In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep van de Stichting Rookpreventie Jeugd tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de eiseres, Stichting Rookpreventie Jeugd, geen bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 21 december 2018, waarin het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk was toegewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt, waardoor het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat alleen de derde partijen, het Koninklijk Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN) en de International Organization for Standardization (ISO), bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft ter zitting geen verklaring kunnen geven voor het niet indienen van bezwaar. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren, zonder in te gaan op de inhoudelijke aspecten van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige bezwaarprocedures in bestuursrechtelijke zaken.