ECLI:NL:RBDHA:2022:3623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
NL20.21313, NL20.21314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvragen en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak hebben eisers, [naam 1] en [naam 2], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op respectievelijk 9 november 2019 en 22 oktober 2019. De eisers hebben tevens verzocht om de vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en om vergoeding van proceskosten. Op 1 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, alsnog op de asielaanvragen beslist en heeft hij vastgesteld dat eisers recht hebben op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442. De gemachtigde van eisers heeft echter niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of de inwilligende beschikkingen aanleiding zijn om de beroepen in te trekken.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan eisers is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 11 februari 2021 reeds de bestuurlijke dwangsom van € 1.442 aan eisers heeft betaald.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op 20 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.21313 en NL20.21314

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser

[naam 2], eiseres
mede namens hun minderjarige kinderen
[naam 3]
[naam 4]
gezamenlijk te noemen eisers
V-nummers: [nummer 3] en [nummer 4]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van
9 november 2019 respectievelijk 22 oktober 2019. Eisers hebben daarbij verzochtde bestuurlijke dwangsom vast te stellen en tevens verzocht om vergoeding van proceskosten.
Op 1 februari 2021 is alsnog op de asielaanvragen van eisers beslist. Verweerder heeft zich in hetzelfde besluit eveneens op het standpunt gesteld dat eisers recht hebben op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442.
Gemachtigde van eisers heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank van 10 februari 2021 of de inwilligende beschikkingen aanleiding zijn om de beroepen in te trekken.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijk uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eisers is tegemoet gekomen door hangende de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 11 februari 2021 reeds de bestuurlijke dwangsom ten bedrage van € 1.442 aan eisers heeft betaald.
5. Overeenkomstig het verzoek van eisers veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50
(driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.