ECLI:NL:RBDHA:2022:3687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser op basis van ongeloofwaardige relatie en bedreigingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser. De eiser had op 7 december 2020 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij bedreigd werd door de echtgenoot van zijn voormalige vriendin, [naam3]. De rechtbank behandelde het beroep van de eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag op 24 augustus 2021 had afgewezen als ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig achtte, maar de relatie met [naam3] en de gestelde bedreigingen niet geloofwaardig vond. De eiser had onvoldoende details over zijn relatie met [naam3] en kon niet consistent verklaren over de omstandigheden van de bedreigingen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.