ECLI:NL:RBDHA:2022:3677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
SGR 20/7827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet na arbeidsongeval met valgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een boete van € 7.200,- die aan de B.V. was opgelegd na een arbeidsongeval op 15 juli 2019, waarbij een werknemer van een dak viel tijdens het plaatsen van lichtplaten. De rechtbank oordeelde dat de B.V. artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet had overtreden, omdat er geen adequate maatregelen waren genomen om valgevaar te voorkomen. De B.V. stelde dat zij aan de verplichtingen van het Arbobesluit had voldaan door haar werknemers vanuit een hoogwerker te laten werken, maar de rechtbank oordeelde dat de hoogwerker niet als een doelmatige voorziening kon worden aangemerkt, aangezien de werknemer werkzaamheden aan het dak van buiten de hoogwerker had verricht. De rechtbank concludeerde dat de B.V. niet voldoende had gedaan om de veiligheid van haar werknemers te waarborgen en dat de opgelegde boete passend was. Het beroep van de B.V. werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7827
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S.R. Markus),
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder
(gemachtigde: mr. F.O.A. Korff).
Procesverloop
Bij besluit van 11 juni 2020 (hierna: het boetebesluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd.
Bij besluit van 4 november 2020 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het boetebesluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op zitting behandeld. Voor eiseres zijn verschenen [A] en [B] , bestuurders van eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft na een arbeidsongeval van een werknemer aan eiseres een boete van € 7.200,- opgelegd.
Wat stelt verweerder?
2. Het ongeval vond plaats op 15 juli 2019 tijdens het plaatsen van lichtplaten in de nok van een schuin (schuur)dak op een bedrijfslocatie. Een werknemer is van het dak circa 6 meter gevallen. Bij het verrichten van de betreffende werkzaamheden door de werknemer was sprake van valgevaar. Het valgevaar werd niet tegen gegaan door het aanbrengen van een veilige steiger, stelling, bordes, werkvloer of doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen. Hierdoor is sprake van een overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, in samenhang gelezen met artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit). Deze overtreding is beboetbaar op grond van artikel 9.9b, eerste lid, onder c, van het Arbobesluit. Niet is gebleken dat de overtreding eiseres niet aan te rekenen is.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat zij artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit niet heeft overtreden. Eiseres heeft aan de uit dit artikel voortvloeiende verplichting voldaan, door haar werknemers te laten werken vanuit een hoogwerker. Het leuningwerk van deze hoogwerker voldeed aan alle eisen. Valbeveiliging is om deze reden ook niet verplicht. De betreffende werkzaamheden konden veilig uitgevoerd worden vanuit de hoogwerker en van binnenuit de hal, dus niet vanaf het dak. Alleen de allerlaatste plaat kan niet van binnenuit en vanuit een hoogwerker worden aangebracht (maar via de buitenzijde met behulp van een telescoophoogwerker). Voor die werkzaamheden heeft eiseres geen opdracht gegeven. Eiseres heeft zich wel degelijk voldoende ingespannen om een veilige werkwijze te ontwikkelen. De werknemer en zijn collega op die dag waren van deze werkwijze op de hoogte, maar hebben niet overeenkomstig de instructies gehandeld. Ook houdt eiseres adequaat toezicht. In de omstandigheden van het geval had verweerder aanleiding moeten zien om de boete te matigen op grond van artikel 1, elfde lid (matigingsgronden a, b, c en d) van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (hierna: de Beleidsregels). De hoogte van de boete is niet evenredig.
Wat zijn de regels?
4. De relevante bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Overtreder
5. Uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter volgt dat de werkgever als overtreder van artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit moet worden aangemerkt, indien onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden worden verricht waarbij valgevaar bestaat, terwijl niet aan de in die bepaling genoemde verplichting is voldaan [1] .
5.1. Verweerder stelt terecht dat bij het verrichten van de werkzaamheden aan het dak, valgevaar aanwezig was. Omdat de werknemer werkzaamheden aan het dak van buiten de hoogwerker is gaan verrichten, kan de hoogwerker niet als een doelmatige voorziening, waarmee valgevaar kan worden voorkomen, worden aangemerkt. Niet is in geschil dat ter voorkoming van het valgevaar van de betrokken werknemer geen gebruik is gemaakt van andere in artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit vermelde voorzieningen. De werkzaamheden zijn derhalve verricht in strijd met dit artikel. Nu niet in geschil is dat de werkzaamheden werden verricht onder verantwoordelijkheid van eiseres, is zij aan te merken als overtreder en was verweerder in beginsel bevoegd haar een boete op te leggen.
Verwijtbaarheid
6. Artikel 3.16, eerste lid, van het Arbobesluit bevat geen opzet of schuld als bestanddeel. Daarom is een overtreding begaan als aan de materiële voorwaarden van dat artikel is voldaan. Er mag dan in beginsel van de verwijtbaarheid van de overtreding worden uitgegaan. Indien een werkgever betoogt dat hem ter zake van die overtreding geen enkel verwijt valt te maken, zal hij dit aannemelijk moeten maken [2] .
6.1. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres heeft gesteld onvoldoende is om de slotsom te kunnen rechtvaardigen dat zij alle in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht en dat haar derhalve geen enkel verwijt viel te maken. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aan de werknemer de opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden op de betreffende werklocatie enkel vanuit de hoogwerker te verrichten, dat het werken vanuit een hoogwerker volgens de risico-inventarisatie van eiseres de veilige werkwijze voor de betreffende werklocatie is, en dat eiseres haar werknemers van deze werkwijze op de hoogte had gesteld. Dat de werknemer tegen opdracht en instructies in ervoor heeft gekozen om uit de werkbak van de hoogwerker uit te stappen om de werkzaamheden op het schuine dak te verrichten, blijkt niet uit de stukken en is ook anderszins niet aannemelijk gemaakt. Het gedrag van de werknemer kan daarom niet aan de verwijtbaarheid van eiseres afdoen [3] .
Matigingsgronden
7. Verweerder heeft verder deugdelijk gemotiveerd waarom geen reden is om de boete te matigen op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel.
7.1. Uit het onder 6.1. overwogene volgt dat niet is voldaan aan de matigingsgrond a, ‘Risico-inventarisatie en veilige werkwijze’. Eiseres heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat zij als werkwijze heeft ontwikkeld dat werkzaamheden aan of bij een schuin dak enkel vanuit de werkbak van de hoogwerker mogen worden uitgevoerd.
7.2. Uit de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter blijkt dat bij het beoordelen of is voldaan aan de andere matigingsgronden, in aanmerking kan worden genomen dat geen veilige werkwijze was ontwikkeld. Er kan namelijk sprake zijn van een samenhang tussen de verschillende matigingsgronden [4] . In dit geval leidt het ontbreken van een veilige werkwijze ertoe dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres ook niet aan de drie andere matigingsgronden heeft voldaan.
7.2.1. De aanwezige hoogwerker was niet door eiseres ter beschikking gesteld en was ook niet geschikt voor het verrichten van de werkzaamheden aan een schuin dak van buiten de schuur. Andere maatregelen die het vallen konden voorkomen waren er niet getroffen. De Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) is ten onrechte neergelegd bij de werknemer. Bovendien waren de werknemers, blijkens de verklaring van de heer Lejewaan tijdens de hoorzitting in bezwaar, ook niet in het bezit van de werkbrief met LMRA aangezien zij vanuit de vorige klus direct door moesten naar de klus in Noordwijk. Verweerder stelt daarom terecht dat de noodzakelijke randvoorwaarden voor het toepassen van een veilige werkwijze niet waren gecreëerd.
7.2.2. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de werknemer instructies had gekregen over het veilig verrichten van de werkzaamheden aan het schuine dak. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat de werknemer op die dag zulke instructies telefonisch had gekregen, is hiertoe onvoldoende en strookt bovendien niet met de verklaring van de werknemer dat bij deze klus een van de twee werknemers het dak op moest.
7.2.3. Van een feitelijk toezicht van dien aard dat de werknemers hierdoor worden gestimuleerd om zich aan de veiligheidseisen te houden [5] is ook niet gebleken.
De werknemer heeft verklaard dat hij nimmer heeft meegemaakt dat vanuit eiseres tijdens werkzaamheden onaangekondigd bezoek is gedaan. Verweerder stelt terecht dat het aangekondigd langskomen nadat werknemers contact met de werkleiding hebben opgenomen vanwege een onveilige werksituatie, geen adequate vorm van toezicht is. Dit geldt ook voor het elkaar aanspreken door collega’s op het werkvloer en het invullen van een werkbrief nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
7.3. Eiseres heeft bij herhaling gewezen op het in haar ogen roekeloos gedrag van de werknemer en zij vindt dat de werknemer instructies heeft genegeerd. Daarmee schuift eiseres de verantwoordelijkheid voor het ongeval ten onrechte af op de werknemer. Op haar rust namelijk de zorgplicht om doeltreffende maatregelen te nemen om valgevaar voor haar werknemers te voorkomen en daaraan heeft zij niet voldaan.
Evenredigheidsbeginsel
8. Niet in geschil is dat de hoogte van de boete is vastgesteld conform de Beleidsregels [6] . De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de boete niet strijdig is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft in dit geval het risico van ernstig lichamelijk letsel voor haar werknemer niet voldoende gemeden. De rechtbank acht onder deze omstandigheden de opgelegde boete van € 7.200,- passend en geboden.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE

Arbeidsomstandighedenwet

Artikel 16
[…]
10 De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.
[…].

Arbeidsomstandighedenbesluit

Artikel 3.16. Voorkomen valgevaar
1. Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
2 Er is in elk geval sprake van valgevaar bij aanwezigheid van risicoverhogende omstandigheden, openingen in vloeren, of als het gevaar bestaat om 2,5 meter of meer te vallen.
[…]
5 Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
Artikel 9.9b
1. Als overtreding ter zake waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met de voorschriften welke zijn opgenomen in de volgende artikelen:
[…]
c. van hoofdstuk 3: de artikelen […] 3.16, eerste en vijfde lid, […];
[…].

Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving

Artikel 1. Boeteoplegging
[…]
11. Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
[…]

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2013:BY9911.
3.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2021:1111, r.o. 8.
4.Zie ECLI:NL:RVS:2021:2277, r.o. 6.4.
5.Zie ECLI:NL:RVS:2019:1759, r.o. 8.4.
6.Artikel 1, derde lid, onder a en de tarieflijst van de Beleidsregels, en artikel 1, het achtste lid, aanhef en onder b, en het tiende lid, van de Beleidsregels.