ECLI:NL:RBDHA:2022:3684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
NL22.1958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Georgische eiser. De eiser, die van Ossetische afkomst is, had op 10 januari 2022 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij in Georgië te maken had met discriminatie en bedreigingen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser heeft aangevochten. Tijdens de zitting op 17 maart 2022 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de situatie van de eiser beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat Georgië in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij persoonlijk gevaar liep in Georgië, ondanks zijn claims van discriminatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor internationale bescherming. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.1958
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.1959, op 17 maart 2022 ter zitting behandeld. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Georgische nationaliteit te bezitten. Eiser heeft verklaard dat hij voor zijn vertrek geruime tijd in Tserovani heeft gewoond. Eiser heeft op 10 januari 2022 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanwege zijn Ossetische etniciteit in Georgië te maken had met discriminatie. Eiser werd regelmatig door medeburgers uitgescholden en beledigd. Ook heeft een buurman aan eiser verteld dat hij in de jaren negentig een granaat op het huis van eiser en zijn ouders wilde gooien, vanwege een conflict met de vader van eiser. Omdat de situatie voor eiser in Georgië onleefbaar is geworden, is hij uit Georgië vertrokken.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1 Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de problemen die hij als gevolg van zijn Ossetische etniciteit heeft ondervonden geloofwaardig. Dit betekent echter
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
niet dat aan hem internationale bescherming moet worden verleend. Verweerder overweegt daartoe allereerst dat Georgië als veilig land van herkomst is aangemerkt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Georgië ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als veilig kan worden beschouwd. Voor zover eiser vanwege zijn afkomst is gediscrimineerd, is niet gebleken dat zijn situatie in Georgië daardoor onleefbaar is geworden. Bovendien kan eiser zich voor bescherming tegen eventuele problemen wenden tot de Georgische autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij deze bescherming niet kunnen of willen bieden.
4. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat hij vanwege zijn Ossetische etniciteit te maken heeft gehad met ernstige discriminatie in Georgië en dat het leven hem daardoor wel degelijk onmogelijk wordt gemaakt. Eiser heeft ook van de zijde van de autoriteiten te maken gehad met discriminatie. Zo heeft hij zijn achternaam moeten aanpassen naar een Georgische naam en heeft hij in de jaren negentig geen grond gekregen van de autoriteiten
in het kader van de herverdeling die toen plaatsvond. Eiser kan voor zijn problemen niet de bescherming inroepen van de Georgische autoriteiten. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst hij naar een rapport van het Canadese Immigration en Refugee Board2 waaruit
blijkt dat Ossetiërs niet onbevooroordeeld worden geholpen door de Georgische autoriteiten. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat Georgië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.3 Dat betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Georgië geen internationale bescherming nodig hebben. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Georgië voor hem vanwege zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser daar niet in is geslaagd. In dat verband heeft verweerder allereerst niet ten onrechte overwogen dat het gegeven dat eiser in Duitsland de uitkomst van zijn asielaanvraag niet heeft afgewacht, er niet op wijst dat hij een oprechte en dringende behoefte aan bescherming heeft.
Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de door hem ondervonden problemen vanwege zijn etniciteit, zo ernstig is beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Eiser heeft geruime tijd in Georgië gewoond en gewerkt, en hij heeft daar ook altijd huisvesting genoten. Ook is eiser door de autoriteiten van zijn land in het bezit gesteld van een paspoort, een identiteitskaart en een rijbewijs, en heeft hij Georgië meerdere keren probleemloos uit- en weer in kunnen reizen. Al deze omstandigheden
duiden er niet op dat het leven voor eiser in Georgië, zoals hij stelt, onhoudbaar is geworden.
7. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Georgische (hogere) autoriteiten hem bij eventuele problemen als gevolg van zijn
2 Immigration and Refugee Board of Canada, Georgia: Situation of Ossetians, including demographics, treatment and available state protection (2008-June 2016)
3 Kamerstukken II 2017-2018, 19637, nr. 2392 van 11 juni 2018, Kamerstukken II 2020-2021, 19637,
nr. 2664 van 30 september 2020 en Kamerbrief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 mei 2021, nr. 3293506.
afkomst niet kunnen of willen helpen. Eisers stelling dat de autoriteiten daar niet toe bereid zijn, is gebaseerd op een aanname van eiser. Voor zover eiser problemen in Georgië ondervond, heeft hij daarvoor immers nooit de hulp van de autoriteiten ingeroepen, ook niet toen hij kort voor zijn vertrek vanwege zijn afkomst werd mishandeld. Het door eiser aangehaalde rapport van de Canadese Immigration and Refugee Board leidt niet tot een ander oordeel. Dit rapport bevat slechts een algemene beschrijving van de situatie van Ossetiërs in Georgië in de periode 2008-2016 waaruit bovendien blijkt dat etnisch gerelateerd geweld tegen Ossetiërs wel degelijk wordt vervolgd en bestraft.
8. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvraag is terecht kennelijk ongegrond verklaard.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.