ECLI:NL:RBDHA:2022:3498
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijk ongegrondheid met verwijzing naar echtgenote's relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Russische nationaliteit bezittende man, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zijn asielaanvraag op 9 november 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag verwezen naar het relaas van zijn echtgenote, die recentelijk bekeerd zou zijn tot de religie van de Jehova’s getuigen. De rechtbank heeft het beroep, samen met andere aanverwante zaken, behandeld op 3 maart 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en er was een tolk aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag van eisers echtgenote ook was afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat zij haar asielmotief niet aannemelijk had gemaakt. Gezien deze afwijzing kwam eiser niet in aanmerking voor toelating op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.