justitie in haar requisitoir heeft genoemd, en bij de rechtbank (en naar zij aanneemt ook bij de verdediging) bekend is, zijn er recentelijk door andere rechtbanken meerdere uitspraken gedaan over vergelijkbare zaken. Waar dat aangewezen is, zal de rechtbank aansluiten bij (de opbouw van) overwegingen uit die uitspraken, uit praktische overwegingen en omwille van de rechtseenheid.
Beschikbare stukken over Encrochat
Door de officier van justitie is een groot aantal stukken aan het dossier van de zaak [onderzoek 1] toegevoegd. Dit betreft ten eerste een gedeelte in het algemeen dossier, na pagina 1285 (niet doorgenummerd).
Daarin zijn onder meer opgenomen:
  • een aantal processen-verbaal van de Nederlandse politie;
  • een brief van het Landelijk Parket van 28 september 2020;
  • een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam van 20 september 2020;
  • vertalingen van (kort gezegd) Franse processen-verbaal en beslissingen.
Vervolgens heeft de officier van justitie ook nog aan het dossier toegevoegd:
  • de beschikking ex artikel 149b Sv van de rechters-commissaris van de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2021;
  • de vordering tot toepassing van artikel 149b Sv van 23 september 2021;
  • een proces-verbaal aanvraag binnendringen en onderzoek doen geautomatiseerd werk van 13 maart 2020;
  • een begeleidend schrijven bij deze aanvraag van 16 maart 2020;
  • een proces-verbaal Titel V beschrijving NN gebruikers Encro c.s. van 13 maart 2020;
  • een machtiging ex artikel 126uba en 126t Sv van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2020, en verlengingen van deze machtiging;
  • een brief van 24 maart 2021 van het Landelijk Parket over een uitspraak van de rechter in Groot-Brittannië d.d. 5 februari 2021;
  • een proces-verbaal van bevindingen inzake het ter beschikking stellen van informatie van [onderzoek 2] aan het [onderzoek 1] van 4 maart 2022.
Beschrijving van Encrochat
Uit de hiervoor genoemde stukken leidt de rechtbank het volgende af. Encrochat was een aanbieder van telefoons. Met deze telefoons konden (door middel van de Encrochat-applicatie) versleutelde chats worden verzonden en ontvangen. Met deze telefoons kon onderling worden gebeld. Ook was het mogelijk om notities te bewaren op de telefoontoestellen. De gebruiker had niet de mogelijkheid om zelf applicaties te installeren op het toestel en was dus beperkt tot het gebruik van de applicaties die er door de leveranciers op gezet werden. Gebruikers kochten een telefoontoestel waarop de Encrochat-applicaties vooraf geïnstalleerd waren in combinatie met een abonnement op de service. Een Encrochat telefoon werd geleverd met een simkaart waarmee alleen dataverkeer verzonden en ontvangen kon worden. De inhoud van een Encrochat telefoon kon door de gebruiker volledig worden gewist. Dit werd een panic-wipe genoemd. Door Encrochat zijn diverse typen telefoontoestellen geleverd voor het gebruik van de Encrochat-applicatie. Door middel van de Encrochat-applicatie konden de gebruikers alleen onderling en één-op-één communicatie voeren. Er konden geen groepsgesprekken worden gevoerd. De onderlinge communicatie kon tot stand komen nadat een gebruiker zijn gebruikersnaam, ‘username’ stuurde naar een andere gebruiker, met het verzoek om toegevoegd te worden aan diens contactenlijst. De ander moest dit verzoek eerst accepteren voordat onderlinge communicatie mogelijk was. Gebruikers konden elkaars username opslaan in hun contactenlijst onder een zelfgekozen omschrijving, een zogenaamde nickname. Er kon dus slechts gecommuniceerd worden (chatten en bellen) met contacten in de contactenlijst; niet met overige Encrochat gebruikers ook al was daarvan de gebruikersnaam bekend. Een chat kon bestaan uit tekstberichten en foto’s. De berichten verliepen in principe na een vooraf ingestelde verwijdertijd, ook wel burn-time genoemd, die standaard was ingesteld op zeven dagen.
Het onderzoek naar Encrochat
Telefoons van Encrochat zijn in diverse strafrechtelijke onderzoeken aangetroffen en in beslag genomen bij personen die van ernstige strafbare feiten werden verdacht. De indruk is ontstaan bij de politie dat deze telefoons vrijwel uitsluitend in het (georganiseerde) criminele circuit werden gebruikt. De gebruikers van de Encrochat telefoons waren (doorgaans) onbekend. De onmogelijkheid om de telefoons te herleiden tot de persoon die de telefoon gebruikte, zou volgens de politie maken dat Encrochat populair was binnen bepaalde typen van criminaliteit. De mogelijkheden van burn-time en panic-wipe maakten dat ook in geval van inbeslagneming van de telefoons, als de telefoon al kon worden ontsleuteld, er maar zeer beperkt berichtenverkeer kon worden uitgelezen.
Op 30 januari 2020 heeft een Franse rechter op aanvraag van het Franse Openbaar Ministerie toestemming gegeven om een interceptietool te installeren op een Encrochatserver in Roubaix, Frankrijk. De Franse politie heeft vervolgens deze interceptietool op 1 april 2020 geïnstalleerd. Door de inzet van de interceptietool kon in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 juni 2020 live informatie van Encrochat telefoons worden verzameld. De aldus verzamelde data werden op computersystemen in Frankrijk opgeslagen. De werking van de interceptietool valt onder militair staatsgeheim in Frankrijk.
In het begin van 2020 is overleg gevoerd door politie en justitie uit verschillende landen met als doel te komen tot een gecoördineerde aanpak bij de vervolging van het bedrijf Encrochat en de daaraan gelieerde personen. Het gezamenlijk overleg heeft geleid tot de oprichting van een Joint Investigation Team (JIT) op 10 april 2020. Alle door Frankrijk verzamelde data zijn in het JIT gevoegd in het gezamenlijke onderzoekdossier en op die manier gedeeld met alle JIT partners, waaronder Nederland. Op basis hiervan konden de Encrochatdata verstrekt worden ten behoeve van onderzoek en vervolging door het Openbaar Ministerie in Nederland.
Het Franse onderzoeksteam heeft de Nederlandse politie toegang gegeven tot de Encrochatdata via een beveiligde verbinding met de computersystemen in Frankrijk. De Encrochatdata zijn vervolgens door Nederlandse opsporingsambtenaren vanaf het Franse computersysteem, met een zo klein mogelijke vertraging, gekopieerd naar het onderzoeksnetwerk van de Nederlandse politie. De aldus verkregen data vanuit Frankrijk, veelal bestaand uit chatberichten, is volgens de politie de dataset die de politie in Nederland heeft verkregen binnen het [onderzoek 2] . Verder heeft het Franse onderzoeksteam nog op 4 verschillende momenten, te weten januari 2019, oktober 2019, februari 2020 en juni 2020, een kopie gemaakt van de Encrochat infrastructuur en de informatie die op dat moment beschikbaar was op de verschillende servers. Deze informatie is ook gedeeld met Nederland. Dit betrof ook andere data dan alleen berichten.
[onderzoek 2]
Op 10 februari 2020 is door het Nederlandse Openbaar Ministerie onder de naam [onderzoek 2] een onderzoek gestart gericht op het bedrijf Encrochat, de directeuren van het bedrijf, de verkopers van de Encrochat telefoons van het bedrijf en daarnaast op de onbekende gebruikers van de Encrochat applicatie die zich schuldig maken aan diverse vormen van georganiseerde criminaliteit. Dit onderzoek kwam voort uit het hierboven genoemde Franse onderzoek. In het kader van [onderzoek 2] heeft het Openbaar Ministerie in maart 2020 bij de rechter-commissaris een vordering ingediend om een machtiging te verstrekken voor een bevel op grond van artikel 126uba en 126t Sv, tot het binnendringen van een geautomatiseerd werk en het bevel opnemen van (tele)communicatie. Deze vordering ziet er op de uit Frankrijk verkregen Encrochatdata te mogen analyseren en gebruiken. Bij de vordering is aan de rechter-commissaris een lijst overgelegd van al lopende onderzoeken waarin sprake was van in georganiseerd verband gepleegde feiten en waarbij gebruik werd gemaakt van Encrochat telefoons. Verder zou in het Nederlandse onderzoek gebruik gemaakt worden van filtering van de te onderzoeken chatberichten op steekwoorden, die gelieerd zijn aan criminele activiteiten die naar hun aard worden gepleegd in georganiseerd verband, zoals (grootschalige) handel in verdovende middelen en voorbereidingshandelingen tot het plegen van liquidaties.
De machtiging van de rechter-commissaris van 27 maart 2020
De machtiging ex artikel 126uba en 126t Sv is door de rechter-commissaris afgegeven op 27 maart 2020. In die machtiging heeft de rechter-commissaris aangegeven dat er een noodzaak bestaat tot het kennisnemen van de Encrochatdata. Daar staat tegenover dat er bescherming moet zijn van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers van de Encrochat telefoons. Op grond van de aan de vordering ten grondslag liggende processen-verbaal kan worden aangenomen dat gebruikers van de Encrochat telefoons juist de inhoud van hun communicatie willen verhullen en dat onderzoek daarnaar niet op een andere of minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden. Daarmee is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Vervolgens zijn door de rechter-commissaris afwegingen gemaakt en voorwaarden gesteld, om de te verwachten privacy-schendingen zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde fishing expeditions te voorkomen. De rechter-commissaris heeft in dat verband voorwaarden gesteld aan de wijze van verwerking en opslag van de gegevens. Zo is bepaald dat deze slechts kunnen worden doorzocht met vastgestelde zoeksleutels, dat de vergaarde informatie zal worden voorgelegd aan de rechter-commissaris en slechts met toestemming van de rechter-commissaris ter beschikking zal worden gesteld aan onderzoeken naar ernstige strafbare feiten. In het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 20 september 2020 is uiteengezet dat de officier van justitie telkens de op deze manier vergaarde informatie heeft gebruikt na toestemming van de rechter-commissaris, in de oorspronkelijke onderzoeken op de lijst en in later aan de lijst toegevoegde onderzoeken. Daartoe is telkens schriftelijke toestemming per mail gegeven, met uitzondering van incidentele verstrekkingen in zogenaamde threat to life-situaties, waarin door de rechter-commissaris telefonische toestemming tot verwerking van de gegevens is gegeven. Een threat to life-situatie houdt in dat acuut moet worden ingegrepen gelet op de gerede vrees voor het leven of ernstige gezondheidsschade voor personen.
[onderzoek 1]
Het [onderzoek 1] heeft aanvankelijk niet op de lijst gestaan met al bekende lopende onderzoeken. Blijkens het proces-verbaal van 4 maart 2022 is er rond 12 mei 2020 een situatie onderkend die duidde op een mogelijke threat to life-situatie. Bij lezing van enkele chats kwamen aanwijzingen naar voren over een niet geleverde partij verdovende middelen van 65 kilo en het feit dat voor het niet leveren daarvan [persoon 1] in beeld kwam. Over hem werd in de chats geschreven dat hij moest worden gezocht en er werd ook gezocht naar zijn familieleden met de dreiging van ontvoering. Aanvankelijk is deze informatie in de vorm van een afschermproces-verbaal vanuit [onderzoek 2] ter beschikking van de politie-eenheid Den Haag gesteld. Dit heeft geleid tot het starten van het [onderzoek 1] . In nader onderzoek van de chatberichten kwamen verder termen voor die ook voorkwamen in de zoekwoordenlijst, zoals bedoeld in de machtiging ex artikel 126uba Sv. Met toepassing van artikel 126dd Sv zijn deze gegevens vervolgens vanuit [onderzoek 2] ter beschikking gesteld aan [onderzoek 1] . Op 17 juni 2020 is [onderzoek 1] toegevoegd aan de lijst van onderzoeken in het kader van [onderzoek 2] .
Beoordeling van de verweren m.b.t. de verwerving van Encrochatdata in Frankrijk en de werking van het vertrouwensbeginsel
Uit de inhoud van de hiervoor genoemde stukken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de interceptie van de Encrochatdata heeft plaatsgevonden door de Franse politie, na machtiging van een Franse rechter en onder gezag van een Franse officier van justitie.
Het is vaste jurisprudentie dat het internationale vertrouwensbeginsel met zich meebrengt dat ten aanzien van de onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden Staat, de taak van de Nederlandse strafrechter is beperkt tot het waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Het is niet de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, strookt met de in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het vertrouwensbeginsel in deze zaak geldt, omdat het verwerven van de Encrochatdata in Frankrijk heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Dat interceptie op een andere manier dan via de hack van de zich in Frankrijk bevindende server heeft plaatsgevonden, is niet gebleken. Ook is niet aannemelijk geworden dat de Nederlandse autoriteiten bemoeienis hebben gehad met de ontwikkeling van de interceptietool of dat op de een of andere manier het onderzoek in Frankrijk onder verantwoordelijkheid van Nederland heeft plaatsgevonden dan wel dat er sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid met Nederland voor het onderzoek dat in Frankrijk heeft plaatsgevonden. Dat via de hack van de server ook informatie is verkregen van telefoons van Nederlandse gebruikers, maakt nog niet dat dat een onderzoekshandeling is die heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Het vertrouwensbeginsel leidt er dan toe dat de rechtbank in beginsel mag en moet veronderstellen dat de verwerving van de Encrochatdata in Frankrijk rechtmatig heeft plaatsgevonden. Als gevolg daarvan is de Nederlandse rechter niet gehouden om te toetsen of de inzet van de interceptietool berustte op een geldende wettelijke grondslag in Frankrijk. De Nederlandse rechter treedt ook niet in de toetsing van een mogelijke inbreuk op het in artikel 8 EVRM vervatte recht op eerbiediging van het privéleven, ook niet als er sprake zou zijn van bulkinterceptie, zoals de verdediging heeft gesteld. Het buitenlandse recht, dat in de Nederlandse strafzaak niet ten toets staat, is immers van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een dergelijke inbreuk. Ook de vraag naar de status en betrouwbaarheid van de in Frankrijk ingezette interceptietool, ligt niet ter toetsing aan de Nederlandse rechter voor.
Dit is mogelijk anders bij een gegrond vermoeden van een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM. Dit is ook anders als feitelijk sprake is geweest van een onderzoek onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten in Frankrijk. Daarvan is echter naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest, zoals hiervoor uiteengezet. Het gegeven dat de werking van de ingezette interceptietool in Frankrijk als militair staatsgeheim wordt beschouwd, levert niet zonder meer een flagrante inbreuk op het recht op een eerlijk proces op.
Beoordeling van de verweren m.b.t. de verwerking van Encrochatdata in Nederland en de status van de machtiging ex artikel 126uba en 126t Sv.
De rechtbank stelt voorop dat onderzoekshandelingen met betrekking tot de verkregen Encrochatdata in het kader van [onderzoek 2] en [onderzoek 1] in Nederland hebben plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft mede plaatsgevonden in het kader van het voorbereidend onderzoek ten aanzien van de verdachte. De aldus verkregen onderzoeksgegevens zijn in ieder geval ten aanzien van een aantal feiten die aan hem worden verweten van bepalende invloed geweest op het verdere verloop van het opsporingsonderzoek. De rechtbank zal daarom, met toepassing van artikel 359a Sv, toetsen of er bij de verwerking van de chatberichten sprake is geweest van vormverzuimen.
Het Openbaar Ministerie heeft voor het verrichten van onderzoek aan de Encrochatdata
een machtiging gevraagd bij de rechter-commissaris gebaseerd op artikel 126uba en 126t Sv. Dit betreft een wettelijke bepaling, neergelegd in Titel V van Boek I Sv, die strekt tot het binnendringen van een geautomatiseerd werk of gegevensdrager bij een verdenking van georganiseerde misdaad. In dat verband is de kring van personen die onderzocht mag worden groter dan individuele verdachten, nu het gaat om een onderzoek naar groeperingen in de sfeer van ernstige strafbare feiten, in het kader van de georganiseerde misdaad.
Hoewel het binnendringen, de hack, op zichzelf nu juist in Frankrijk heeft plaatsgevonden, heeft het Openbaar Ministerie gemeend dat voor het daadwerkelijk verwerken en onderzoeken van de aldus verkregen gegevens een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris noodzakelijk is. Op deze manier is in de visie van de officier van justitie getoetst of werd voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zijn waarborgen ingebouwd ten aanzien van voorzienbare privacy-schendingen en mogelijke inbreuken op artikel 8 EVRM.
Als de hack in Nederland zou hebben plaatsgevonden, dan zouden de artikelen 126uba Sv en 126t Sv, gezien de aan de vordering van het Openbaar Ministerie ten grondslag liggende stukken en de strekking van de genoemde artikelen, een juiste wettelijke basis zijn geweest voor het vergaren van de gegevens. In die stukken is omschreven wat de verdenking betreft tegen het bedrijf Encrochat, de daaraan verbonden personen en de onbekende gebruikers van de Encrochat applicatie.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de artikelen ook een wettelijke grondslag voor het opslaan, inzien en onderzoeken van de na binnendringen van een geautomatiseerd werk verkregen gegevens. Een andere uitleg zou immers maken dat de bevoegdheid zinloos is. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een onderzoek dat bij wet is voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris gekozen benadering maximale waarborgen biedt ter voorkoming van onnodige inbreuken op de privacy van individuele Encrochatgebruikers, en in overeenstemming is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit de inhoud van de machtiging van de rechter-commissaris blijkt dat deze de vereiste afwegingen gemotiveerd heeft gemaakt, en strikte voorwaarden heeft verbonden aan het onderzoek, ter voorkoming van privacy-schendingen en fishing expeditions. Door middel van deze voorwaarden is gewaarborgd dat niet de gehele dataverzameling onderzocht mocht worden, maar slechts die data die direct te linken waren aan ernstige strafbare feiten (door middel van de zoekwoordenlijst, de lijst van bekende strafrechtelijke onderzoeken en de threat to life-situaties). Deze waarborgen voldoen naar het oordeel van de rechtbank aan de eisen die voortvloeien uit het EVRM. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2020 blijkt dat ook daadwerkelijk controle door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, en dat in voorkomende gevallen toestemming tot het verwerken en gebruiken van Encrochatdata ook is geweigerd.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat het met gebruikmaking van de machtiging ex artikel 126uba en 126t Sv verwerken en onderzoeken van de uit Frankrijk verkregen Encrochatdata in Nederland berust op een adequate wettelijke grondslag, en dat daarbij de waarborgen zoals neergelegd in onder meer artikel 8 EVRM zijn onderkend en gewogen.
Bulkdata
De verdediging heeft nog aangevoerd dat er sprake is geweest van bulkinterceptie, en dat hiervoor bijzondere waarborgen gelden als bedoeld in de jurisprudentie van het EHRM, die moeten zijn verankerd in nationale wetgeving. Het gaat dan om onder meer de gronden voor bulkinterceptie, de te volgen procedure, voorzorgsmaatregelen voor het delen van materiaal, bepalingen over het bewaren van materiaal en over het toezicht op naleving van de waarborgen. Er kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat deze waarborgen in acht zijn genomen.
De rechtbank ziet zich daarmee voor de vraag gesteld of er in deze sprake is geweest van bulkinterceptie, en daardoor vergaarde bulkdata. De term bulkdata ziet dan in dit verband op zeer grote, ongedifferentieerde gegevensverzamelingen waarvan een aanzienlijk deel van de gegevens betrekking heeft op personen die geen onderwerp van onderzoek waren of zijn, maar mogelijk zouden kunnen worden. Deze term wordt in Nederland in het bijzonder gebruikt in het kader van bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het staat vast dat in het [onderzoek 2] de Nederlandse opsporingsautoriteiten beschikten over een zeer grote hoeveelheid data, te weten meegelezen berichten in een bepaalde periode en historische data van alle gebruikers van Encrochat.
Het is echter de vraag of deze data ook moeten worden gezien als bulkdata, in de hiervoor weergegeven definitie. Daarbij is van belang dat deze data zijn vergaard in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar het bedrijf Encrochat en naar de gebruikers daarvan. Het betrof hier een concrete verdenking, in die zin dat Encrochat werd gebruikt door personen die zich bezighielden met (grootschalige) georganiseerde criminaliteit. Deze omstandigheden, te weten dat het hier gegevens betreft van een al afgebakende groep gebruikers tegen wie bovendien een verdenking van deelname aan ernstige strafbare feiten bestond, maakt dat de Encrochatdata niet gelijk kunnen worden gesteld met bulkdata. De enkele omstandigheid dat het ook bij het onderzoek naar Encrochat om heel veel data gaat, is daarvoor in ieder geval niet genoeg.
Er bestaat daarom geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het verrichten van nader onderzoek, zoals door de verdediging is verzocht. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van bulkinterceptie, moet het oordeel zijn dat met de waarborgen die verbonden zijn aan de machtiging ex artikel 126uba en 126t Sv, zoals hierboven omschreven, voldoende tegemoet is gekomen aan de bescherming van het privéleven van de verdachte. Er is dan ook geen sprake van een onrechtmatige inmenging daarin.
Delen van de gegevens met [onderzoek 1]
De relevante Encrochatdata zijn na voornoemd verkregen machtiging, aan het dossier [onderzoek 1] toegevoegd. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat dit op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. In de hiervoor genoemde stukken, in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2022, en het proces-verbaal in de zaak [onderzoek 1] zelf is voldoende omschreven hoe de verdenking is ontstaan en op welke wijze uiteindelijk de Encrochatdata met het [onderzoek 1] zijn gedeeld. In het proces-verbaal van 4 maart 2022 is omschreven dat op 12 mei 2020 sprake was van een threat to life-situatie. In de chatberichten die daaromtrent zijn onderzocht kwamen termen voor die ook behoorden tot de zoeksleutels. Op het moment dat de dreiging niet afnam, is overwogen om de gegevens op de voet van 126dd Sv te delen. Op 17 juni 2020 is het onderzoek echter, in overleg met de rechter-commissaris, toegevoegd aan de lijst van onderzoeken.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, levert de wijze waarop de Encrochatdata met het [onderzoek 1] zijn gedeeld geen schending van artikel 8 EVRM op, nu de hiervoor beschreven waarborgen voor bescherming van het privéleven van de verdachte in acht zijn genomen. Evenmin is er op andere gronden sprake van enig vormverzuim ten aanzien van het delen van de gegevens en overdragen daarvan aan [onderzoek 1] .
Equality of arms
Het [onderzoek 1] bevat naar het oordeel van de rechtbank alle noodzakelijke stukken en gegevens om te kunnen toetsen of de manier van gebruik van de Encrochatdata in Nederland al dan niet in strijd is met het bepaalde in artikel 6 EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank geven de desbetreffende stukken voldoende inzicht in en transparantie over de wijze van onderzoek aan de Encrochatdata in Nederland, en meer specifiek in het [onderzoek 1] . De afwegingen die in het onderzoek zijn gemaakt en de verrichte opsporingshandelingen zijn in de desbetreffende stukken uiteengezet en geverbaliseerd. Weliswaar bevinden zich in de stukken zwartgelakte delen, maar deze beperking is getoetst door de rechter-commissaris en heeft plaatsgevonden op basis van een wettelijke grondslag, te weten artikel 149b Sv. Deze inperking is daarmee bij wet voorzien. Met het overleggen van de hiervoor genoemde stukken en de verbalisering van het onderzoek in het proces-verbaal [onderzoek 1] , is er voldaan aan de verplichting van een deugdelijke verslaglegging en het bieden van transparantie.
Inzien van alle berichten
Naar Nederlands recht bestaat er geen algemeen recht op inzage in of afschrift van ruwe, ongefilterde onderzoeksdata. De Encrochatdata zijn in Nederland onderzocht en doorzocht met gebruikmaking van het programma Hansken van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Uit de jurisprudentie van het EHRM [1] kan worden afgeleid dat de verdediging kan verzoeken om onderzoek in en aan de ruwe data op specifieke vragen en zoektermen, ter voorkoming van fishing expeditions. Er bestaat echter geen recht op ongeclausuleerd onderzoek van deze ruwe data. De verdediging heeft in de onderhavige zaak geen gespecificeerd en gemotiveerd verzoek gedaan voor een dergelijk onderzoek aan de ruwe data.
Voor zover het gaat om onderzoek aan de Encrochatdata die worden toegeschreven aan het account van de verdachte, de resultaten van het initiële onderzoek, heeft de verdediging door middel van een downloadlink daadwerkelijk toegang gekregen tot alle relevante data. Ook hier geldt dat van de verdediging mag worden verwacht om gemotiveerd aan te geven waarom en waarnaar dan eventueel nader onderzoek moet worden gedaan. De verdediging heeft daartoe, gelet op de duur van het onderzoek, ook ruimschoots de gelegenheid gehad. Door deze gelegenheid tot het verzoeken om nader onderzoek, is er geen sprake van strijd met het beginsel van equality of arms. Het gegeven dat de data niet aan de verdediging zijn verstrekt in de vorm van een pdf-bestand of voorzien van bepaalde software, maakt dat niet anders.
Betrouwbaarheid van de berichten/Encrochatdata
De verdediging heeft gewezen op mankementen in het veilig stellen van de Encrochatdata. De verdachte betwist de tekst van sommige berichten maar geeft ook aan berichten te missen, in het bijzonder tussen hem en de [medeverdachte 1] . Er kan daarom niet worden ingestaan voor de betrouwbaarheid van de wel beschikbare Encrochatdata, en deze dienen (ook op deze grond) te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer. Dat de inhoud van de aan de verdachte toegeschreven berichten onjuist is, is door de verdachte niet nader geconcretiseerd. Er zijn bij enkele berichtenwisselingen geen berichten van de gesprekspartner te zien, maar dat enkele feit maakt niet dat de inhoud van de wel beschikbare berichten van de verdachte niet juist zou zijn. De verdachte heeft bij het bespreken van de inhoud van de berichten het verweer gevoerd dat deze opgeklopt, overdreven, grootspraak zouden zijn, om de opdrachtgevers van de [medeverdachte 1] de (onjuiste) indruk te geven dat [medeverdachte 1] en de verdachte druk bezig waren met activiteiten in verband met een verdwenen partij van 65 kilo cocaïne en dat dat zou blijken uit verdwenen berichten. Wat daar ook van zij, de verdachte heeft tegenover de politie aangegeven dat [medeverdachte 1] hem in persoon, dus niet via Encrochat, had gevraagd om op die wijze te communiceren en zo de opdrachtgevers om de tuin te leiden. Ook in zoverre doet het eventuele ontbreken van die berichten niet ter zake. Al met al is niet aannemelijk gemaakt dat de inhoud van de in het dossier weergegeven en opgenomen Encrochatdata die aan de verdachte worden toegeschreven onjuist of onbetrouwbaar zouden zijn.
Conclusie
Ten aanzien van het in Frankrijk verrichte gedeelte van het onderzoek geldt het internationale vertrouwensbeginsel. Voor zover het onderzoek in Nederland heeft plaatsgevonden is dat gebeurd op de adequate wettelijke grondslag van de artikelen 126uba Sv en 126t Sv en de door de rechter-commissaris verleende machtiging. Daarbij zijn waarborgen ter bescherming van de privacy opgenomen. Nu er geen sprake is geweest van bulkinterceptie of bulkdata, zijn de door de rechter-commissaris gehanteerde waarborgen voldoende en adequaat. Er is beoordeeld of is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van artikel 8 EVRM. De rechtbank en de verdediging beschikken over genoeg inhoudelijke stukken om te kunnen toetsen of in het onderzoek op enigerlei wijze is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6 EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende transparantie geboden, ook waar het gaat om het delen van de gegevens met het [onderzoek 1] . Er is geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms, noch anderszins van schending van artikel 6 EVRM. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van enig onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Er bestaat dan ook geen aanleiding tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of tot bewijsuitsluiting op die grond. De rechtbank zal de Encrochatdata ook niet van het bewijs uitsluiten omdat de inhoud daarvan niet betrouwbaar zou zijn. De verweren van de verdediging worden verworpen.
3.3
De tenlastegelegde feiten
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder de feiten 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Vrijspraak
Feit 1
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 1] problemen had met de eigenaren van een partij van 65 kilo cocaïne nadat deze partij drugs was gestolen. De persoon die deze partij zou hebben gestolen is [persoon 1] en [medeverdachte 1] werd hier door de eigenaren verantwoordelijk voor gehouden. Uit het dossier volgt verder dat [medeverdachte 1] met een aantal anderen dringend op zoek was naar [persoon 1] om deze partij terug te krijgen. Zo zijn er onder andere mensen langs geweest bij de woning van zijn broer, [persoon 2] , om het telefoonnummer van [persoon 1] te achterhalen.
Op 21 mei 2020, trof [persoon 1] twee briefjes in zijn brievenbus aan met de teksten ‘ [mobiel nr.] . Bel’ en ‘Bel of text [mobiel nr.] ’.
Op 27 mei 2020 trof de bewoner van [adres] te Gouda, [naam bewoner] (hierna: [bewoner] ), een briefje in de brievenbus aan met de tekst ‘Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] laatste kans!’. Bij dit briefje was ook een foto van [persoon 2] en zijn dochter gevoegd. [bewoner] kwam op 27 mei 2020 terug van vakantie toen hij het briefje aantrof en het is dus mogelijk dat dit briefje al eerder is bezorgd dan op 27 mei 2020.
Het [adres] ligt dicht in de buurt van het [adres 2] te Gouda, waar [persoon 2] woont. Gelet op hetzelfde telefoonnummer dat in de twee briefjes aan [persoon 1] wordt genoemd, de foto van [persoon 2] en zijn dochter en het feit dat [bewoner] niet kon plaatsen waar dit briefje vandaan kwam en waarom dit voor hem bedoeld zou zijn, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat dit briefje was bedoeld voor [persoon 2] , maar dat het op een verkeerd adres in de brievenbus is gedaan.
Er is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij door middel van deze briefjes heeft gepoogd [persoon 1] en [persoon 2] af te persen en te bedreigen. Ten aanzien van de twee briefjes die bij [persoon 1] zijn bezorgd overweegt de rechtbank dat deze briefjes op zich zelf geen dwingende tekst bevatten, maar slechts een verzoek om contact op te nemen. Ook in deze context, met de wetenschap dat er personen op zoek zijn naar iemand in verband met een verdwenen partij cocaïne, gaat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dwang uit van deze teksten om van een poging tot afpersing te kunnen spreken.
Dat ligt anders bij het briefje dat bij [bewoner] aan de [adres] in Gouda is bezorgd. Gelet op de bijgevoegde foto van [persoon 2] en zijn dochter in combinatie met de tekst op het briefje, is de rechtbank van oordeel dat hieruit een zekere dreiging en dwang volgt. Dit briefje heeft [persoon 2] of [persoon 1] echter nooit bereikt, doordat het briefje bij een verkeerde woning in de brievenbus is gedaan. Aangezien [bewoner] en [persoon 2] elkaar niet kennen en ook geen directe buren zijn, zou dit briefje [persoon 2] of [persoon 1] - via [bewoner] - ook nooit bereikt kunnen hebben. Zodoende is er naar het oordeel van de rechtbank bij dit briefje sprake van een ondeugdelijke poging om [persoon 2] en [persoon 1] af te persen dan wel [persoon 2] te bedreigen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan poging afpersing en bedreiging. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Feit 3
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde. Door het Encrochataccount Wavypower, waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker van dit account was, wordt een foto van een vuurwapen en een blok gestuurd, waarbij over het blok wordt gesproken over ‘grijze sem’. Zowel het wapen als het blok is niet aangetroffen en daardoor ook niet onderzocht door een deskundige. Evenmin heeft een deskundige de afbeelding bekeken en op basis daarvan kunnen vaststellen dat het daadwerkelijk om een scherpschietend vuurwapen gaat of dat het vuurwapen op de afbeelding daarmee grote gelijkenissen vertoont. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het hier gaat om een echt vuurwapen en om de explosieve stof semtex, zodat de verdachte van het voorhanden hebben van deze voorwerpen zal worden vrijgesproken. Het enkele voorhanden hebben van een PGP-telefoon is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een brandstichting of het teweegbrengen van een ontploffing te kunnen voorbereiden. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde onder feit 3.
3.4.2
Bewezenverklaarde feiten [2]
Aanleiding onderzoek
Op 12 mei 2020 kwam er bij de politie in Den Haag een bericht van Europol binnen waaruit bleek dat er een criminele organisatie op zoek was naar een persoon vanwege het stelen van een grote partij drugs. De persoon waar de organisatie naar op zoek was betrof [persoon 1] . Hij zou in gevaar zijn. Naast [persoon 1] zouden ook zijn broer [persoon 2] , zijn ex-vrouw [persoon 3] en de schoonzoon van [persoon 2] , [Persoon 4] , in gevaar zijn. Er zou dreiging zijn van ontvoering, letsel of een levensdelict. Via een afgeschermd proces-verbaal van Team Criminele Inlichtingen (TCI) is gemeld dat het leven van [persoon 1] en [persoon 3] in acuut gevaar zou zijn. [3]
Op 16 mei 2020 is door TCI informatie ontvangen dat er plannen waren om een aanslag te plegen op de sishalounge Andaluce in Gouda, [4] in verband met een partij verdovende middelen [5] . De [familie] is eigenaar van deze sishalounge. Later bleek dat deze dreiging verband zou houden met de dreiging richting [persoon 1] en zijn familie en de verdwenen partij verdovende middelen van 65 kilo [6] .
Naar aanleiding van deze meldingen is het [onderzoek 1] gestart. De informatie uit het bericht van Europol en de informatie van TCI is, zo is later gebleken, afkomstig uit het [onderzoek 2] .
De politie heeft vanuit het [onderzoek 2] , dat zich richtte op het bedrijf Encrochat, chatberichten ontvangen van gebruikers van Encrochat die zien op de bedreiging van [persoon 1] , zijn familie en leden van de [familie] , die mede verantwoordelijk leken te worden gehouden voor het verdwijnen van de partij drugs. Het [onderzoek 1] heeft zich onder meer gericht op vijf van deze gebruikers, te weten de gebruikers die gebruik maakten van de accountnamen Zuidas, Barcaforever, Illevaihcam, Swampmango en Wavypower. De politie heeft de gebruikers van deze accountnamen geïdentificeerd. [7]
Zuidas
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount Zuidas, gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [gebruiker 1] (hierna: [gebruiker 1] ).
Door andere Encrochatgebruikers is het account van Zuidas onder andere opgeslagen onder de namen ‘turk Helmond’, ‘dolle’, ‘helmd auto’ en ‘helmonda loods’.
Op 13 mei 2020 heeft Zuidas een gesprek gevoerd met Pezrapido. Pezrapido vroeg in dat gesprek aan Zuidas hoe de rechtszaak was. Zuidas reageerde dat er 28 maanden is geëist. Uit de justitiële documentatie van [gebruiker 1] volgt dat de rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2020 uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De zitting van deze zaak zou dan op 13 mei 2020 hebben plaatsgevonden.
In datzelfde gesprek legt Zuidas aan Pezrapido uit waar zijn zaak gevestigd zit, namelijk achter de Praxis en Keukenconcurrent aan de Engelseweg. Gebleken is dat de straat achter de Praxis en de Keukenconcurrent in Helmond de Rooseindsestraat betreft. [gebruiker 1] is eigenaar van het [autobedrijf] dat is gevestigd aan de Rooseindsestraat 43c te Helmond.
[gebruiker 1] is op 20 mei 2020 samen met N.E.L. [medeverdachte 2] aangehouden op de Groene Zoom in Leusden op verdenking van de ontvoering van [persoon 1] . Op 20 mei 2020 hebben de gebruikers Dremin en Granpex een gesprek gevoerd over de aanhouding van Zuidas waarbij een foto is meegestuurd van de plek van de aanhouding. De foto betreft een afbeelding van Google Maps van de Groene Zoom in Leusden.
Op 20 mei 2020 is er eveneens een gesprek gevoerd tussen de Encrochatgebruikers Dremin en Clawcliff over de aanhouding. Clawcliff wil de identiteit weten van de aangehouden persoon. Dremin zegt dat het gaat om [gebruiker 1] , met bijnaam Dolle uit Helmond. [8]
Ten slotte heeft [gebruiker 1] verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van Encrochat, en dat hij gebruik heeft gemaakt van de accountnaam Zuidas. [9]
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [gebruiker 1] de gebruiker van het account Zuidas was. Dat iemand anders van die accountnaam gebruik heeft gemaakt, zoals [gebruiker 1] suggereert, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Barcaforever
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount Barcaforever, gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
In twee chatgesprekken tussen andere Encrochatgebruikers is er gesproken over Barcaforever. Zo zei Thebelly in een gesprek met Earthlytonic op 13 mei 2020 over Barcaforever “ [medeverdachte 1] , voorberg”. In een gesprek tussen Elephantwater en Dustyblackcoat op 12 mei 2020 stuurde Elephantwater een foto van een papier waarop is geschreven “ [medeverdachte 1] [adres 4] Voorburg” en zegt daarbij dat dit de naam en het adres is van Barca.
Tot slot heeft op er 7 juni 2020 een gesprek plaatsgevonden tussen Barcaforever en Silversmoke waarin Barcaforever door Silversmoke werd bedreigd. Silversmoke stuurt een foto van het straatnaambordje [adres 4] en het naambordje van [nummer] met daarop de naam [medeverdachte 1] . Vervolgens zegt Silversmoke tegen Barcaforever dat “als het fout gaat ze je adres hebben” en “stuur nu alles naar kamper en die gasten”.
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon van het Encrochataccount Barcaforever het vaakst en in de nachtelijke uren gebruik maakte van basisstation [adres 5] te Voorburg. Binnen het bereik van dit basisstation valt ook het woonadres van [medeverdachte 1] , te weten de [adres 4] te Voorburg. [10]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van het account Barcaforever gebruik maakte. In zijn verklaring bij de politie heeft hij ook aangegeven dat anderen via dit account berichten hebben verstuurd. [11]
De rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij, omdat dit wel wordt gezegd maar daar geen nadere aannemelijke uitleg bij wordt gegeven, bijvoorbeeld wie die anderen dan zouden zijn en waarom dat zou zijn gebeurd. De rechtbank ziet in het dossier dat [medeverdachte 1] veelal contact had met (handlangers van) de eigenaren van de 65 kilo cocaïne. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat dit de personen waren die zijn telefoon zouden hebben afgepakt en berichten met zijn telefoon zouden hebben gestuurd. Dat zou dus betekenen dat zij vanaf de telefoon van [medeverdachte 1] berichten stuurden naar zichzelf of naar hun eigen contacten. Dit acht de rechtbank onaannemelijk.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het account Barcaforever is gebruikt door [medeverdachte 1] .
Illevaihcam
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount Illevaihcam, gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ).
Door andere Encrochatgebruikers is het account van Illevaihcam onder andere opgeslagen onder de [namen] ’. De berichten die met het account Illevaihcam zijn gestuurd zijn verstuurd in de Engelse taal.
Op 18 mei 2020 heeft Illevaihcam gesprekken gevoerd met Encrochatgebruiker Elephantwater waaruit kan worden opgemaakt dat Illevaihcam door Elephantwater wordt gestuurd om samen met Zuidas de locatie van de dief van de verdwenen partij cocaïne te achterhalen. Uit de chatberichten tussen Illevaihcam en Zuidas volgt dat Zuidas een ‘schone auto’ heeft gehuurd en vervolgens Illevaihcam heeft opgehaald.
Op 20 mei 2020 zijn [medeverdachte 2] en [gebruiker 1] aangehouden door de politie voor de ontvoering van [persoon 1] . Zij reden op dat moment in een gehuurde Kia Picanto. Zij hadden op dat moment allebei één PGP-telefoon bij zich. Na 20 mei 2020 zijn er geen gesprekken meer gevoerd via de accounts van Zuidas en Illevaihcam.
Op 25 mei 2020 vond een gesprek plaats tussen de Encrochatgebruikers Elephantwater en Exclusivealpha waarin Elephantwater zegt dat de ‘UK guy’ veertien dagen is gehouden. [medeverdachte 2] is op 25 mei 2020 door de rechter-commissaris veertien dagen in bewaring gesteld. [12]
Op grond van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de persoon is achter het account Illevaihcam.
Swampmango
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount Swampmango, gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).
Bij andere Encrochatgebruikers stond bij het account van Swampmango een bijnaam geregistreerd, te weten ‘Budha’.
Uit de gesprekken die Swampmango met Barcaforever op 11 en 12 mei 2020 voert, volgt dat Swampmango naast Barcaforever verantwoordelijk wordt gehouden voor het verdwijnen van 65 kilo cocaïne die [persoon 1] gestolen zou hebben.
Op 5 juni 2020 heeft Barcaforever in een gesprek met Excitedradio aangegeven dat “zijn maat ook gaat meewerken en morgen ook komt”. Uit een gesprek dat Watertaco en Excitedradio op 6 juni 2020 hebben gevoerd volgt dat er iemand ergens aanwezig is met de bijnaam Budha. Er wordt daarbij een foto van een persoon gestuurd. In dat gesprek is eveneens een afbeelding van het identiteitsbewijs van die Budha gestuurd en hieruit volgt dat Budha [medeverdachte 3] betreft. In dat gesprek is verder aan de orde gekomen dat Budha flinke stompen op zijn gezicht heeft gekregen.
Op 7 juni 2020 is [medeverdachte 3] aangehouden door de politie en toen had hij onder andere een blauw oog en oppervlakkige verwondingen. Door een verbalisant is [medeverdachte 3] herkend als de persoon op de foto die in de chatberichten tussen Watertaco en Excitedradio van Budha is gestuurd. [13]
Op 8 juni 2020 vond een gesprek plaats tussen de gebruikers Clawcliff en Excitedradio. In dit gesprek stuurt Clawcliff een gesprek tussen de gebruikers Dremin en Swampmango door. In dit gesprek vraagt Dremin hoe het gesprek was. Swampmango zegt dat hij hoofdpijn heeft en een week de tijd heeft om met papieren te komen. Daarna stuurt hij: “ik heb halve blauwe hoofd vriend. Pfff”. [14]
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon die werd gebruikt door het Encrochataccount Swampmango het meest werd aangestraald bij drie basisstations in Nieuw-Vennep, waaronder ook het basisstation waarbinnen de woning van [medeverdachte 3] is gelegen. [15]
Op grond van de hiervoor genoemde bevindingen stelt de rechtbank vast dat het account van Swampmango werd gebruikt door [medeverdachte 3] .
Wavypower
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount Wavypower geïdentificeerd als [verdachte] (hierna: [verdachte] ). [16]
De verdachte heeft bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van het account Wavypower. [17]
Feit 2
Gesprekken met betrekking tot [persoon 1] en familieleden
Bij de aanhouding van de verdachte werd een mobiele telefoon van het merk Iphone aangetroffen. In de telefoon stonden meerdere chatgesprekken. Op 23 mei 2020 stuurde de verdachte een foto van [persoon 1] en [persoon 2] en even later een foto van [persoon 5] en [persoon 2] naar het contact Dixx2020. Op 26 mei 2020 voerde de verdachte een chatgesprek met Dixx2020. Hierin zei hij: ‘Kom dan want ik ren de hele tijd bij Gouda ik ben zelfs bang dat ik lijpe actie doe ik wou die chick van hem meenemen’. [18]
In het dossier bevindt zich verder een groot aantal Encrochatgesprekken waaraan de verdachte met de accountnaam ‘Wavypower’ heeft deelgenomen.
Uit die chatgesprekken blijkt – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende.
Vanaf het moment dat de partij van 65 kilo cocaïne bleek te zijn verdwenen, op 11 mei 2020, had Barcaforever met meerdere mensen contact over het terughalen van deze partij van [persoon 1] . Vanaf 26 mei 2020 voerde hij ook regelmatig gesprekken met Wavypower, de verdachte.
Op 26 mei 2020 werden er diverse berichten verstuurd tussen Barcaforever en Wavypower. Zo werd er gesproken over de vrouw die weg was en dat de broer bij een werkplaats werkt. Wavypower laat weten een rondje Waddinxveen en Gouda te doen, de woonplaatsen van [persoon 3] en [persoon 1] en [persoon 2] . Barcaforever stuurde een bericht dat er die avond een tracker onder de auto van de vrouw zou worden geplakt. Wavypower vroeg aan Barcaforever of hij er nog één nodig had voor de broer. Hierop antwoordde Barcaforever dat dit niet nodig is omdat de broer nog steeds in het ziekenhuis ligt. Vervolgens schreef Wavypower dat ze een krans naar hem moeten sturen. Barcaforever schreef dat hij morgen de vrouw wil pakken. [19]
Op 27 mei 2020 vroeg Barcaforever aan Wavypower of er beweging is bij de vrouw. Wavypower gaf vervolgens de locatie door aan Barcaforever. Even later schreef Barcaforever dat hij er is. Hij volgde haar vervolgens verder nadat hij van Wavypower de volgende locatie van de vrouw doorkreeg. Barcaforever schreef dat hij denkt dat “zij” hen het snelste bij “hem” (de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ) gaat brengen. [20]
Op 30 mei 2020 hebben Barcaforever en Wavypower opnieuw een gesprek gevoerd over de locatie van de vrouw en dat zij zich zou bevinden op een politiebureau in Den Haag. Ze vroegen zich af of de tracker was gevonden. Barcaforever schreef dat hun contactpersoon straks weer langs zou gaan. [21]
Op 1 juni 2020 schreef Barcaforever aan Wavypower dat hij bang is dat de dief weggaat. Ze bespraken verder de persoon die staat ingeschreven op de Gravenweg en de mogelijkheid dat de vrouw [persoon 3] (de rechtbank begrijpt: [persoon 3] ) in de schuldhulpverlening zit. Barcaforever schreef verder dat hij de volgende dag de gegevens van de neef kon ophalen en dat hij nog iemand langs het ziekenhuis zou sturen. Wavypower schreef dat ze de personen moeten hebben waar hij, [persoon 1] , goed mee is. [22]
Op 2 juni 2020 vond het volgende gesprek plaats tussen Wavypower en Barcaforever:
Barcaforever: Gap, kenteken van polo van broer, [persoon 2] , heb je die nog staat op papiertje.
Wavypower: Kv 926 d
(..)
Barcaforever: Ga nu kenteken van auto vriendin pakken.
Barcaforever: [kentekennummer]
Barcaforever: Toyota yaris
(..)
Barcaforever: Kun jij nagaan op wie zijn naam staat?
Wavypower: Wil ij best doen gao maar als die kleine dingentjes kosten me onndog tijd laten we motgrn met onze gappie zitten ik zei hem ook net het is tijd voor actie of je schrijft het af maar dit is niks zo en zometeen belanden in poliyie verhaal met al dat getruzel
Wavypower: Kijk wil je actie ik heb mensen we stemmen alles af met die joegoe en dan is het ophalen en afhandelen iedefren die in dit verhaal winst zou hebben deelt mee in verliez of levert mensen om geld op te kunnen halen en thats it
Wavypower: Anders ga ik teveel kutten ik heb herl veel dingen lopen waar ik me kop ook bij moet houden en dit duurt mij te lang
Barcaforever: Ok, ja graag actie
Wavypower: Dan gaan we morgen mrt onze vriend zirten daarna met die joegoe’s om alles af te stemmen en dan overgaan tot actie
Barcaforever: ok topp
(..)
Wavypower: Schrijf alles op ik hoef zelf niks meer want die locatie krijgen onze soldaten om over te gaan tot actie. [23]
Op 4 juni 2020 voerde Wavypower een gesprek met Excitedradio [24] , de eigenaar van de 65 kilo cocaïne. [25] Wavypower zei in dat gesprek dat hij wil dat alle partijen bij elkaar komen om tot een oplossing te komen. Hij zei dat hij veel informatie had over de man en hem zo op kan halen maar dat hij de kosten en het werk niet alleen wil doen. Excitedradio reageerde daarop dat Wavypower met een voorstel moest komen. Wavypower zei daarop dat hij in overleg zou gaan met Barcaforever. Ze spreken af dat die zaterdag de vertegenwoordiger van Excitedradio, Barcaforever, Budha, Belg en Wavypower bij elkaar komen. [26]
In een gesprek op 6 juni 2020 zei Wavypower tegen Excitedradio dat hij onderweg is. [27]
Diezelfde dag vroeg Yogano aan Wavypower of alles goed gaat en zei dat hij wil weten in welke straat ze zitten. [28]
Eveneens op 6 juni 2020 bedankte Excitedradio Wavypower voor zijn hulp en inzet en zei hij hoop te hebben dat er schot in de zaak zit. [29]
Op 11 juni 2020 schreef Wavypower aan Excitedradio dat hij twee weken lang acht man op [persoon 1] en zijn vrouw had zitten op drie locaties. [30]
Voorwerpen
Baken
Op 29 mei 2020 werd bij de woning van [persoon 3] aan de [adres 6] in Waddinxveen een Renault Clio aangetroffen met het [kenteken] . Dit voertuig wordt door Edelenbosch gebruikt. Onder het voertuig werd een baken aangetroffen dat nader is onderzocht. [31] Op het baken werd een DNA-profiel van een man aangetroffen dat is vergeleken met profielen in de Nederlandse DNA databank voor strafzaken. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] , waarbij de hypothese dat het aangetroffen DNA in de bemonstering van het baken DNA van de verdachte bevat meer dan miljard keer waarschijnlijker is, dan onder de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van één willekeurige onbekende persoon. [32] Door de verdachte is verklaard dat hij het baken aan [medeverdachte 1] heeft geleend en dat [medeverdachte 1] dit vervolgens onder de auto van [persoon 3] heeft geplakt. De verdachte hield via zijn telefoon de locatie van de tracker bij en gaf deze informatie door aan [medeverdachte 1] . [33]
PGP-telefoon
De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakte van het Encrochataccount Wavypower. Encrochat-berichten worden verstuurd met een zogeheten PGP-telefoon, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat hij deze in gebruik had om met medeverdachten te communiceren.
Briefjes
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2020 blijkt dat bij [persoon 1] op die dag door een man, rijdend in een voertuig met het [kenteken] , een briefje in de bus van zijn woning aan de [adres 7] in Gouda was gedaan met de tekst: ‘ [mobiel nr.] . Bel.’ Een uur nadat dit briefje in de bus was gedaan, heeft de man opnieuw een brief in de bus gedaan. Op het tweede briefje stond ‘Bel of tekst [mobiel nr.] ’. [34]
Het [kenteken] behoort bij een Renault Kangoo, waarvan de verdachte heeft verklaard dat dat zijn auto is. [35] Het telefoonnummer [mobiel nr.] wordt gebruikt in een iPhone 10 met [IMEI nummer] . Uit onderzoek is gebleken dat dit IMEI nummer te koppelen is aan het [telefoonnummer] , waarvan de verdachte de gebruiker is. [36] Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [mobiel nr.] en het gebruikte telefoontoestel met [IMEI nummer] blijkt dat de iPhone veelvuldig gebruik maakt van basisstations in de directe omgeving van de voormalige woning van verdachte en van een basisstation in Almere Haven, waarvan het bereik het bedrijfspand van verdachte omvat. [37]
Op 27 mei 2020 heeft de bewoner van de woning aan de [adres] in Gouda in de brievenbus een A4 aangetroffen met daarop een foto van een man en een vrouw en de tekst: ‘Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug Bel of SMS [mobiel nr.] laatste kans!’ [38] Uit onderzoek is gebleken dat de man op de foto [persoon 2] is en de vrouw op de foto een dochter van [persoon 2] is, genaamd [persoon 5] . [39]
Uit dactyloscopisch onderzoek aan het briefje met de foto is een bruikbaar spoor veiliggesteld, gewaarmerkt AANT9325NL. Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van dactyloscopische verschillen tussen dit spoor en de in Havank geregistreerde referentieafdruk van de rechter wijsvinger van verdachte. De kans om de aangetroffen mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [40]
Vuurwapen en Semtex
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder punt 3.4.1. ten aanzien van feit 3 heeft overwogen acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte een vuurwapen en Semtex voorhanden heeft gehad, zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Juridisch kader
Artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarop de tenlastelegging is toegesneden, luidt:
‘Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.’
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad, terwijl – indien die vraag bevestigend kan worden beantwoord – die voorwerpen bestemd waren voor de voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Ten aanzien van de vraag of de voorwerpen, afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, heeft de Hoge Raad overwogen dat niet geabstraheerd kan worden van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had (zie in dit verband het arrest van 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503). Het gaat er om of de voorwerpen, gezamenlijk bezien, ten tijde van het handelen aan dat misdadige doel dienstbaar kunnen zijn.
Hieruit volgt dat er een objectieve en subjectieve component te onderscheiden zijn. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf, uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband, en uit het gebruik van de voorwerpen door de verdachte, ten tijde van het voorhanden hebben. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte bij het gebruik van de voorwerpen. Hoe concreter de intentie of het plan dat de verdachte voor ogen stond uit de bewijsmiddelen naar voren komt, hoe eerder (op het oog onschuldige) voorwerpen kunnen worden aangemerkt als dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.
Voorbereidingshandelingen
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met anderen een baken, een PGP-telefoon en briefjes met daarop de teksten ‘ [mobiel nr.] . Bel.’, ‘Bel of tekst [mobiel nr.] ’ en ‘Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug Bel of SMS [mobiel nr.] laatste kans!’ voorhanden heeft gehad. Deze briefjes zijn bij [persoon 1] en [bewoner] bezorgd. Ook stelt de rechtbank op grond van de verklaring van de verdachte vast dat hij een peilbaken voorhanden heeft gehad dat door [medeverdachte 1] onder de auto van [persoon 3] is geplakt.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het grondfeit c.q. grondfeiten. De officier van justitie heeft betoogd dat deze voorwerpen, met uitzondering van het vuurwapen, de semtex en de PGP telefoon, bestemd waren voor de voorbereiding van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Door de verdachte is verklaard dat [medeverdachte 1] in de problemen was geraakt doordat hij was geript van 65 kilo cocaïne. Omdat hij hiervoor verantwoordelijk werd gehouden, was [medeverdachte 1] op zoek naar [persoon 1] . Om hem te kunnen vinden werd er ook gezocht naar zijn familie. [41]
Uit de chatgesprekken, die de verdachte heeft gevoerd, komt naar voren dat het doel was het opsporen van [persoon 1] en [persoon 3] om hen vervolgens te ontvoeren om zo tot een oplossing komen voor de verdwenen partij cocaïne, waar [medeverdachte 1] verantwoordelijk voor werd gehouden. De verdachte zegt in verschillende gesprekken met verschillende personen dat ze mensen in de omgeving van [persoon 1] moeten hebben om bij hem te komen en dat de soldaten tot actie overgaan. Op 26 mei 2020 zei hij tegen [medeverdachte 1] dat hij een rondje Waddinxveen en Gouda gaat doen en vervolgens op diezelfde dag zegt hij tegen Dixx2020 dat hij bang is dat hij ‘een lijpe actie doe, dat hij die chick wilde meenemen’.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [medeverdachte 1] hielp omdat hij hem zielig vond. Over de inhoud van de chatberichten heeft de verdachte verklaard dat dit grootspraak was, omdat het moest lijken alsof er actie werd ondernomen aangezien de verdachte niet altijd wist of hij met [medeverdachte 1] praatte of met één van de eigenaren van de 65 kilo cocaïne die op de telefoon van [medeverdachte 1] meelazen. Volgens de verdachte wilden zij deze plannen in werkelijkheid niet uitvoeren.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte daadwerkelijk een baken heeft overhandigd aan [medeverdachte 1] die het baken onder de auto van [persoon 3] heeft geplaatst waarna de verdachte steeds de locatie van het baken doorgaf. Ook zijn er daadwerkelijk briefjes bezorgd bij [persoon 1] en bij [bewoner] . Dit laatste briefje was bedoeld voor [persoon 2] . De verdachte doet dus ook wat hij schrijft in de chats: het blijft niet bij grootspraak, maar hij gaat samen met anderen ook over tot actie. Van belang is verder dat de verdachte niet alleen met [medeverdachte 1] communiceerde over het overgaan tot actie, maar dat de verdachte dit ook met zijn eigen contact Dixx2020 deelde. Het is niet aannemelijk geworden dat dit contact op enigerlei wijze betrokken was bij de kwestie van de verdwenen partij cocaïne. Het betreft hier ook geen Encrochatcommunicatie met Dixx20202, maar gewone chatberichten.
Uit het bericht van 26 mei 2020 aan Dixx2020, bezien in de context van de overige chatgesprekken en de hierboven beschreven voorwerpen, volgt naar het oordeel van de rechtbank ook het doel waarmee de verdachte voorbereidingshandelingen verrichtte, namelijk het ontvoeren van personen om zo een oplossing voor de verdwenen partij cocaïne te vinden. Omdat het hier om berichten aan een eigen contact van de verdachte gaat, via niet-versleutelde communicatie, acht de rechtbank niet aannemelijk dat deze berichten moeten worden beschouwd als grootspraak of het aan het lijntje houden van de eigenaren van de cocaïne.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte 1] alleen maar heeft geholpen omdat hij hem zielig vond en bang was dat hem iets zou overkomen, ongeloofwaardig. In een crimineel milieu als dit, waar het gaat om grote hoeveelheden drugs, geld en waarbij geweld vaak niet wordt geschuwd, is het niet aannemelijk dat er belangeloos wordt geholpen, zeker niet als het gaat om een conflict met gevaarlijke personen. Dat de verdachte wist dat het bij de eigenaren van de partij cocaïne om gevaarlijke personen ging blijkt ook uit het feit dat hij – naar eigen zeggen - een back-up meenam naar de ontmoeting op 6 juni 2020, bij welke ontmoeting ook daadwerkelijk geweld werd gebruikt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders niet beoogd hebben om de in de tenlastelegging genoemde personen om het leven te brengen en/of te mishandelen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het was de verdachte er immers om te doen een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne en niet om de genoemde personen te doden, dan wel te verwonden. Uit de chats komt – gelet op de inhoud van de gesprekken en de context waarbinnen deze worden gevoerd – het beeld naar voren dat door middel van het ontvoeren van bepaalde personen er druk gezet kon worden op diegenen die verantwoordelijk waren voor het laten verdwijnen van de partij cocaïne.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de PGP-telefoon, het baken en de briefjes die bij [persoon 1] en een derde in de bus zijn gedaan, bezien moeten worden in het licht van het misdadige doel dat de verdachte en zijn mededaders voor ogen hadden. Dit misdadige doel blijkt duidelijk uit de gevoerde Encrochatgesprekken. Gelet op de gesprekken die de verdachte met anderen voerde over [persoon 1] en [persoon 3] is de rechtbank van oordeel dat de genoemde voorwerpen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in samenhang bezien, bestemd waren tot het begaan van de misdrijven gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving en dat de verdachte en zijn mededaders deze voorwerpen voorhanden hebben gehad. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de PGP-telefoon wel dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had. Door middel van de PGP-telefoon was het immers mogelijk om op heimelijke wijze te communiceren met anderen om zo het misdadige doel – het ontvoeren van bepaalde personen – te verwezenlijken.
Ten aanzien van voorbereidingshandelingen jegens [persoon 2] overweegt de rechtbank dat, gelet op de inhoud van de Encrochatgesprekken, onvoldoende vaststaat dat de verdachte en zijn mededaders van plan waren om [persoon 2] – kort gezegd – te ontvoeren om op die wijze een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne. Er werd alleen geprobeerd om via [persoon 2] contact te krijgen met [persoon 1] . Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.
Het tenlastegelegde medeplegen van voorbereiding van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving gericht tegen [persoon 1] en [persoon 3] acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat er sprake is van vrijwillige terugtred, als bedoeld in artikel 46b Sr. Indien dit beroep slaagt kunnen de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen niet worden gekwalificeerd als strafbare voorbereiding, zoals bedoeld in artikel 46 Sr. Voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred zal aannemelijk moeten worden dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van een omstandigheid die van de wil van de dader afhankelijk is. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen. Uit hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd kan echter niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Dat hij na 6 juni 2020 geen aantoonbaar contact meer heeft gehad met [medeverdachte 1] is geen omstandigheid waaruit op zichzelf kan worden afgeleid dat de verdachte op zijn schreden is teruggekeerd of is gestopt met de voorbereidingshandelingen. Bovendien heeft de verdachte op 11 juni 2020 nog een gesprek gevoerd met Excitedradio, waaruit blijkt dat hij nog altijd [persoon 1] en [persoon 3] in de gaten liet houden. Er is, anders gezegd, geen aanwijsbaar moment waarop de verdachte besloten heeft de voorbereidingshandelingen te staken en daartoe – bijvoorbeeld – concrete stappen heeft gezet om de verdere voorbereiding te verijdelen (een zogenoemde actus contrarius). De rechtbank verwerpt het verweer.
Feit 4
Op 3 juni 2020 voerde Wavypower het volgende gesprek met Encrochatgebruiker Zhinks:
Wavypower: yoga: Prijs 27000
yoga: Stempel stier
yoga: shit nog maar 8/
Zhinks: ik wacht op bevestiging broer.
Op 4 juni 2020 stuurde Wavypower twee foto’s van een blok van een witkleurige substantie met daarop de stempel van een stier aan Zhinks en zei daarbij: ‘ik heb hem laat je chaf komen’. Vervolgens stuurde hij meerdere foto’s van het verhittingsproces van de substantie en de hoeveelheid die vervolgens overblijft.
Uit het dossier volgt dat de afbeelding van het blok dat Wavypower verstuurde gelijkend is op een blok cocaïne en dat hij het verhittingsproces beschrijft om van snuifcoke weer basecoke te maken en dat hij van dat verhittingsproces ook afbeeldingen stuurde. Door het verhitten wordt de cocaïne als het ware uitgekookt en blijft er zuivere cocaïne over. [42]
Voorhanden hebben blok cocaïne
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een blok cocaïne voorhanden heeft gehad, nu het NFI niet heeft vastgesteld dat het blok op de afbeeldingen daadwerkelijk cocaïne betreft.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De verdachte heeft verklaard dat hij het account Wavypower heeft gebruikt [43] en hij heeft geen andere uitleg gegeven over het bewuste gesprek en wat er dan volgens hem op de afbeeldingen te zien zou zijn. Tijdens het chatgesprek met Zhinks stuurt de verdachte niet alleen een foto van een wit blok met daarop een stempel van een stier, maar hij verstuurt ook meerdere afbeeldingen van een verhittingsproces. Volgens de materiedeskundigen op het gebied van synthetische drugs - wier verklaringen zijn gebaseerd op meer dan één onderzoek – is op de afbeeldingen het verhittingsproces te zien om van snuifcocaïne basecocaïne te maken. Onder deze omstandigheden is - anders dan de raadsman heeft aangevoerd - voor een bewezenverklaring niet vereist dat het NFI het blok onderzoekt en vervolgens vaststelt dat het daadwerkelijk om cocaïne gaat.
Gelet op aard en context van het chatgesprek en de gestuurde foto’s over het verhittingsproces gaat de rechtbank er vanuit dat het daadwerkelijk gaat om een blok cocaïne en dat de verdachte dit op 3 en 4 juni 2020 voorhanden heeft gehad.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2. hij in de periode van 12 mei
2020tot en met
11 juni2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving (gericht tegen [persoon 1] en [persoon 3] ), opzettelijk
- een baken (onder de auto van [persoon 3] ) en
- een PGP-telefoon en
- briefjes (met de tekst ' [mobiel nr.] . Bel' en 'Bel of text [mobiel nr.] ' en 'Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] laatste kans!'), bestemd tot het begaan van die misdrijven voorhanden heeft gehad;
4. hij in de periode van 03 juni
2020tot en met 4 juni 2020 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad een blok (met de opdruk van een stierenkop), bevattende ongeveer een kilo van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de negatieve gevolgen voor de verdachte als hij opnieuw in detentie zou belanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft voorbereidingshandelingen getroffen voor het gijzelen dan wel ontvoeren van een man die een partij van 65 kilo cocaïne zou hebben gestolen, maar ook van zijn ex-partner, die daarmee niets te maken had. De verdachte heeft door middel van een peilbaken de locaties waar de vrouw verbleef achterhaald en hij heeft samen met anderen (dreig)brieven in de bus gedaan bij de man en een derde. De verdachte heeft continu met zijn mededaders contact onderhouden via een PGP-telefoon en heeft gesprekken gevoerd over onder andere het ‘pakken’ en ‘meenemen’ van de vrouw en het inzetten van ‘soldaten’. Dit feit heeft zich afgespeeld in de georganiseerde drugshandel waarvan in aanzienlijke mate een ondermijnend en corrumperend effect uitgaat, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Drugs, en de handel daarin, leiden, direct of indirect, tot zeer ernstige vormen van geweld en criminaliteit en daarmee tot onveiligheid in de samenleving. In deze zaak zijn personen die niets te maken hadden met de verdwenen partij cocaïne ongewild hierin betrokken en bedreigd.
De verdachte heeft zich ook nog schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van (ongeveer) een kilo cocaïne. Het gebruik van harddrugs is zeer verslavend en is zeer schadelijk voor de volksgezondheid en daar draagt de verdachte met zijn handelen aan bij. Dit feit maakt duidelijk dat de verdachte zich vaker bezig houdt met de georganiseerde drugshandel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 februari 2022 waaruit blijkt dat hij recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is hij in een verder verleden in aanraking is geweest met justitie voor wapenbezit en drugsgerelateerde feiten. In 2018 is hij veroordeeld tot betaling van een ontnemingsbedrag van ruim € 25.000,-.
Gelet op de ernst van de feiten en wat er in soortgelijke zaken aan straffen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerp, te weten een Range Rover, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens teruggave van de auto aan de verdachte verzocht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde voorwerp.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 16 september 2020 gevorderd dat de bij parketnummer 23/000595-18 door het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen gelet op de nadelige gevolgen voor de verdachte van detentie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 16 september 2020 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 11 maart 2020, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld arrest was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 46, 47, 57, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van voorbereiding van gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK Personenauto [kenteken] , Land Rover Range Rove kl: grijs;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen onder parketnummer 23.000595-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 21 mei tot en met 27 mei 2020
te Gouda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meer anderen te
dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen bij die [persoon 1] twee briefjes in de brievenbus heeft gedaan met de tekst ' [mobiel nr.] . Bel' en/of 'Bel of text [mobiel nr.] ' en/of een briefje op het [adres] te Gouda (bedoeld voor [persoon 2] ) in de brievenbus heeft gedaan met een foto van [persoon 2] en de tekst 'Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] laatste kans!', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 21 mei 2020 tot 27 mei 2020 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [persoon 2] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling een briefje op het [adres] 3 te Gouda (bedoeld voor [persoon 2] ) in de brievenbus heeft gedaan met een foto van [persoon 2] en de dochter van [persoon 2] en de tekst 'Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen temg bel ofsms [mobiel nr.] ;
2. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 12 mei tot en met 17 juli 2020 te Gouda en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of moord en/of doodslag en/of zware mishandeling (gericht tegen [persoon 1] en/of [persoon 3] en/of [persoon 2] ), opzettelijk
- een baken (onder de auto van [persoon 3] ) en/of
- een PGP-telefoon en/of
- een (vuur)wapen en/of semtex en/of een explosieve stof en/of
- briefjes (met de tekst ' [mobiel nr.] . Bel' en/of 'Bel of text [mobiel nr.] ' en/of 'Voorkom onherstelbare schaden en breng onze spullen terug bel of sms [mobiel nr.] laatste kans!'), bestemd tot het begaan van dat misdrijf / die misdrijven heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 12 mei tot en met 17 juli 2020 te Gouda en/of elders in Nederland ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweeg brengen waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten zou zijn (gericht tegen een of meer leden van de [familie] ) opzettelijk
- een PGP-telefoon en/of
- een (vuur)wapen en/of semtex en/of een explosieve stof bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 juni tot en met 4 juni 2020 te Amsterdam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een blok (met de opdruk van een stierenkop), bevattende ongeveer een kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.EHRM 4 juni 2019, nr. 39757/15 Sugurdur Einarsson vs. IJsland, EHRM 25 juli 2019, 1586/15 Rook vs. Duitsland.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [PL-nummer] [onderzoek 1] /DHRAA20031, algemeen dossier [onderzoek 1] , van de politie eenheid Den Haag, team opsporing, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1317).
3.Proces-verbaal, p. 6.
4.Proces-verbaal, p. 898.
5.Proces-verbaal, p. 899.
6.Proces-verbaal, p. 900.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 91-96.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 22 december 2020, punt 11.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-107.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2021, niet doorgenummerd, blz. 2.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87-90.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97-101.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1161-1163.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102-103.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108-111.
17.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2022.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1087-1089.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 508-512.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 512-517.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 519-521.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 521-523.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 523-524.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1136.
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2022.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1136-1141.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1144.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1154.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1158.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 535.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 756-759.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762 en forensisch dossier, p. 8 en p. 127.
33.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2022.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 799.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 833.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 810-813.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 814-818.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 801 en proces-verbaal van bevindingen, p. 803-804.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 806-808.
40.Geschrift, p. 1291-1294.
41.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2022
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1202-1208.
43.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 april 2022.