ECLI:NL:RBDHA:2022:3692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
09-008976-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne met een gevangenisstraf van vijf maanden

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben en vervoeren van ongeveer 1 kilogram cocaïne. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in de penitentiaire inrichting Rotterdam, werd op 11 januari 2022 betrapt op het vervoeren van deze harddrug. Tijdens de zitting op 5 april 2022 heeft de officier van justitie, mr. M. van Empelen, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. Sytema, zich op het standpunt stelde dat het ten laste gelegde kon worden bewezen verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde acht maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte als koerier in de drugshandel. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen behandeld, waarbij de personenauto met verborgen ruimte werd onttrokken aan het verkeer en het telefoontoestel werd verbeurdverklaard. De rechtbank heeft de teruggave van een ander telefoontoestel aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/008976-22
Datum uitspraak: 19 april 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Empelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H. Sytema naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1083,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022010526, van de Landelijke Eenheid, dienst infrastructuur, geografische afdeling Zuid-West Nederland, team 1e lijns opsporing Zuid-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 455, hierna: einddossier).
  • de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 april 2022;
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 januari 2022 (p. 14 t/m 21 einddossier);
  • het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 januari 2022 (p. 90-91einddossier);
  • een geschrift, te weten een rapport NFiDent, van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 14 januari 2022 (p. 93 einddossier);
  • een geschrift, te weten een rapport NFiDent, van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 14 januari 2022 (p. 94 einddossier).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 11 januari 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft vervoerd
enopzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1083,8 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en vervoeren van ongeveer een kilogram cocaïne. Cocaïne is zeer schadelijk voor de volksgezondheid en zorgt voor drugsverslavingen, met alle gevolgen van dien. De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en regelmatig tot ernstige incidenten leidt. De verdachte heeft als koerier een rol gehad in de keten van de handel in harddrugs. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 maart 2022. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het vervoeren van een kilogram cocaïne een gevangenisstraf van vier tot zes maanden. Gelet op deze oriëntatiepunten, de rol van de verdachte als koerier en de proceshouding van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: beslaglijst) onder 1 (personenauto), 2 (telefoontoestel Samsung) en 3 (telefoontoestel) genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. De personenauto is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan en met behulp van dit voorwerp de opsporing van het bewezen verklaarde feit is belemmerd en dit voorwerp van zodanige aard is - gelet op de aanwezigheid van een verborgen ruimte - dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: personenauto met kenteken [kenteken] (grijs, merk: Citroen C5, bouwjaar 2008);
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: telefoontoestel (Samsung);
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: telefoontoestel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.M. Loos, voorzitter,
mr. A.M. Gruschke, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Otter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2022.