Overwegingen
1. Eiser heeft op 25 november 2021 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Bij het raadplegen van Eurodac is verweerder gebleken dat eiser op 28 februari 2018 een asielaanvraag heeft gedaan in Oostenrijk. Op 21 januari 2022 heeft verweerder de Oostenrijkse autoriteiten gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening. Dit verzoek hebben de Oostenrijkse autoriteiten afgewezen op 4 februari 2022. De Oostenrijkse autoriteiten hebben verweerder hierbij geïnformeerd dat de Italiaanse autoriteiten, toen de Oostenrijkse autoriteiten eiser wilden claimen op grond van de Dublinverordening, aan hen het navolgende hebben medegedeeld:
(…)
Following Your request concerning the above named person, this is to inform you that the ltalian Authorities cannot accept to take back him because, under the above named Alias, He was granted the international protection in Italy and a residence permit for "subsidiary protection" expiring on 13/11/2018 issued by the police headquarters in FROSINONE. Consequently, this case doesn't fall within the competence of this office any more since the asylum procedure has been completed in ltaly.
(…)
3. De Oostenrijkse autoriteiten hebben voorts aan verweerder in hetzelfde bericht van 4 februari 2022 medegedeeld dat zij eiser op 24 mei 2018 hebben uitgezet naar Italië.
4. Op 9 februari 2022 heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening. In het claimverzoek heeft verweerder onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
Eurodac showed that the person concerned applied for international protection in Austria on 28 February 2018 (Date of finger printed 1 March 2018). Please note that Eurodac does not show any hits in Italy.
(…)
On grounds of these declarations and the hit in Eurodac I sent a take back request to Austria on grounds of article 18, clause 1(d) of Regulation (EU) No 604/2013 on 21 January 2022. On 4 February 2022 Austria rejected our take back request due to the fact that the above-mentioned person was at the time of the procedure a beneficiary of subsidiary protection in Italy and on 24 May 2018 he was expelled from Austria to Italy. Enclosed you will find the Italian response to the Austrian take back request dated 20 March 2018. The Austrian rejection confirmed his declarations.
Concerning Italy, the person concerned stated that he received a Residence Document in 2011 in Italy, valid for three years, on a humanitarian base, that could be renewed afterwards. He also stated that he lost this document. Also, the person concerned stated that he lived in Italy after his last deportation, until he traveled by bus to our country in November of 2021. Unfortunately he did not give us more information about his whereabouts since he was expelled from Austria to Italy. Since his declarations about his stay in Austria and deportation to Italy are confirmed, his declarations about his continued stay in Italy are also credible to me. There are no indications that the person concerned left the Dublin territory since he was expelled from Austria to Italy.
In case the subsidiary protection in Italy actually has ended, Regulation (EU) No 604/2013 is applicable again.
In view of the above, Italy is responsible for taking back the person concerned based on grounds of article 18, clause 1(d) of Regulation (EU) No 604/2013.
(…)
5. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 17 februari 2022 geweigerd. Hierbij hebben de Italiaanse autoriteiten het navolgende medegedeeld:
(…)
With reference to your request concerning the above-named person/s, this is to inform you that the Italian authorities cannot accept to take him/her back because, under the above-named alias, he/she was granted a residence permit for "subsidiary protection" issued by the Police Department in Frosinone, expired on 13/11/2018.
Consequently, this case does not fall within the competence of this office any more, since the asylum procedure has been completed in Italy.
(…)
6. Op 21 februari 2022 heeft verweerder te kennen gegeven dat de asielaanvraag van eiser in de nationale procedure zal worden behandeld.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Omdat eiser internationale bescherming heeft in Italië, heeft hij een sterkere band met Italië dan met Nederland en dient hij zich naar Italië te begeven om zijn rechten als statushouder te effectueren. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag worden uitgegaan dat Italië zijn verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag, artikel 3 van het EVRM en artikel 3 van het Antifolterverdrag naleeft. Eiser is er volgens verweerder niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Italië zich in zijn geval niet aan voornoemde verdragen houdt. Niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten niet hebben voldaan aan hun verplichtingen of dat ze dat in de toekomst niet zullen doen. Eiser wordt op grond van artikel 62a, derde lid, van de Vw 2000 een vertrektermijn onthouden en wordt opgedragen zich naar Italië te begeven.
8. Eiser voert aan dat het bestreden besluit miskent dat de situatie waarin hij zich reeds heeft bevonden een schending van artikel 3 van het EVRM oplevert en overdracht aan Italië een nieuwe schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest zal opleveren. Eiser heeft in de praktijk geen daadwerkelijke en effectieve bestaanszekerheid in Italië gehad. Eiser is daardoor terecht gekomen in een situatie waarin hij langdurig dakloos was, zich gedwongen zag om zich te prostitueren en een marginaal bestaan leidde. Daarnaast is hij extra angstig geworden doordat hij problemen kreeg door een video waarin te zien is dat hij seks had met een man en die in het openbaar is gebracht door diens ex-vrouw. In de aanvullende gronden van beroep heeft eiser betwist dat aan hem op enig moment internationale bescherming is verleend omdat een dergelijke status niet kan “verlopen” en thans, gelet op de reactie van de Italiaanse autoriteiten, onduidelijk is op welke gronden eerder aan eiser een verblijfsrecht is toegekend. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder dit nader dient te onderzoeken. Voor zover hij als statushouder zou moeten worden aangemerkt, kan van hem niet worden gevergd om zijn rechten in Italië te effectueren. Eiser heeft reeds getracht zijn verblijfsrecht ter verlengen, maar is daar niet in geslaagd omdat de Italiaanse autoriteiten hiervoor vereisen dat eiser een paspoort overlegt en hij hieraan niet kan voldoen. Eiser heeft deze en de hiermee samenhangende beroepsgronden onderbouwd met zijn verklaringen, met een documenten dat hij heeft verkregen en met algemene informatie en heeft tevens verwezen naar jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Eiser heeft onder meer het navolgende document overgelegd:
- Een aangifte van vermissing van een in Italië afgegeven verblijfsvergunning en in Turijn afgegeven identiteitskaart, opgemaakt op 8 juni 2018 op het Hoofdbureau van Politie te Turijn, Commissariaat van de Politie San Donato loket voor de burgers;
Eiser heeft aangevoerd dat hij, nadat deze aangifte is opgemaakt, is doorverwezen naar Frosinone, de plaats waar eiser is geregistreerd. Eiser is toen te verstaan gegeven dat hij meer documenten moest overleggen waaronder een paspoort, om opnieuw een verblijfsrecht te verkrijgen. Eiser heeft informatie van onder andere Vluchtelingenwerk Nederland overgelegd waaruit blijkt dat voor de verlenging van een verblijfsvergunning een adres en geregistreerde verblijfplaats nodig is. Eiser beschikt hier niet over en is dus niet in staat een verblijfsrecht te (her)krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank overweegt dat de meest verstrekkende beroepsgrond ziet op de vraag of aan eiser door de Italiaanse autoriteiten
internationale beschermingzoals is geregeld in de Kwalificatierichtlijn is verleend of een
nationaalrechtelijke verblijfstitelis toegekend.
10. Indien aan eiser internationale bescherming is verleend en deze status voortduurt, is - in beginsel - de (weder-)toelating van eiser tot Italië gewaarborgd en komen aan eiser rechten toe waarvan in – beginsel - mag worden uitgegaan dat eiser in staat is die rechten zelf te effectueren. Indien een eerder verleende status niet voortduurt of aan eiser een nationaalrechtelijk verblijfsrecht is toegekend, heeft verweerder geen bevoegdheid om de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000.
11. Eiser heeft verklaard, zoals verweerder ook heeft opgenomen in zijn claimverzoek aan de Italiaanse autoriteiten, dat aan hem een verblijfsrecht op humanitaire gronden is verleend en dat dit verblijfsrecht vernieuwd kon en moest worden. Een dergelijke verblijfstitel is een nationaalrechtelijk verblijfsrecht en geen internationale bescherming. Eiser heeft tevens verklaard dat hij ook heeft getracht zijn verblijfsrecht te vernieuwen, maar dat dit niet is gelukt omdat hij documenten moest overleggen die hij niet meer had. Hij heeft aangifte van vermissing van deze documenten gedaan. Eiser heeft verklaard dat de Oostenrijkse autoriteiten deze documenten hebben ingenomen en niet hebben geretourneerd toen zij hem hebben uitgezet naar Italië. Eiser stelt dus dat aan hem geen internationale bescherming is verleend en hij de benodigde documenten om zijn nationaalrechtelijke verblijfsrecht te (her)krijgen niet bezit en niet kan verkrijgen.
12. Uit het Unierecht en vaste jurisprudentie volgt dat het verlopen van een
verblijfsvergunningniet met zich brengt dat een vreemdeling geen internationale beschermingsstatus meer heeft. Een internationale beschermingsstatus eindigt immers alleen na een individuele beoordeling door de autoriteiten en een besluit waartegen ook rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van de internationale beschermingsstatus vergt niet alleen een individuele beoordeling, maar kan ook alleen plaatsvinden op grond van de limitatief opgesomde gronden in de Kwalificatierichtlijn en, voor zover de vluchtelingenstatus is toegekend, het Vluchtelingenverdrag. Een internationale beschermingsstatus kan dus niet “spontaan verlopen”.
13. De rechtbank stelt vast dat in de Eurodac-bevraging van 27 november 2021 niet is geregistreerd dat een lidstaat van de Unie aan eiser internationale bescherming heeft verleend. De enige gegevens die wel zijn geregistreerd zijn de asielaanvraag van eiser in Oostenrijk op 28 februari 2018 en het afnemen van vingerafdrukken van eiser in Oostenrijk op 1 maart 2018. Dit betekent niet dat hieruit geconcludeerd kan worden dat er een besluit tot intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van een door Italië verleende internationale beschermingsstatus is genomen. Het “doel van Eurodac”, zoals dit is benoemd in de Eurodac-verordening, veronderstelt naar het oordeel van de rechtbank dat niet alleen de verlening, maar ook de intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van de internationale beschermingsstatus in Eurodac dient te worden geregistreerd om zodoende aan alle lidstaten bij de enkele raadpleging duidelijkheid te verschaffen over de verblijfsrechtelijke status van de derdelander. Hierbij is van belang dat ook vervallen verblijfstitels aanstonds duidelijk worden, omdat deze relevant kunnen zijn voor het bepalen van de op grond van de Dublinverordening verantwoordelijke lidstaat en voor de beoordeling van verblijfsaanspraken en rechten van derdelanders en de daarmee corresponderende verplichtingen van lidstaten.
De verplichting voor de lidstaten om deze gegevens in Eurodac te registreren is opgenomen in de Eurodac-verordening. In deze verordening is ook de verplichting opgenomen voor lidstaten om indien deze over aanwijzingen beschikken dat de opgeslagen gegevens onjuist zijn, de lidstaat die de gegevens heeft geregistreerd of dient te registreren zo spoedig mogelijk hiervan in kennis te stellen. Verweerder heeft in het claimverzoek de Italiaanse autoriteiten gewezen op de omstandigheid dat er in Eurodac geen “Italiaanse hits” zijn opgenomen. De Italiaanse autoriteiten hebben in hun reactie op het claimverzoek de Dublinclaim afgewezen zonder hierbij te reageren op de opmerking van verweerder over het ontbreken van een “Italiaanse Eurodac-registratie”. De rechtbank constateert dat verweerder kennelijk berust in de omstandigheid dat een andere lidstaat niet (volledig) op zijn verzoek reageert, terwijl de aard en strekking van de constatering van verweerder doorslaggevend is voor het bepalen of verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk kan verklaren. Verweerder verbindt echter geen conclusies aan zijn vaststelling dat Italië de Dublinverordening niet van toepassing acht, maar desondanks niet in Eurodac heeft laten registreren dat eiser een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Italië en evenmin blijkt dat dit verzoek is ingewilligd en aan eiser vervolgens internationale bescherming is verleend.
14. Verweerder stelt ten aanzien van Italië in het algemeen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te mogen gaan en dat in de onderhavige procedure ook te mogen en ook daadwerkelijk te doen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel omvat volgens verweerder en -vooralsnog ook- volgens de Afdeling, óók het vertrouwen dat andere lidstaten bijvoorbeeld geboortedata en de verlening van een internationale beschermingsstatus correct vaststellen en correct laten opnemen “in de systemen”. Deze registraties moeten op grond van de Afdelingsjurisprudentie worden weerlegd door de derdelander, waarbij de “normale bewijsregels” niet van toepassing zijn, maar ten aanzien van een registratie een “weerlegbaar rechtsvermoeden” geldt ondanks de precaire bewijspositie van de vreemdeling vanwege de hoge eisen die daaraan in de nationale rechtspraktijk worden gesteld.
15. Verweerder heeft ook geconstateerd dat in weerwil van de communicatie tussen de Italiaanse en de Oostenrijkse autoriteiten, de Italiaanse autoriteiten niet in Eurodac hebben laten opnemen dat zij internationale bescherming hebben verleend. Verweerder heeft dit immers vermeld in het claimverzoek aan de Italiaanse autoriteiten. Ook na de afwijzing van het claimverzoek door de Oostenrijkse autoriteiten en de motivering hiervan, heeft verweerder wederom een Dublinclaim gelegd. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder zich bij de beslissing om te claimen heeft laten leiden door de Eurodac-bevraging. Indien aan eiser internationale bescherming is verleend door Italië, had deze verlening in Eurodac moeten worden opgenomen. Door het aanvragen en verlenen van internationale bescherming niet in Eurodac op te nemen, schendt Italië zijn Unierechtelijke verplichting hiertoe en wordt de Dublinverordening in zekere zin ondermijnd. Indien eiser ten overstaan van de Oostenrijkse autoriteiten niet had verklaard dat hij eerder in Italië heeft verbleven en zijn in Italië verkregen documenten niet had overgelegd, had Oostenrijk niet kunnen weten dat eiser in Italië een asielverzoek heeft ingediend, zijn vingerafdrukken heeft afgestaan en een verblijfstitel heeft verkregen. Indien eiser deze omstandigheden had verzwegen, was zijn asielaanvraag inhoudelijk door de Oostenrijkse autoriteiten behandeld en was hij niet uitgezet naar Italië, eenvoudigweg omdat de Italiaanse autoriteiten hun verplichtingen die voortvloeien uit de Eurodac-verordening in het geval van eiser niet zijn nagekomen. Verweerder heeft geen aanleiding gezien zich nader te vergewissen van de grondslag van het verblijfsrecht dat door de Italiaanse autoriteiten aan eiser is verleend en inmiddels is verlopen. Verweerder stelt zich -kennelijk en enkel in deze procedure- op het standpunt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel deelbaar is. Ten aanzien van het nakomen van verplichtingen van Italië jegens eiser gaat verweerder, blijkens zijn besluit en ondanks de verklaringen van eiser en de door hem overgelegde producties, onverkort uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
16. De rechtbank overweegt dat verweerder indien hij ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit wenst te gaan, hierin consequent dient te zijn. Verweerder zal indien hij uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel de registratie in Eurodac als uitgangspunt dienen te nemen voor zijn besluitvorming, ofwel nader moeten motiveren waarom de verklaringen van eiser, in samenhang met het overgelegde document en landeninformatie, geen aanknopingspunten vormen voor twijfel aan het uitgangspunt dat Italië zijn verplichtingen jegens eiser is nagekomen en na terugkeer na zal komen zodat eiser gevrijwaard blijft in een situatie te komen verkeren die in strijd is met artikel 3 EVRM.
17. Verweerder ziet in de omstandigheid dat er in Eurodac niet is geregistreerd dat aan eiser internationale bescherming is verleend geen aanknopingspunt voor twijfel aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel en ook geen twijfel aan de aanname dat het (verlopen) verblijfsrecht van eiser is verleend op grond van aan hem verleende internationale bescherming. Verweerder heeft evenwel geen overwegingen gewijd aan de bewoordingen van de reactie van de Italiaanse autoriteiten op zijn claimverzoek. Eiser heeft aangevoerd dat uit de bewoordingen in de reactie op het claimverzoek niet blijkt of enkel het verblijfsrecht is verlopen of ook de grondslag voor dat verblijfsrecht. In dat laatste geval zou te gelden hebben dat niet waarschijnlijk is dat aan eiser internationale bescherming is verleend omdat, zoals hiervoor overwogen, een dergelijk status niet kan “verlopen” maar een uitdrukkelijke beslissing van de autoriteiten vereist.
18. Uit de informatie van de Italiaanse autoriteiten en de motivering in het bestreden besluit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk of aan eiser internationale bescherming of een nationaalrechtelijk verblijfsrecht is verleend. De rechtbank constateert dat verweerder kennelijk zelf twijfelt of aan eiser internationale bescherming is verleend. Verweerder heeft immers op 9 februari 2022 een claimverzoek op grond van de Dublinverordening ingediend bij de Italiaanse autoriteiten. In het geval verweerder zelf twijfelt, dient hij alvorens hij een besluit neemt die twijfel weg te nemen. Verweerder stelt dat aan eiser internationale bescherming is verleend en hij daardoor bevoegd is de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren, zodat op verweerder de bewijslast rust dat eiser een zogenoemde statushouder is. Verweerder kan bovendien eenvoudiger dan eiser contact opnemen met de Italiaanse autoriteiten en zich nader vergewissen van de aard en de grondslag van de bescherming die op enig moment aan eiser is verleend door de Italiaanse autoriteiten. Verweerder is dan ook, gelet op de concrete omstandigheden van dit geval, gehouden elke twijfel weg te nemen in plaats van de asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Verweerder zal zich nader dienen te vergewissen van de grondslag van het inmiddels verlopen verblijfsrecht dat eiser in Italië had, en dient daartoe contact op te nemen met de Italiaanse autoriteiten.
19. De rechtbank overweegt voorts dat in de Kwalificatierichtlijn in hoofdstuk VII normen zijn gesteld voor de inhoud van de internationale bescherming die een lidstaat van de Europese Unie aan onderdanen van derdelanden heeft verleend. In hoofdstuk VII van de Kwalificatierichtlijn staat onder meer dat de lidstaten onderdanen van derdelanden die internationale bescherming genieten onder dezelfde voorwaarden als voor de eigen onderdanen, onbeperkt toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en sociale voorzieningen verlenen. Verder moeten de lidstaten onderdanen van derde landen die internationale bescherming genieten toegang bieden tot integratieprogramma’s die zij passend achten om rekening te houden met hun specifieke behoeften of zorgen zij voor omstandigheden waaronder de toegang tot dergelijke programma’s is gewaarborgd.
20. Indien “enkel” sprake zou zijn van het verlopen zijn van het verblijfsrecht dat aan een internationale beschermingsstatus kan worden ontleend, brengt het interstatelijk vertrouwensbeginsel mee dat -in beginsel- van de statushouder mag worden gevergd zijn rechten zelf te kunnen effectueren en dat ook daadwerkelijk te doen. In dat geval zou eiser in beginsel in staat mogen worden geacht om onder meer zijn verblijfsrecht te opnieuw te verkrijgen.
21. Eiser heeft betwist dat aan hem internationale bescherming is verleend en heeft tevens aangevoerd dat voor zover hij wel als statushouder moet worden aangemerkt, hij heeft getracht zijn rechten te effectueren maar daarin niet is geslaagd en het effectueren van statushouder-rechten in Italië ook niet mogelijk is. Eiser heeft daarbij verklaard welke inspanningen hij heeft geleverd om een verblijfsrecht te verlengen en te verkrijgen. Hij heeft tevens verklaard dat hij niet in staat is te voldoen aan de eisen om zijn verblijfstitel te verlengen en heeft ter onderbouwing van dit standpunt een document en algemene informatie overgelegd.
22. De rechtbank overweegt dat in deze fase van de procedure onvoldoende duidelijk is of aan eiser daadwerkelijk internationale bescherming is verleend door Italië en of deze mogelijk verleende status thans voortduurt. De bewijslast hiervoor ligt bij verweerder en verweerder heeft zijn besluit dus niet zorgvuldig voorbereid en niet draagkrachtig gemotiveerd.
23. De rechtbank overweegt dat de gevolgen van het niet verschijnen ter zitting en het dus niet kunnen beantwoorden van vragen van de rechtbank normaalgesproken voor die partij komen die die keuze maakt. Dit zou betekenen dat de rechtbank het beroep gegrond dient te verklaren, het besluit vernietigt en verweerder opdraagt om met inachtneming van de voorgaande overwegingen een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen. De rechtbank heeft evenwel ter zitting besproken dit in het onderhavige geval niet te zullen doen. De rechtbank acht het in het belang van eiser om verweerder in deze procedure de gelegenheid te geven zich nader te vergewissen van de aard en strekking van de bescherming die eiser enige tijd in Italië heeft gehad door zich te wenden tot de Italiaanse autoriteiten. Eiser heeft eerst in de gronden van beroep en na uitbrengen van het verweerschrift aangegeven ook te betwisten dat aan hem
internationalebescherming is verleend. Verweerder heeft hier nog niet op gereageerd en heeft zichzelf die kans ontnomen door niet (alsnog) ter zitting te verschijnen. Indien de rechtbank echter volstaat met gegrondverklaring van het beroep, zal het tijdsverloop niet kunnen worden beperkt door de rechtbank. Weliswaar kan de rechtbank verweerder een termijn stellen om opnieuw te beslissen op de aanvraag echter, indien verweerder hier niet aan voldoet, kan de rechtbank besluitvorming niet afdwingen of zelfs maar bespoedigen en zal eiser wellicht een separate procedure moeten starten enkel om besluitvorming af te dwingen. De rechtbank zal daarom een tussenuitspraak doen en verweerder in deze procedure in de gelegenheid stellen zich nader te vergewissen en zijn besluit nader te motiveren. De rechtbank zal dan bovendien in staat zijn regie te voeren met betrekking tot zowel het tijdsverloop, als de inhoud van de uiteindelijke toetsing van het (nader gemotiveerde) besluit.
24. Gelet op het dossier, het verhandelde ter zitting en de rechtsvragen die voorliggen, zal de rechtbank verweerder opdragen om zich door middel van het stellen van vragen aan de Italiaanse autoriteiten nader te vergewissen van het navolgende:
- “In uw brief van 17 februari 2022 heeft u aangegeven dat “a residence permit for "subsidiary protection" issued by the Police Department in Frosinone, expired on 13/11/2018”. Is aan eiser internationale bescherming zoals bedoeld in de Kwalificatierichtlijn verleend of is aan eiser een verblijfsvergunning op nationaalrechtelijke gronden verleend ?
- Indien aan eiser internationale bescherming is verleend, is dan op enig moment beslist tot intrekking, beëindiging of niet-verlenging van deze status?
- Kan eiser, indien de internationale beschermingsstatus thans voortduurt, zijn eerder toegekende verblijfsrecht verlengen, dan wel opnieuw een verblijfsrecht verkrijgen op grond van deze status? Zo ja, welke eisen worden daaraan gesteld en hoe kan eiser, die niet in het bezit is van identificerende documenten en niet beschikt over een geregistreerd adres, zijn eerder toegekend verblijfsrecht verlengen of opnieuw verkrijgen?
- Heeft eiser, indien aan hem internationale bescherming is verleend en hij zijn verblijfsrecht heeft verlengd, toegang tot huisvesting, gezondheidszorg en de arbeidsmarkt op vergelijkbare wijze als Italiaanse onderdanen?
- Heeft eiser, indien aan hem internationale bescherming is verleend en hij zijn verblijfsrecht heeft verlengd, recht op sociale voorzieningen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien indien hij er niet in slaagt betaald werk te verkrijgen, op een vergelijkbare wijze als Italiaanse onderdanen?“
25. De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen om aan te geven of hij gebruik wil maken van de geboden mogelijkheid om zijn besluit aanvullend te motiveren op de wijze die de rechtbank geraden acht en hiervoor heeft beschreven. Hierbij heeft vanzelfsprekend te gelden dat verweerder ook in elke fase van deze procedure kan constateren dat Italië aan eiser nimmer internationale bescherming heeft verleend waardoor er geen bevoegdheid bestaat om de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren. Verweerder is bovendien te allen tijde bevoegd om de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen. Het niet-ontvankelijk verklaren vanwege een door een andere lidstaat reeds verleende internationale beschermingsstatus is immers een bevoegdheid en geen verplichting. Verweerder is dus ook bevoegd het besluit in te trekken en de asielaanvraag van eiser inhoudelijk te behandelen. Eiser beoogt met het instellen van het beroep nu juist dat verweerder zijn asielaanvraag inhoudelijk behandelt. Het komt de rechtbank dan ook voor dat de beslissing om het bestreden besluit in te trekken en de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen van een slechts zeer summiere motivering behoeft te worden voorzien.
26. Verweerder krijgt een week de gelegenheid om aan te geven of hij van de mogelijkheid om zich nader te vergissen bij de Italiaanse autoriteiten gebruik wil maken.
De rechtbank verwacht van verweerder dat indien hij mededeelt gebruik te willen maken van deze mogelijkheid, hij de door de rechtbank benoemde vragen binnen vier weken na deze mededeling zal stellen.
27. De rechtbank wijst er nadrukkelijk op dat deze tussenuitspraak niet voorziet in een gelegenheid voor verweerder om zijn standpunt nader te onderbouwen zonder zich te vergewissen bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank overweegt reeds nu dat een dergelijke nadere motivering buiten beschouwing zal worden gelaten door de rechtbank wegens strijd met de goede procesorde. Verweerder had zijn standpunt immers nader kunnen onderbouwen door ter zitting te verschijnen.
28. De rechtbank gaat er van uit dat verweerder (de gemachtigde van) eiser en de rechtbank op de hoogte houdt van zijn handelen. De rechtbank verzoekt verweerder de gestelde vragen en de door de Italiaanse autoriteiten gegeven antwoorden integraal toe te voegen aan het digitale dossier zodra deze beschikbaar zijn. De rechtbank zal vervolgens in overleg met partijen bepalen of een nadere behandeling ter zitting wenselijk is of dat partijen willen volstaan met een nadere schriftelijke reactie.
29. De rechtbank concludeert dat vooralsnog onvoldoende vast is komen te staan dat aan eiser door Italië internationale bescherming is verleend en deze status thans voortduurt. Aan de beoordeling van de vraag of verweerder van eiser mag verwachten zijn rechten als statushouder zelf te kunnen effectueren en hem daarom kan worden opgedragen zich naar Italië te begeven komt de rechtbank dan nu ook nog niet toe.
30. Ter zitting is nader ingegaan op de medische problematiek van eiser. De rechtbank heeft eiser voorgehouden dat op grond van uitsluitend zijn verklaringen vooralsnog niet zal worden geconcludeerd dat eiser “bijzonder kwetsbaar” is. Eiser heeft aangegeven te zullen proberen medische gegevens te bemachtigen waarmee hij zijn kwetsbaarheid nader kan onderbouwen. Eiser heeft hierbij toegelicht dat hij zich meerdere malen tot de medische dienst op het AZC heeft gewend, maar hem is medegedeeld dat in verband met de verwachte korte duur van zijn asielprocedure hij vooralsnog niet wordt doorverwezen voor verder medisch onderzoek en mogelijk geïndiceerde behandelingen. De rechtbank overweegt dat voor zover de wijze van afdoening door verweerder van de asielaanvraag bepalend is voor het inschatten van de duur van de procedure en het op grond daarvan bepalen of de derdelander benodigde en passende medische zorg krijgt, niet in overeenstemming is met de aanspraken die eiser aan zijn status als verzoeker om internationale bescherming ontleent. Indien eiser, zoals hij stelt, aanzienlijke rugklachten en nierproblemen heeft en hem door een arts is medegedeeld dat hiervoor medische gronden bestaan voor nader onderzoek en behandeling, dan dient eiser deze noodzakelijk geachte zorg te verkrijgen.
31. De rechtbank acht het gelet op het bovenstaande niet opportuun om thans de overige beroepsgronden te bespreken.
32. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Dat betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.