In deze zaak heeft verzoekster, AirHelp Limited, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.W.D. Bom, rechter bij de Rechtbank Den Haag. Het verzoek is ingediend op 21 februari 2022 en betreft de motivering van beslissingen in een eerder vonnis van 1 juni 2021 en een tussenvonnis van 8 februari 2022. Verzoekster stelt dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt door haar in het vonnis in incident als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten, terwijl zij in dat vonnis niet in het ongelijk was gesteld. Daarnaast heeft de rechter geweigerd het vonnis te herstellen en zou verzoekster onterecht zijn belast met een onmogelijke bewijslast in het tussenvonnis.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek te laat is ingediend, aangezien verzoekster niet tijdig op de hoogte was van alle relevante feiten en omstandigheden. De wrakingskamer oordeelt dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking, omdat zij niet heeft kunnen aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigen. Bovendien overweegt de wrakingskamer dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het niet zou zijn toegewezen, omdat het betrekking heeft op de inhoud van beslissingen van de rechter, wat buiten de beoordeling van de wrakingskamer valt.
De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken op 21 maart 2022, waarbij de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.