ECLI:NL:RBDHA:2022:3501
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoekster die samen met haar minderjarige kinderen asiel heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze procedure. De asielaanvraag van verzoekster was eerder op 9 november 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 maart 2022 in Middelburg, waar verzoekster en haar gemachtigde, mr. J.J.J. Jansen, aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL21.17642) die samenhangt met deze procedure. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.