ECLI:NL:RBDHA:2022:3688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
NL22.993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardige geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die homoseksueel is. De eiser had op 17 augustus 2020 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij vreesde voor vervolging in Nigeria vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de gestelde seksuele gerichtheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 30 maart 2022 behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser inconsistenties vertoonde in zijn verklaringen over zijn geaardheid en de duur van zijn relatie met een andere man, [naam2]. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn geaardheid niet consistent waren en dat hij onvoldoende informatie had verstrekt over zijn relatie met [naam2]. Daarnaast werd het opmerkelijk geacht dat de eiser niet op de hoogte was van de situatie van homoseksuelen in Nederland, wat zijn geloofwaardigheid verder ondermijnde.

De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op het vier-ogenbeginsel verworpen, omdat er geen wettelijke bepaling is die verbiedt dat één en dezelfde medewerker zowel het voornemen als het besluit in asielzaken uitbrengt. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser terecht als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.993

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

ProcesverloopBij besluit van 24 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 17 augustus 2020 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Hij heeft in Nigeria een relatie gehad met [naam2]. Eiser is met hem betrapt terwijl zij intiem waren (hierna: het incident), waarna bij de voorzitter van zijn gemeenschap bekend is geworden dat eiser homoseksueel is. Eiser is vervolgens zijn woonplaats ontvlucht en heeft na twee maanden Nigeria verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Nigeria om gevangen genomen te worden of te worden vermoord.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder volgt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar acht de gestelde seksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig. Eiser heeft wisselend verklaard over het moment waarop hij zich bewust is geworden van zijn geaardheid. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de duur van de relatie met [naam2] en heeft eiser summiere verklaringen afgelegd over deze relatie. Verder heeft eiser niet eenduidig verklaard over wie voor het incident al een vermoeden had van de gestelde geaardheid van eiser en waarheen eiser na het incident gevlucht is. Verweerder acht het tot slot opmerkelijk dat eiser niet wist dat homoseksualiteit in Nederland niet strafbaar is.
4. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn geaardheid niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft consistent verklaard over het moment waarop hij zich bewust werd van zijn geaardheid en de duur van de relatie met [naam2]. Tijdens het nader gehoor zijn de door eiser genoemde data hierover geverifieerd door de gehoorambtenaar en van die verklaringen had verweerder uit moeten gaan. Eiser heeft verder voldoende verteld over zijn relatie met [naam2]. Indien verweerder hierover meer had willen weten, had verweerder hierover meer vragen moeten stellen tijdens het nader gehoor. Daarnaast heeft eiser consistent verklaard dat enkel zijn vader voor het incident een vermoeden had van de geaardheid van eiser. Verweerder werpt daarnaast ten onrechte tegen dat eiser niets wist over de situatie van homoseksuelen in Nederland.
5. Eiser heeft ter zitting nog aangevoerd dat de besluitvorming in strijd met het zogenoemde ‘vier-ogenbeginsel’ heeft plaatsgevonden omdat zowel het voornemen als het bestreden besluit door dezelfde medewerker van de IND [2] is uitgebracht. Verweerder heeft daarop gereageerd dat er meerdere medewerkers, waaronder een coördinator van de IND, zijn betrokken bij deze zaak. Daarnaast is het dossier voor zitting ook door de procesvertegenwoordiger bekeken. Er heeft dan ook zorgvuldige besluitvorming plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ontdekking van zijn geaardheid
6. Verweerder heeft eiser niet ten onrechte niet gevolgd in diens verklaringen over het moment waarop hij ontdekte dat hij gevoelens heeft voor mannen. Zo heeft eiser in het nader gehoor eerst verklaard dat hij twintig jaar was toen hij erachter kwam dat hij anders was dan anderen en dat hij op die leeftijd ook voor het eerst verliefd was op een man, terwijl eiser later in het gehoor verklaart dat hij op zijn achttiende voor het eerst gevoelens had voor mannen. [3] In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiser weliswaar zijn verklaringen op dit punt gecorrigeerd en gesteld dat hij op zijn achttiende voor het eerst gevoelens had voor een man en dat hij op zijn twintigste voor het eerst verliefd was. Dit neemt niet weg dat deze correctie niet rijmt met eisers verklaring in de zienswijze dat hij op zijn achttiende zijn geaardheid al bewust zou hebben geaccepteerd.
Relatie met [naam2]
7. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte de relatie met [naam2] ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in dat verband terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van de relatie met [naam2]. Eiser heeft immers tijdens het gehoor meerdere keren verklaard dat hij (tot het moment van zijn vlucht) elf jaar een relatie heeft gehad met [naam2]. [4] Dit rijmt niet met eisers verklaring dat hij (in 2012) twintig jaar was, toen hij [naam2], leerde kennen. Wanneer eiser hiermee tijdens het nader gehoor door de gehoorambtenaar wordt geconfronteerd, verklaart eiser plots dat zijn relatie met [naam2] vanaf 2012 bijna vijf jaar heeft geduurd. [5] Dit rijmt voorts niet met eisers verklaring dat hij in 2015 is gevlucht uit Nigeria. De beroepsgrond van eiser dat hij heeft bedoeld, dat vanaf het moment van het nader gehoor, het elf jaar geleden was dat hij een relatie heeft gehad met [naam2] en dat deze relatie slechts drie jaar heeft geduurd, neemt niet weg dat eiser niet consistent is geweest in zijn verklaringen op dit punt. Van eiser mag verwacht worden dat hij consistent kan verklaren over de duur van de relatie met [naam2]. Verweerder heeft zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier en algemeen heeft verklaard over [naam2] en hun relatie. Eiser verklaart slechts dat hij [naam2] leuk vond, dat hij vriendelijk en simpel is en zijn karakter oké. Op de vraag wat voor activiteiten zij samen verrichtten verklaart eiser enkel dat zij samen praatten en plezier (seksueel contact) hadden. Gelet op de duur en de aard van de relatie mocht verweerder verwachten dat eiser hierover meer kon vertellen. De beroepsgrond van eiser dat verweerder op dit punt had moeten doorvragen volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft voldoende (door)gevraagd over de relatie in het nader gehoor. [6]
8. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zijn familie op de hoogte is geraakt van zijn geaardheid. Eiser heeft namelijk verklaard dat zijn familie al in 2014, voor het incident met [naam2], vermoedens had van de relatie met [naam2] en hem daarom naar de kerk meenam. [7] Dit staat haaks op de verklaring van eiser dat zijn familie pas na het incident wist van de geaardheid van eiser. [8]
De vlucht
9. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn vlucht na het incident met [naam2]. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij naar Kano State is gevlucht [9] en in dit gehoor wordt de stad Kaduna niet genoemd, terwijl hij in de zienswijze verklaart dat hij naar Kaduna is gevlucht, een stad gelegen buiten Kano State, en pas daarna naar Kano State. De beroepsgrond van eiser dat de verklaringen rondom zijn vlucht niet relevant zijn slaagt niet. Gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling mag van eiser verwacht worden dat hij ook consistent verklaard over zijn vlucht.
Kennis van homoseksualiteit in Nederland.
10. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij niet op de hoogte is van de situatie van homoseksuelen in Nederland en dat hij vreest dat mensen in Nederland achter zijn geaardheid komen. Verder heeft hij verklaard dat hij niet weet of homoseksualiteit in Nederland een misdrijf is. Eiser is hiervan pas tijdens het nader gehoor op de hoogte geraakt. Verweerder heeft dit ongeloofwaardig mogen vinden. Eiser heeft tenslotte verklaard dat hij vanwege vrees voor vervolging vanwege zijn geaardheid, zijn land van herkomst is ontvlucht. Verwacht mag worden dat eiser dan op de hoogte is van de situatie voor homoseksuelen in het land waar hij om bescherming verzoekt. De verklaring van eiser in de zienswijze dat hij angstig was en hij niet hetzelfde wilde meemaken als in Nigeria, vormt reden te meer om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of homoseksualiteit in Nederland strafbaar is. Bovendien rijmt deze verklaring niet met de wijze waarop eiser zonder enige terughoudendheid heeft verklaard over zijn gestelde geaardheid en intieme relaties.
Vier-ogenbeginsel
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het bestreden besluit niet met de benodigde zorgvuldigheid is genomen omdat verweerder ten onrechte het vier-ogen-principe niet zou hebben toegepast. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de Afdeling van 5 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2986, ECLI:NL:RVS:2019:2987), waarin is bepaald dat er geen wettelijke bepaling is die inhoudt dat het in asielzaken niet is toegestaan dat één en dezelfde medewerker het voornemen uitbrengt en het besluit neemt.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de gestelde seksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.Pagina 7, 8 en 22 van het rapport van het nader gehoor.
4.Pagina 10, 11, 14 van het rapport van het nader gehoor.
5.Pagina 19 van het rapport van het nader gehoor.
6.Pagina 10, 12 en 13 van het rapport van het nader gehoor.
7.Pagina 16 van het rapport van het nader gehoor.
8.Pagina 11 van het rapport van het nader gehoor.
9.Pagina 25 van het rapport van het nader gehoor.