ECLI:NL:RBDHA:2022:3619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
AWB 21/6503, AWB 21/6504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 7 april 2022, hebben eiseressen, beiden van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) hadden afgewezen. Eiseres 1 had een aanvraag ingediend voor een mvv nareis, terwijl eiseres 2 een aanvraag deed in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres 1 een tijdelijke verblijfsstatus in Duitsland heeft en daardoor reeds het recht heeft om Nederland in te reizen. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiseres 1 niet-ontvankelijk is, omdat zij met het beroep niet in een gunstiger positie kan komen. Het beroep van eiseres 2 werd ongegrond verklaard, omdat het evident niet de bedoeling was om de twee van elkaar te scheiden. De rechtbank heeft de beroepen op de zitting behandeld, waarbij de gemachtigden van de eiseressen aanwezig waren, evenals de referente en haar woonbegeleider. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 21/6503 en AWB 21/6504
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaken tussen

[naam 1], eiseres 1, V-nummer: [nummer 1], en

[naam 2], eiseres 2, V-nummer: [nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Alberts en mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 11 oktober 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar tegen de weigering van eiseressen om hen een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 april 2022 op een zitting behandeld. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens waren aanwezig [naam 3], referente, en haar woonbegeleider [naam 4]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep in de zaak met nummer AWB 21/6503 niet-ontvankelijk,
 verklaart het beroep in de zaak met nummer AWB 21/6504 ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseressen stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] 1982 en [geboortedatum 2] 2019 en de Eritrese nationaliteit te bezitten.
2. Referente stelt de dochter van eiseres 1 en de halfzus van eiseres 2 te zijn. Zij heeft ten behoeve van hun overkomst naar Nederland aanvragen ingediend om verlening van een mvv. Voor eiseres 1 betreft dit een mvv nareis en voor eiseres 2 een mvv in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bij twee afzonderlijke besluiten van 13 oktober 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres 1 niet voldoet aan de voorwaarden voor nareis omdat referente ten tijde van het indienen van de aanvraag geen alleenstaande minderjarige was zoals bedoeld in artikel 2, onder f, van de Richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn). Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de aanvraag van eiseres 2 moet worden afgewezen opdat zij bij eiseres 1, haar moeder, gezinsleven kan blijven uitoefenen zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
3. Eiseressen hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Bij de bestreden besluiten is dit bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
4. De bestuursrechter moet ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep beoordelen. Niet in geschil is dat eiseres 1 een tijdelijke verblijfsstatus in Duitsland heeft, zodat zij reeds het recht heeft om Nederland in te reizen. Eiseres 1 kan daarom met het beroep in de zaak AWB 21/6503, dat gaat over een mvv, zijnde een inreisvisum, niet in een gunstiger positie komen. Dit beroep is dan ook niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
5. Reeds omdat het evident niet de bedoeling is om eiseres 1 en eiseres 2 van elkaar te scheiden en gelet op het voorgaande dient het beroep van eiseres 2 ongegrond te worden verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 7 april 2022, en wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.